Hoe meldcode-proof ben jij?
Wat weet jij over de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling? Ga naar de gratis test en geef antwoord op 10 vragen over de meldcode. Kom erachter of jij 'meldcode-proof' bent.
Ella Verdroold:
‘Ik laat alle betrokkenen naderhand weten of het een terechte melding was’
Ymkje Tempels:
‘Ik stel de moeilijke vragen, zodat mijn collega de relatie goed kan houden’
De kindcheck is onderdeel van stap 1 van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De kindcheck geldt voor alle professionals die werken met volwassen cliënten. Het doel is om kinderen in risicovolle situaties zo vroeg mogelijk in beeld te krijgen en goede hulp in gang te zetten. Maar wanneer voer je de kindcheck uit en hoe doe je dat?
Meer informatie: augeo.nl
Wat is de Kindcheck?
Saamhorigheid
Overtuigen met cijfers
Handelingsverlegenheid
Tóch melden
Gebroken been
Niet meteen melden
De moeilijke vragen
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina
Scroll naar beneden
Meestal wordt ze betrokken bij stap 2 van de meldcode (‘Overleg met een deskundige collega of Veilig Thuis’) of bij stap 3 (‘Praat met ouders en kind’). Tempels: ‘Wanneer mijn collega’s dat willen, ga ik met ze mee naar het gesprek met ouders en kind. Ik stel de moeilijke vragen, zodat mijn collega de relatie goed kan houden.’
Ook bij Voorzet Begeleiding worden de medewerkers jaarlijks in de meldcode getraind. Informatie over de meldcode maakt ook deel uit van het inwerkproces. En soms organiseert Tempels iets extra’s. Zo nam ze contact op met de vereniging voor aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld en kindermishandeling (LVAK) toen ze merkte dat collega’s ertegen opzagen om het gesprek met ouders of cliënten aan te gaan. De vereniging hielp haar met het opzetten van trainingen om casussen te oefenen in rollenspellen.
Dit artikel is eerder verschenen ter gelegenheid van tienjarig jubileum van de LVAK jubileum (2022).
Tempels: ‘Ook na de training gaat het leren gewoon door. En houd contact met je opleidingsgroep, zodat je elkaar kunt steunen en stimuleren. Bij terugkomdagen vind ik het altijd leuk om te zien dat het gedachtegoed landelijk gedragen wordt. Dat geeft een gevoel van saamhorigheid.’
Beide aandachtsfunctionarissen vinden de scholingen van de LVAK belangrijk. ‘Daar haal ik mijn spirit en mijn informatie vandaan,’ zegt Verdoold. Juist in deze tijd, waarin de casussen door vechtscheidingen complexer worden, is het belangrijk om goed beslagen ten ijs te komen, vindt ze. Haar tip luidt dan ook: doe het niet alleen. ‘Het is belangrijk om een team te hebben dat meedenkt. Vooral in de ingewikkelde gevallen is het fijn dat je er niet alleen voor staat. Gelukkig heb ik de commissie over kindermishandeling, met een klinische gz-psycholoog, twee kinderartsen en een chirurg, om lastige casussen mee te bespreken. Er zijn ook elf kinderartsen die kunnen meedenken en natuurlijk Veilig Thuis, waarmee het contact heel goed is.’
Hoewel het ziekenhuis, en met name de spoedeisende hulp, bij uitstek vindplaatsen zijn voor kinderen bij wie thuis iets aan de hand is, is niet iedereen voldoende doordrongen van de noodzaak om altijd alert te zijn op kindermishandeling of de Kindcheck te doen. Verdoold: ‘Zo zei een internist eens dat hij in zijn 25-jarige carrière nog nooit gevallen van huiselijk geweld had meegemaakt. Ik vertelde hem dat dat volgens de statistieken zeer onwaarschijnlijk was. Dokters moet je altijd met cijfers overtuigen.’
Verdoold probeert in iedere groep een paar mensen mee te krijgen: de specialisten, de kinderartsen, de verpleegkundigen. ‘Tegen onze artsen zeg ik altijd: iedereen doet zijn vak anders en iedereen vindt andere aspecten leuk, maar met huiselijk geweld hebben jullie allemaal te maken. Ik probeer de mensen continue voor de meldcode te enthousiasmeren.’
Tempels is er trots op dat de meldcode binnen Voorzet Begeleiding veel meer is gaan leven. Ook de directie ziet inmiddels het belang in van de meldcode en de jaarlijkse trainingen. ‘In het begin vond ik het lastig om het gesprek aan te gaan met directie en management over het belang van een beter bewustzijn van de meldcode. Nu niet meer. Het is belangrijk om dat gesprek te voeren.’
In het Groene Hart Ziekenhuis krijgen alle nieuwe artsen een reanimatiecursus in combinatie met scholing over de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. En alle arts-assistenten en coassistenten volgen jaarlijks een bijscholing in de meldcode. Dat geldt ook voor de specialisten. Soms organiseert Verdoold spontaan een klinische les tijdens een vergadering van bijvoorbeeld de chirurgen. ‘Ik geef het liefst face tot face les, zodat deelnemers na afloop hun vragen kunnen stellen en me daarna beter weten te vinden.’
Verdoold: ‘Ik wil iedere ouder en ieder kind recht in de ogen kunnen kijken, in de wetenschap dat ik alles voor ze gedaan heb. Niet door tegen ouders te zeggen wat ze verkeerd doen, maar door naast hen te gaan staan.’
Ze wordt regelmatig gemaild of gebeld om in een casus mee te denken. Dat vindt ze prettig, ook omdat zo wordt voorkomen dat haar collega’s om de verkeerde redenen afzien van het doen van een melding. ‘Soms wordt er getwijfeld omdat jeugdzorg bijvoorbeeld al bij het gezin betrokken is, of omdat een ouder beweert dat Veilig Thuis betrokken is. Dan zeg ik: je moet tóch melden, want het is belangrijk voor de veiligheid van het kind dat er verschillende signalen zijn.’
Ook het vervolgtraject is belangrijk. Van alle meldingen die collega’s gedaan hebben, ontvangt Verdoold naderhand een terugkoppeling van Veilig Thuis. ‘Ik zorg ervoor dat zij die ook krijgen. En ik laat iedereen die erbij betrokken was weten of het een terechte melding was, zodat ze merken dat ze het verschil kunnen maken.’
Meldingen zijn soms onvermijdelijk, vooral in het ziekenhuis. Zoals die keer dat een moeder en haar 8-jarige kind naar de spoedeisende hulp waren gekomen, het kind had een gebroken been. Verdoold werd erbij geroepen. ‘In zo’n situatie verwacht je dat een ouder meeleeft met de pijn van het kind en er volledige aandacht voor heeft, maar deze moeder was heel onverschillig en troostte haar kind ook niet.’
In een nader gesprek werden de zorgen niet weggenomen. Die betroffen niet het gebroken been, maar de desinteresse van de moeder. ‘We deden een melding bij Veilig Thuis en de moeder bleek ernstige psychiatrische problemen te hebben. Ook de andere gezinsleden hadden hulp nodig; het hele gezin is in therapie gegaan. De moeder was er achteraf blij mee.’
Tempels wil graag drempels verlagen, zodat haar collega’s bij twijfel Veilig Thuis durven bellen doordat ze weten hoe dat in zijn werk gaat. ‘De meldcode moet in onze organisatie uiteindelijk een gewoon gespreksonderwerp worden.’
Ze vindt vooral het ondersteunende karakter van haar werk als aandachtsfunctionaris mooi: meekijken met collega’s én cliënten. Collega’s zijn soms bang dat het inzetten van de meldcode altijd tot een melding leidt. Maar dat is lang niet altijd nodig. ‘Vaak kunnen we problemen in een kleinere setting oppakken. Maar als er een melding gedaan moet worden, doen we dat natuurlijk.’
Ook de collega’s van Ymkje Tempels weten haar goed te vinden. Ze leidt een team van 22 ambulante begeleiders, met wie ze wekelijks caseloadgesprekken voert. Sinds drie jaar is ze ook aandachtsfunctionaris. ‘Begeleiders die vermoeden dat er bij een cliënt sprake kan zijn van kindermishandeling, huiselijk geweld of ouderenmishandeling, bespreken dat eerst met hun leidinggevende. Als dat onderbuikgevoel blijft, overleggen ze met mij.’
Ymkje Tempels is regiocoördinator begeleiding bij Voorzet Begeleiding in Amsterdam, een organisatie voor ambulante hulp aan jonge cliënten met ASS.
Ella Verdoold is aandachtsfunctionaris en kinderverpleegkundige bij het Groene Hart Ziekenhuis.
Haar zichtbaarheid vindt Ella Verdoold cruciaal. Wanneer een collega belt of mailt voor overleg, loopt ze er het liefst even heen. Vorige week nog, toen ze werd gebeld door een verpleegkundige over een vermoeden van huiselijk geweld. De toedracht was onduidelijk en de verpleegkundige vroeg zich af of ze moest melden bij Veilig Thuis. ‘Ik heb haar opgezocht en aangeraden om niet alleen Veilig Thuis te bellen voor overleg, maar ook de huisarts van de patiënt. En om alle stappen goed vast te leggen in het dossier.’
Verdoold, die al twintig jaar in het Groene Hart Ziekenhuis werkt, is altijd geboeid geweest door de dynamiek in gezinnen. Toen in 2009 de aandachtsfunctionaris kindermishandeling verplicht werd, was het logisch dat zij dit ging doen. ‘Juist de combinatie van kinderverpleegkundige en aandachtsfunctionaris vind ik fijn. Voor mijn collega’s ben ik er altijd. Daardoor durven ze makkelijker om hulp te vragen en te overleggen.’
in de praktijk
7 min.
Annette Wiesman
Ze zorgen voor de implementatie van de meldcode in de organisatie en adviseren en coachen collega’s bij het toepassen van de stappen. Ook doen aandachtsfunctionarissen zoals Ella Verdoold en Ymkje Tempels er alles aan om de meldcode ‘een gewoon gespreksonderwerp’ te maken. Hoe?
Aandachts-functionarissen maken collega’s enthousiast voor de meldcode
Hoe meldcode-proof ben jij?
Wat weet jij over de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling? Ga naar de gratis test en geef antwoord op 10 vragen over de meldcode. Kom erachter of jij 'meldcode-proof' bent.
Hoewel het ziekenhuis, en met name de spoedeisende hulp, bij uitstek vindplaatsen zijn voor kinderen bij wie thuis iets aan de hand is, is niet iedereen voldoende doordrongen van de noodzaak om altijd alert te zijn op kindermishandeling of de Kindcheck te doen. Verdoold: ‘Zo zei een internist eens dat hij in zijn 25-jarige carrière nog nooit gevallen van huiselijk geweld had meegemaakt. Ik vertelde hem dat dat volgens de statistieken zeer onwaarschijnlijk was. Dokters moet je altijd met cijfers overtuigen.’
Verdoold probeert in iedere groep een paar mensen mee te krijgen: de specialisten, de kinderartsen, de verpleegkundigen. ‘Tegen onze artsen zeg ik altijd: iedereen doet zijn vak anders en iedereen vindt andere aspecten leuk, maar met huiselijk geweld hebben jullie allemaal te maken. Ik probeer de mensen continue voor de meldcode te enthousiasmeren.’
Tempels is er trots op dat de meldcode binnen Voorzet Begeleiding veel meer is gaan leven. Ook de directie ziet inmiddels het belang in van de meldcode en de jaarlijkse trainingen. ‘In het begin vond ik het lastig om het gesprek aan te gaan met directie en management over het belang van een beter bewustzijn van de meldcode. Nu niet meer. Het is belangrijk om dat gesprek te voeren.’
Overtuigen met cijfers
Wat is de Kindcheck?
De kindcheck is onderdeel van stap 1 van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De kindcheck geldt voor alle professionals die werken met volwassen cliënten. Het doel is om kinderen in risicovolle situaties zo vroeg mogelijk in beeld te krijgen en goede hulp in gang te zetten. Maar wanneer voer je de kindcheck uit en hoe doe je dat?
Meer informatie: augeo.nl
Ook bij Voorzet Begeleiding worden de medewerkers jaarlijks in de meldcode getraind. Informatie over de meldcode maakt ook deel uit van het inwerkproces. En soms organiseert Tempels iets extra’s. Zo nam ze contact op met de vereniging voor aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld en kindermishandeling (LVAK) toen ze merkte dat collega’s ertegen opzagen om het gesprek met ouders of cliënten aan te gaan. De vereniging hielp haar met het opzetten van trainingen om casussen te oefenen in rollenspellen.
Tempels: ‘Ook na de training gaat het leren gewoon door. En houd contact met je opleidingsgroep, zodat je elkaar kunt steunen en stimuleren. Bij terugkomdagen vind ik het altijd leuk om te zien dat het gedachtegoed landelijk gedragen wordt. Dat geeft een gevoel van saamhorigheid.’
Beide aandachtsfunctionarissen vinden de scholingen van de LVAK belangrijk. ‘Daar haal ik mijn spirit en mijn informatie vandaan,’ zegt Verdoold. Juist in deze tijd, waarin de casussen door vechtscheidingen complexer worden, is het belangrijk om goed beslagen ten ijs te komen, vindt ze. Haar tip luidt dan ook: doe het niet alleen. ‘Het is belangrijk om een team te hebben dat meedenkt. Vooral in de ingewikkelde gevallen is het fijn dat je er niet alleen voor staat. Gelukkig heb ik de commissie over kindermishandeling, met een klinische gz-psycholoog, twee kinderartsen en een chirurg, om lastige casussen mee te bespreken. Er zijn ook elf kinderartsen die kunnen meedenken en natuurlijk Veilig Thuis, waarmee het contact heel goed is.’
Saamhorigheid
Dit artikel is eerder verschenen ter gelegenheid van tienjarig jubileum van de LVAK jubileum (2022).
In het Groene Hart Ziekenhuis krijgen alle nieuwe artsen een reanimatiecursus in combinatie met scholing over de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. En alle arts-assistenten en coassistenten volgen jaarlijks een bijscholing in de meldcode. Dat geldt ook voor de specialisten. Soms organiseert Verdoold spontaan een klinische les tijdens een vergadering van bijvoorbeeld de chirurgen. ‘Ik geef het liefst face tot face les, zodat deelnemers na afloop hun vragen kunnen stellen en me daarna beter weten te vinden.’
Handelingsverlegenheid
Ella Verdroold:
‘Ik laat alle betrokkenen naderhand weten of het een terechte melding was’
Verdoold: ‘Ik wil iedere ouder en ieder kind recht in de ogen kunnen kijken, in de wetenschap dat ik alles voor ze gedaan heb. Niet door tegen ouders te zeggen wat ze verkeerd doen, maar door naast hen te gaan staan.’
Ze wordt regelmatig gemaild of gebeld om in een casus mee te denken. Dat vindt ze prettig, ook omdat zo wordt voorkomen dat haar collega’s om de verkeerde redenen afzien van het doen van een melding. ‘Soms wordt er getwijfeld omdat jeugdzorg bijvoorbeeld al bij het gezin betrokken is, of omdat een ouder beweert dat Veilig Thuis betrokken is. Dan zeg ik: je moet tóch melden, want het is belangrijk voor de veiligheid van het kind dat er verschillende signalen zijn.’
Ook het vervolgtraject is belangrijk. Van alle meldingen die collega’s gedaan hebben, ontvangt Verdoold naderhand een terugkoppeling van Veilig Thuis. ‘Ik zorg ervoor dat zij die ook krijgen. En ik laat iedereen die erbij betrokken was weten of het een terechte melding was, zodat ze merken dat ze het verschil kunnen maken.’
Tóch melden
Meldingen zijn soms onvermijdelijk, vooral in het ziekenhuis. Zoals die keer dat een moeder en haar 8-jarige kind naar de spoedeisende hulp waren gekomen, het kind had een gebroken been. Verdoold werd erbij geroepen. ‘In zo’n situatie verwacht je dat een ouder meeleeft met de pijn van het kind en er volledige aandacht voor heeft, maar deze moeder was heel onverschillig en troostte haar kind ook niet.’
In een nader gesprek werden de zorgen niet weggenomen. Die betroffen niet het gebroken been, maar de desinteresse van de moeder. ‘We deden een melding bij Veilig Thuis en de moeder bleek ernstige psychiatrische problemen te hebben. Ook de andere gezinsleden hadden hulp nodig; het hele gezin is in therapie gegaan. De moeder was er achteraf blij mee.’
Gebroken been
Tempels wil graag drempels verlagen, zodat haar collega’s bij twijfel Veilig Thuis durven bellen doordat ze weten hoe dat in zijn werk gaat. ‘De meldcode moet in onze organisatie uiteindelijk een gewoon gespreksonderwerp worden.’
Ze vindt vooral het ondersteunende karakter van haar werk als aandachtsfunctionaris mooi: meekijken met collega’s én cliënten. Collega’s zijn soms bang dat het inzetten van de meldcode altijd tot een melding leidt. Maar dat is lang niet altijd nodig. ‘Vaak kunnen we problemen in een kleinere setting oppakken. Maar als er een melding gedaan moet worden, doen we dat natuurlijk.’
Niet meteen melden
Ymkje Tempels:
‘Ik stel de moeilijke vragen, zodat mijn collega de relatie goed kan houden’
Meestal wordt ze betrokken bij stap 2 van de meldcode (‘Overleg met een deskundige collega of Veilig Thuis’) of bij stap 3 (‘Praat met ouders en kind’). Tempels: ‘Wanneer mijn collega’s dat willen, ga ik met ze mee naar het gesprek met ouders en kind. Ik stel de moeilijke vragen, zodat mijn collega de relatie goed kan houden.’
Ook de collega’s van Ymkje Tempels weten haar goed te vinden. Ze leidt een team van 22 ambulante begeleiders, met wie ze wekelijks caseloadgesprekken voert. Sinds drie jaar is ze ook aandachtsfunctionaris. ‘Begeleiders die vermoeden dat er bij een cliënt sprake kan zijn van kindermishandeling, huiselijk geweld of ouderenmishandeling, bespreken dat eerst met hun leidinggevende. Als dat onderbuikgevoel blijft, overleggen ze met mij.’
De moeilijke vragen
Ymkje Tempels is regiocoördinator begeleiding bij Voorzet Begeleiding in Amsterdam, een organisatie voor ambulante hulp aan jonge cliënten met ASS.
Ella Verdoold is aandachtsfunctionaris en kinderverpleegkundige bij het Groene Hart Ziekenhuis.
Haar zichtbaarheid vindt Ella Verdoold cruciaal. Wanneer een collega belt of mailt voor overleg, loopt ze er het liefst even heen. Vorige week nog, toen ze werd gebeld door een verpleegkundige over een vermoeden van huiselijk geweld. De toedracht was onduidelijk en de verpleegkundige vroeg zich af of ze moest melden bij Veilig Thuis. ‘Ik heb haar opgezocht en aangeraden om niet alleen Veilig Thuis te bellen voor overleg, maar ook de huisarts van de patiënt. En om alle stappen goed vast te leggen in het dossier.’
Verdoold, die al twintig jaar in het Groene Hart Ziekenhuis werkt, is altijd geboeid geweest door de dynamiek in gezinnen. Toen in 2009 de aandachtsfunctionaris kindermishandeling verplicht werd, was het logisch dat zij dit ging doen. ‘Juist de combinatie van kinderverpleegkundige en aandachtsfunctionaris vind ik fijn. Voor mijn collega’s ben ik er altijd. Daardoor durven ze makkelijker om hulp te vragen en te overleggen.’
7 min.
in de praktijk
Annette Wiesman
Ze zorgen voor de implementatie van de meldcode in de organisatie en adviseren en coachen collega’s bij het toepassen van de stappen. Ook doen aandachtsfunctionarissen zoals Ella Verdoold en Ymkje Tempels er alles aan om de meldcode ‘een gewoon gespreksonderwerp’ te maken. Hoe?
Aandachts-functionarissen maken collega’s enthousiast voor de meldcode
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina