In plaats van intervisie
Reflectie op het gesprek
Regie
Een veiligheidsplan is belangrijk bij blijvende onveiligheid. Zo’n plan brengt in kaart wat de directe onveilige situaties zijn en wat er nodig is om de onveiligheid te stoppen, de zogenaamde veiligheidsvoorwaarden. Je maakt een veiligheidsplan altijd samen met de betrokkenen. Het doel is stabiliteit in de situatie krijgen en hier samen afspraken over maken.
Hier lees je meer over hoe je een veiligheidsplan kunt maken.
Veiligheidsplan
Puber Mark woont bij zijn ouders die fysieke en mentale problemen hebben. Mark heeft ADHD, is beïnvloedbaar, reageert impulsief en bedreigt zijn ouders Janet en Wilma regelmatig. Het gezin heeft al veel opvoedbegeleiding en hulp gehad. De hulpverlener uit het wijkteam merkt dat de ouders bang zijn voor Mark. Hij bedreigde Wilma al eens met een vork. Marks ouders willen niet dat er een melding bij Veilig Thuis wordt gedaan, want ze zijn bang dat Mark dan uit huis wordt geplaatst. De hulpverlener twijfelt: melden of niet?
Casus: Mark en zijn ouders
Conny: ‘Misschien kunnen we dit soort gesprekken eens in plaats van intervisie doen. Daarin bespreken we vaak ad hoc casussen en hebben we nog te weinig aandacht voor structurele problemen.’
Conny sluit de bijeenkomst af: ‘Dat jullie het praten over de meldcode waarderen, bevestigt voor mij weer dat een indirecte aandachtsfunctionaris echt een functie zou moeten zijn. Ook gaan we voortaan in de teamvergadering sparren en bespreken wat de meldcode betekent in onze caseloads. Zo blijven we leren van elkaar en dat helpt om het bij de cliënten thuis beter uit te dragen.’
Zijn er tips voor andere teams die ook in gesprek willen met de handreiking? Conny: ‘Door tijdsdruk lijkt er vaak geen ruimte te zijn voor dit soort gesprekken. Toch is het nodig om er tijd voor in te ruimen. Iemand moet dan wel het initiatief nemen.
Ook een gesprek voeren met andere betrokken partijen, zoals scholen, zou mooi zijn. Ik hoor weleens iets waarvan ik denk: dit is echt een meldcode-verhaal. Maar er wordt niets mee gedaan omdat de betrokkenen niet weten hoe dat aan te pakken. En als beroepsgroepen kunnen we óók van elkaar leren, dat gebeurt nog te weinig. Wij komen bij mensen thuis en zien soms veel meer.’
Mirjam: ‘Eigenlijk zou je eens met alle betrokken instanties bij elkaar moeten komen. En dan met elkaar delen: hoe maken jullie dit onderwerp bespreekbaar?’
Wendy: ‘Het is goed om weer eens te bespreken waar ieders verantwoordelijkheden liggen. Zodat je ook beseft: dit hoort niet bij mij maar bij een andere discipline.’
Na het gesprek wil Conny weten hoe het team het vond om op deze manier te reflecteren. ‘Zelf vond ik het goed om samen de stappen in het protocol op basis van de meldcode weer scherp te hebben. Een vraag aan jullie: als er een zorgelijke situatie is, ben ik jullie aanspreekpunt voor de meldcode. Stel, ik zou er niet zijn, waar halen jullie dan je informatie vandaan?’
Sandra: ‘Dan zou ik met Veilig Thuis bellen of sparren met andere collega’s. Ik ga het protocol weer eens lezen, bedacht ik tijdens ons gesprek, het is een beetje weggezakt.’
Conny: ‘Dat wordt dus een agendapunt: het protocol opfrissen. Misschien moet ik er in een teamvergadering af en toe tijd aan besteden door een voorbeeld uit onze praktijk of een vraag uit de wekelijkste nieuwsbrief van de landelijke vakvereniging voor aandachtsfunctionarissen in een vergadering bespreken.’
Wie heeft de regie na een melding en wat zijn ieders taken en verantwoordelijkheden? Dat moet duidelijk worden vastgesteld, zegt het team.
Wendy: ‘Bij grote zorgen regel ik vaak een online multidisciplinair overleg met alle betrokken partijen. Waar liggen de verantwoordelijkheden? Dat geeft soms ook andere inzichten en iedereen is altijd bereid om mee te werken. Ketenpartners kunnen elkaar op deze manier scherp houden.’
De anderen vinden dit een goed idee. Na nog wat opties te hebben besproken, wordt deze casusbespreking afgerond.
Goed, er is gemeld bij Veilig Thuis. Wat nu? Conny: ‘Ik denk dat Veilig Thuis na onze melding als advies gaat geven: maak een veiligheidsplan.’
Mirjam: ‘Bij het maken van zo’n plan met een gezin werkt eerlijk benoemen wat je ziet het beste, ook al is het confronterend. Er is soms een kloof tussen hoe je er allebei in staat. Hoe kom je samen op een lijn? Dat kan lastig zijn. Bovendien moeten we wel proberen om de regie deels bij de cliënten te laten, en dus niet meteen in de reddende rol te duiken.’
Hoe voer je het gesprek met de ouders? Dat doe je het beste met alle betrokkenen uit het gezin en dan samen met een collega, vinden de ambulant begeleiders. Die collega kan ook de aandachtsfunctionaris zijn, die vaak van alle ins en outs op de hoogte is.
Conny: ‘Als er een aandachtsfunctionaris aanwezig is, maakt dat het gesprek meestal minder zwaar. Ook verdelen we weleens een casus tussen twee medewerkers.’
Wendy: ‘Of we kiezen er bewust voor dat een andere collega de boodschap brengt en dan weer vertrekt. Je kunt ook de samenwerking stoppen en uitleggen dat het niet meer helpend is voor ouders als je betrokken blijft. Dan draag je de casus over aan iemand anders. Dat betekent geen falen, al kan het heel lastig zijn.’
Maar omdat het over structurele én acute onveiligheid gaat - Mark dreigde met een vork - luidt de conclusie dat het toch beter is om meteen te melden bij Veilig Thuis. Daarbij is een aantal afwegingen van belang, aldus het team. Ten eerste is het belangrijk om de stress bij ouders over de melding weg te nemen. Sandra: ‘Ik ga in zo’n geval met de ouders in gesprek om op hun niveau uit te leggen wat de melding betekent.’
Wendy: ‘Het is logisch dat deze ouders bang zijn dat hun kind uit huis wordt geplaatst. Je moet eerst hun angst daarvoor wegnemen, uitleggen dat uit huis plaatsen niet de eerste stap is. We kijken eerst wat we aan mogelijkheden ter ondersteuning kunnen aanbieden. Ouders kunnen daarover meedenken.’
Bovendien kan het helpen om te benoemen dat je vanuit je professionele rol móét werken volgens de meldcode, vindt Conny. ‘Als je de meldcode brengt als hulpmiddel bij het beter laten lopen van de situatie in het gezin, denken cliënten veel meer mee. Het is ook belangrijk om betrokken kinderen goed te informeren. Praat niet alleen óver hen maar ook mét hen. Zeg dat je eerlijk tegen ze zult zijn.’
Conny opent de gesprekshandreiking en gaat naar de pagina ‘Meldcode-dilemma’s’ met daarop twaalf vraagstukken. Het team kiest het vraagstuk ‘Heeft het zin om te melden als je zelf al hulp biedt?’ Hierbij hoort een casus met Mark (zie kader).
Een heel herkenbare casus, vindt Mirjam. ‘Zo’n casus zouden wij ook kunnen hebben. Dan moet je afwegen: gaan we het nog even aankijken of doen we meteen een melding?’
In hun eigen praktijk vinden ze zo’n vraagstuk ook lastig. Is het misschien beter om eerst te bellen met Veilig Thuis of andere professionals voor extra informatie? Dat moet natuurlijk wel worden besproken met de ouders. Die zijn immers bang dat hun kind uit huis wordt geplaatst. Door erover te praten, kunnen ouders zelf meedenken over betere ondersteuning.
Eigenz in Rotterdam is onderdeel van organisatie Zuidwester voor mensen met een beperking en biedt thuisondersteuning en gezinsarrangementen waarbij ouders ondersteund worden bij het opvoeden van hun kinderen. Het zelforganiserende ambulante team bestaat uit achttien personen.
Conny:
‘We gaan voortaan in de teamvergadering sparren en bespreken wat de meldcode betekent in onze caseloads’
Sandra:
Sandra: ‘Ik ga het protocol weer eens lezen, het is een beetje weggezakt’
Meldcode-dilemma's
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina
Scroll naar beneden
Al is het soms lastig om er tijd voor te maken, het kan heel fijn en leerzaam zijn om met elkaar een gesprek te voeren over je handelen als het gaat om de meldcode. De gesprekshandreiking die Augeo hiervoor maakte, kan daarbij kan helpen. Aan de hand van casussen met herkenbare vraagstukken bespreek je met je team of met ketenpartners je eigen en elkaars handelen. Deze gesprekken kunnen ook helpen om samen tot overeenstemming te komen over wat een goede manier van handelen is bij bepaalde typen vraagstukken.
Op een maandag in juli gaan vijf Eigenz-medewerkers die ambulante opvoedondersteuning bieden aan de slag met de gesprekshandreiking. Gespreksleider Conny Jongmans is indirect aandachtsfunctionaris binnen Zuidwester voor de meldcode. De andere gesprekspartners zijn ambulant begeleiders Mirjam, Sandra en Wendy. Verder zit ambulant begeleider Nina erbij, die net begonnen is bij het team en vooral luistert.
In het levendige gesprek, dat bijna tweeënhalf uur duurt, bespreken ze een casus en vertellen over hun eigen ervaringen. Ze vullen elkaar aan, bevragen elkaar en vinden herkenning in de praktijkvoorbeelden.
reportage
6 min.
In het kader van het project ‘Wijzer met de meldcode’ maakte Augeo Foundation een online gesprekstool die teams en ketenpartners helpt om aan de hand van casussen te reflecteren op hun eigen handelen. Het ambulante team van Eigenz in Rotterdam ging er al mee aan de slag.
‘Goed om samen scherp te stellen’
Eerlijk benoemen
Rolverdeling
Angst wegnemen
Annemarie van Dijk
Conny:
‘We gaan voortaan in de teamvergadering sparren en bespreken wat de meldcode betekent in onze caseloads’
Zijn er tips voor andere teams die ook in gesprek willen met de handreiking? Conny: ‘Door tijdsdruk lijkt er vaak geen ruimte te zijn voor dit soort gesprekken. Toch is het nodig om er tijd voor in te ruimen. Iemand moet dan wel het initiatief nemen.
Ook een gesprek voeren met andere betrokken partijen, zoals scholen, zou mooi zijn. Ik hoor weleens iets waarvan ik denk: dit is echt een meldcode-verhaal. Maar er wordt niets mee gedaan omdat de betrokkenen niet weten hoe dat aan te pakken. En als beroepsgroepen kunnen we óók van elkaar leren, dat gebeurt nog te weinig. Wij komen bij mensen thuis en zien soms veel meer.’
Mirjam: ‘Eigenlijk zou je eens met alle betrokken instanties bij elkaar moeten komen. En dan met elkaar delen: hoe maken jullie dit onderwerp bespreekbaar?’
Wendy: ‘Het is goed om weer eens te bespreken waar ieders verantwoordelijkheden liggen. Zodat je ook beseft: dit hoort niet bij mij maar bij een andere discipline.’
In plaats van intervisie
Conny: ‘Misschien kunnen we dit soort gesprekken eens in plaats van intervisie doen. Daarin bespreken we vaak ad hoc casussen en hebben we nog te weinig aandacht voor structurele problemen.’
Conny sluit de bijeenkomst af: ‘Dat jullie het praten over de meldcode waarderen, bevestigt voor mij weer dat een indirecte aandachtsfunctionaris echt een functie zou moeten zijn. Ook gaan we voortaan in de teamvergadering sparren en bespreken wat de meldcode betekent in onze caseloads. Zo blijven we leren van elkaar en dat helpt om het bij de cliënten thuis beter uit te dragen.’
Na het gesprek wil Conny weten hoe het team het vond om op deze manier te reflecteren. ‘Zelf vond ik het goed om samen de stappen in het protocol op basis van de meldcode weer scherp te hebben. Een vraag aan jullie: als er een zorgelijke situatie is, ben ik jullie aanspreekpunt voor de meldcode. Stel, ik zou er niet zijn, waar halen jullie dan je informatie vandaan?’
Sandra: ‘Dan zou ik met Veilig Thuis bellen of sparren met andere collega’s. Ik ga het protocol weer eens lezen, bedacht ik tijdens ons gesprek, het is een beetje weggezakt.’
Conny: ‘Dat wordt dus een agendapunt: het protocol opfrissen. Misschien moet ik er in een teamvergadering af en toe tijd aan besteden door een voorbeeld uit onze praktijk of een vraag uit de wekelijkste nieuwsbrief van de landelijke vakvereniging voor aandachtsfunctionarissen in een vergadering bespreken.’
Reflectie op het gesprek
Sandra:
Sandra: ‘Ik ga het protocol weer eens lezen, het is een beetje weggezakt’
Wie heeft de regie na een melding en wat zijn ieders taken en verantwoordelijkheden? Dat moet duidelijk worden vastgesteld, zegt het team.
Wendy: ‘Bij grote zorgen regel ik vaak een online multidisciplinair overleg met alle betrokken partijen. Waar liggen de verantwoordelijkheden? Dat geeft soms ook andere inzichten en iedereen is altijd bereid om mee te werken. Ketenpartners kunnen elkaar op deze manier scherp houden.’
De anderen vinden dit een goed idee. Na nog wat opties te hebben besproken, wordt deze casusbespreking afgerond.
Regie
Een veiligheidsplan is belangrijk bij blijvende onveiligheid. Zo’n plan brengt in kaart wat de directe onveilige situaties zijn en wat er nodig is om de onveiligheid te stoppen, de zogenaamde veiligheidsvoorwaarden. Je maakt een veiligheidsplan altijd samen met de betrokkenen. Het doel is stabiliteit in de situatie krijgen en hier samen afspraken over maken.
Hier lees je meer over hoe je een veiligheidsplan kunt maken.
Veiligheidsplan
Maar omdat het over structurele én acute onveiligheid gaat - Mark dreigde met een vork - luidt de conclusie dat het toch beter is om meteen te melden bij Veilig Thuis. Daarbij is een aantal afwegingen van belang, aldus het team. Ten eerste is het belangrijk om de stress bij ouders over de melding weg te nemen. Sandra: ‘Ik ga in zo’n geval met de ouders in gesprek om op hun niveau uit te leggen wat de melding betekent.’
Wendy: ‘Het is logisch dat deze ouders bang zijn dat hun kind uit huis wordt geplaatst. Je moet eerst hun angst daarvoor wegnemen, uitleggen dat uit huis plaatsen niet de eerste stap is. We kijken eerst wat we aan mogelijkheden ter ondersteuning kunnen aanbieden. Ouders kunnen daarover meedenken.’
Bovendien kan het helpen om te benoemen dat je vanuit je professionele rol móét werken volgens de meldcode, vindt Conny. ‘Als je de meldcode brengt als hulpmiddel bij het beter laten lopen van de situatie in het gezin, denken cliënten veel meer mee. Het is ook belangrijk om betrokken kinderen goed te informeren. Praat niet alleen óver hen maar ook mét hen. Zeg dat je eerlijk tegen ze zult zijn.’
Angst wegnemen
Puber Mark woont bij zijn ouders die fysieke en mentale problemen hebben. Mark heeft ADHD, is beïnvloedbaar, reageert impulsief en bedreigt zijn ouders Janet en Wilma regelmatig. Het gezin heeft al veel opvoedbegeleiding en hulp gehad. De hulpverlener uit het wijkteam merkt dat de ouders bang zijn voor Mark. Hij bedreigde Wilma al eens met een vork. Marks ouders willen niet dat er een melding bij Veilig Thuis wordt gedaan, want ze zijn bang dat Mark dan uit huis wordt geplaatst. De hulpverlener twijfelt: melden of niet?
Casus: Mark en zijn ouders
Hoe voer je het gesprek met de ouders? Dat doe je het beste met alle betrokkenen uit het gezin en dan samen met een collega, vinden de ambulant begeleiders. Die collega kan ook de aandachtsfunctionaris zijn, die vaak van alle ins en outs op de hoogte is.
Conny: ‘Als er een aandachtsfunctionaris aanwezig is, maakt dat het gesprek meestal minder zwaar. Ook verdelen we weleens een casus tussen twee medewerkers.’
Wendy: ‘Of we kiezen er bewust voor dat een andere collega de boodschap brengt en dan weer vertrekt. Je kunt ook de samenwerking stoppen en uitleggen dat het niet meer helpend is voor ouders als je betrokken blijft. Dan draag je de casus over aan iemand anders. Dat betekent geen falen, al kan het heel lastig zijn.’
Rolverdeling
Goed, er is gemeld bij Veilig Thuis. Wat nu? Conny: ‘Ik denk dat Veilig Thuis na onze melding als advies gaat geven: maak een veiligheidsplan.’
Mirjam: ‘Bij het maken van zo’n plan met een gezin werkt eerlijk benoemen wat je ziet het beste, ook al is het confronterend. Er is soms een kloof tussen hoe je er allebei in staat. Hoe kom je samen op een lijn? Dat kan lastig zijn. Bovendien moeten we wel proberen om de regie deels bij de cliënten te laten, en dus niet meteen in de reddende rol te duiken.’
Eerlijk benoemen
Conny opent de gesprekshandreiking en gaat naar de pagina ‘Meldcode-dilemma’s’ met daarop twaalf vraagstukken. Het team kiest het vraagstuk ‘Heeft het zin om te melden als je zelf al hulp biedt?’ Hierbij hoort een casus met Mark (zie kader).
Een heel herkenbare casus, vindt Mirjam. ‘Zo’n casus zouden wij ook kunnen hebben. Dan moet je afwegen: gaan we het nog even aankijken of doen we meteen een melding?’
In hun eigen praktijk vinden ze zo’n vraagstuk ook lastig. Is het misschien beter om eerst te bellen met Veilig Thuis of andere professionals voor extra informatie? Dat moet natuurlijk wel worden besproken met de ouders. Die zijn immers bang dat hun kind uit huis wordt geplaatst. Door erover te praten, kunnen ouders zelf meedenken over betere ondersteuning.
Meldcode-dilemma's
Al is het soms lastig om er tijd voor te maken, het kan heel fijn en leerzaam zijn om met elkaar een gesprek te voeren over je handelen als het gaat om de meldcode. De gesprekshandreiking die Augeo hiervoor maakte, kan daarbij kan helpen. Aan de hand van casussen met herkenbare vraagstukken bespreek je met je team of met ketenpartners je eigen en elkaars handelen. Deze gesprekken kunnen ook helpen om samen tot overeenstemming te komen over wat een goede manier van handelen is bij bepaalde typen vraagstukken.
Op een maandag in juli gaan vijf Eigenz-medewerkers die ambulante opvoedondersteuning bieden aan de slag met de gesprekshandreiking. Gespreksleider Conny Jongmans is indirect aandachtsfunctionaris binnen Zuidwester voor de meldcode. De andere gesprekspartners zijn ambulant begeleiders Mirjam, Sandra en Wendy. Verder zit ambulant begeleider Nina erbij, die net begonnen is bij het team en vooral luistert.
In het levendige gesprek, dat bijna tweeënhalf uur duurt, bespreken ze een casus en vertellen over hun eigen ervaringen. Ze vullen elkaar aan, bevragen elkaar en vinden herkenning in de praktijkvoorbeelden.
Eigenz in Rotterdam is onderdeel van organisatie Zuidwester voor mensen met een beperking en biedt thuisondersteuning en gezinsarrangementen waarbij ouders ondersteund worden bij het opvoeden van hun kinderen. Het zelforganiserende ambulante team bestaat uit achttien personen.
In het kader van het project ‘Wijzer met de meldcode’ maakte Augeo Foundation een online gesprekstool die teams en ketenpartners helpt om aan de hand van casussen te reflecteren op hun eigen handelen. Het ambulante team van Eigenz in Rotterdam ging er al mee aan de slag.
‘Goed om samen scherp te stellen’
Annemarie van Dijk
reportage
6 min.
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina