Deel deze pagina

3

2

1

Verdiep je in de methode Signs of Safety voor een veilige (opvoed)situatie en het overheidsprogramma Veilig Sterk en Verder. Ook het visiedocument op ketenzorg bij kindermishandeling, huiselijk geweld en seksueel misbruik, geschreven door Linda Vogtländer en Sander van Arum, bevat veel nuttige informatie.

Zoek altijd naar de port of entry bij dit kind, deze ouder, dit gezin, in de context en cultuur waarin ze leven.

Gebruik de begrippen ‘psychische mishandeling’ en ‘psychische verwaarlozing’ niet tegenover ouders en kinderen. ‘Ik probeer zo concreet mogelijk te beschrijven wat er misgaat in de interacties zónder de ouders te labelen en te veroordelen.’

Extra adviezen van Marja Rexwinkel

Documentaire: De kinderen van Ruinerwold

In de 4 afleveringen van de documentaire ‘De kinderen van Ruinerwold’ praat documentairemaakster Jessica Villerius met de vier oudste kinderen van het gezin uit Ruinerwold dat jarenlang tegen hun wil is vastgehouden op een afgelegen boerderij in het Drentse dorp. Er kwam een rechtszaak tegen de vader die o.a. werd verdacht van vrijheidsberoving, mishandeling en seksueel misbruik. 

Israël van Dorsten, een van de kinderen van Ruinerwold, is samen met studenten van de Nederlandse Academie voor Beeldcreatie een Instagrampagina gestart om de gevolgen van psychische mishandeling bekend te krijgen bij jongeren. Dit doen ze in samenwerking met Stichting Het Verdwenen Zelf. “Het is heel belangrijk dat mensen zich zo jong mogelijk bewust zijn van psychisch geweld en leren dat het niet normaal is. Zo kunnen we de kans op psychische mishandeling ook verminderen.”

Kunnen we als hulpverleners verstoorde ouder-kind-interacties voorkómen?

‘Ouders die zich bij mij melden, hebben meestal een hulpvraag voor hun kind’

‘Hulpverlening zelf kan een enorme stressor zijn’

‘Niet het kind of de ouder is onze patiënt, maar hun relatie. Die willen we verbeteren’

Marja Rexwinkel is klinisch psycholoog, IMH-specialist (Infant Mental Health) en een van de oprichters van het IMH-centrum de OuderKindLijn in Amsterdam, een specialistisch ggz-centrum voor kinderen en hun ouders. Ze werkt als opleider bij MOC ‘t Kabouterhuis, dat jeugd- en opvoedhulp en jeugd-ggz biedt vanuit een integrale visie, en bij de IMH-opleiding van RINO Amsterdam, die ze mede heeft opgezet.

‘Uit onderzoek blijkt dat wat dat betreft maar weinig interventies succesvol zijn. Slechts van één is het succes wel bekend, en dat is van het programma VoorZorg. Aanstaande moeders die in een risicogroep vallen, krijgen huisbezoek; een speciale verpleegkundige trekt vervolgens twee jaar op met het gezin. Het is een integrale aanpak waarbij alles, van de aankoop van luiers tot allerlei psychologische aspecten, wordt meegenomen. Het lijkt mij heel verstandig om op zoek te gaan naar de werkzame bestanddelen in deze integrale aanpak zodat we deze ook voor allerlei andere groepen ouders kunnen gebruiken.’

Je helpt de ouders ook om het relationele aspect te leren begrijpen. Ik vertel ze bijvoorbeeld dat kinderen, zelfs baby’s al, reageren op het gedrag van hun ouders, waar ouders vervolgens weer op reageren. Zo ontstaat er iets relationeels tussen ouders en hun kind. Een kind huilt veel. Ouders krijgen het niet voor elkaar het kind te troosten. Het maakt ze machteloos en ze worden kwaad of trekken zich terug. De baby gaat harder huilen. De ouders voelen zich nog machtelozer. Enzovoort. Er ontstaat een cha-cha-cha tussen ouder en kind. Sommige ouders en kinderen komen daar met elkaar niet meer uit.

Daarnaast geef ik psycho-educatie over de effecten van onvoorspelbaar gedrag, maar ook van ruzie tussen ouders in aanwezigheid van het kind.’

Die benoem ik omdat ik weet dat hulpverlening een enorme stressor kan zijn. Sommige jongeren zien wel honderd hulpverleners: schuldhulpverleners, maatschappelijk werkers, psychologen, psychotherapeuten, psychiaters, kinderartsen, noem maar op. De versnipperde hulpverlening, waarbinnen ieder z’n best doet maar waar tegelijk te weinig vanuit eenzelfde visie wordt samengewerkt, is een stress verhogende omgevingsfactor.’

‘Er is vooral woede en frustratie over het eigen onvermogen. Die richt een ouder meestal niet op zichzelf maar op het kind. Zo van: ik doe zo m’n best, waarom luistert hij niet? Er moet iets mis zijn met mijn kind! Dit heeft ook een grote invloed op het beeld wat een ouders van zichzelf heeft.

Ouders die zich bij mij melden, hebben dan ook meestal een hulpvraag voor hun kind. Ze zijn zich niet bewust van hun eigen rol, of vinden het onverdraaglijk om daarover na te denken. Als gaandeweg de ouder-kindtherapie het besef van hun invloed indaalt, gaan ouders zich schuldig voelen: zó’n ouder hadden ze niet willen zijn! Vaak is ook een motor tot verandering: ze hebben het zelf vroeger meegemaakt en willen dat het bij hun kind stopt. Als mensen zover komen dat ze inzien dat hun eigen handelen invloed heeft op de relatie met het kind, zijn ze in staat om te veranderen en te repareren. Ik zie het in mijn kamer gebeuren. Het zijn lange trajecten, waarbij wij steeds alert moeten blijven op de veiligheid in het gezin.’

‘Voor ouders die in een ontregelde situatie zitten, moet je heel betrouwbaar en straight zijn. Kom je je afspraken niet na of vergeet je iets, dan voeg je stress toe, in plaats van dat je die wegneemt. Kinderen en ouders in een verstoorde relatie hebben baat bij een vaste vertrouwenspersoon die een hele tijd met ze optrekt. En als hulpverleners moeten we ons voortdurend afvragen: neem ik stress weg of voeg ik stress toe?’

‘Dat kunnen tal van stressoren zijn, zoals discriminatie, pestgedrag, verslavingsproblematiek, een onveilige woonwijk, stijgende energieprijzen, bestaansonzekerheid… En natuurlijk de lockdowns tijdens de coronapandemie. Je zult met z’n vijven driehoog achter zitten hier in Amsterdam. Ouders werkten in slaapkamers, de kinderen waren de hele dag thuis en de buitenwereld - van school tot werkgever tot crèche - stelde ondertussen allerlei eisen. In dat soort situaties is er veel stress. Ben je daar gevoelig voor, dan “gebeurt het”. Er is ook een minder voor de hand liggende omgevingsfactor: de hulpverlener en de hulpverlenende organisatie. 

‘In elk geval niet bij de schuldvraag, dat heeft geen enkel therapeutisch nut. Bovendien is er meestal ook geen sprake van een continue mishandeling of verwaarlozing. Sommige ouders zijn het ene moment sensitief en helpend, terwijl ze het andere moment schreeuwend door hun huis lopen en onvoorspelbaar gedrag vertonen. Juist dat maakt ouders voor een kind onvoorspelbaar. De ouder is tegelijkertijd bron van troost en bron van gevaar.

Ik onderzoek in hoeverre de ouders in staat zullen zijn om een veilige en sensitieve relatie met hun kind aan te gaan, de behoeften van het kind te lezen en begrijpen en daarop te reageren, en eventueel hun fouten te repareren.

‘Door de verantwoordelijkheid en je twijfels te delen, verklein je het risico op over-identificatie’

Wat doen ouders die geen veilige basis bieden anders?

Waaraan merk je als professional dat de veilige basis in het geding is?

Om positief te beginnen: wat doen ‘ideale’ ouders goed?

‘Wanneer je bijvoorbeeld constateert dat een kind steeds bij evidente pijn of ontregeling, als het zich stoot of gevallen is, een paar keer slikt en dan zonder naar de ouder te kijken of troost te zoeken doorgaat, is er reden tot zorg. Het kind heeft dan al geleerd het alleen te moeten doen en niet bij de ouders terecht te kunnen. Als dit een patroon is, kan de ouder-kind-interactie verstoord zijn.

Maar het is lang niet altijd meteen duidelijk als er psychische mishandeling en/of verwaarlozing speelt. Er is een grijs gebied. In geval van twijfel is de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helder. Ik vind dat je die als hulpverlener altijd moet nalopen. Ook adviseer ik om altijd te overleggen met collega’s in het team en je kritisch te laten bevragen, of een consult bij Veilig Thuis aan te vragen. Zij kunnen met je meedenken.

Marja Rexwinkel: ‘Die ouders of verzorgers bieden hun kinderen veiligheid. Kinderen die veilig opgroeien, voelen een veilige basis en vertonen vanuit die veilige basis exploratief gedrag. Ze verkennen de wereld in steeds grotere cirkels, en keren bij tegenslag of teleurstelling terug bij hun ouders om gerustgesteld te worden en gaan dan de cirkel opnieuw in. In de herhaling van die cirkels leren ze mensen te vertrouwen en relaties aan te gaan. Daar hoort ook bij dat er mismatches kunnen zijn, maar een goed genoeg ouder signaleert dit en kan die repareren

Er zijn uiteraard situaties waarin dit iets anders loopt, door bepaalde kind- of ouderfactoren. Een prematuur, snel ontregeld kind zal dichter bij de ouders blijven, terwijl een extravert of nieuwsgierig kind grotere cirkels maakt voordat het bij de ouders terugkeert. Maar het gaat telkens om die beweging: het kind gaat de wereld verkennen vanuit de veilige basis van de ouders en komt bij ontregeling terug.’

‘Ja, deze problematiek is vaak intergenerationeel. Ouders zijn zelf vaak niet in een sensitieve, liefdevolle omgeving opgegroeid en geven die traumatisering via hun ouderschap door aan eigen kinderen. Tragisch genoeg kan gewoon gedrag bij een baby, bijvoorbeeld door met een verkrampt driftig gezicht te huilen, een trigger zijn voor oude pijn bij de ouder. Een vader bijvoorbeeld die nooit gezien is, kan diep geraakt worden door een kind dat bij aangeboden voeding stelselmatig het hoofd afwendt. Hij kan dat interpreteren als een persoonlijke afwijzing. 

Zulke gevallen kunnen uitmonden in een rolomkering: het gedrag van de baby wordt ervaren als het gedrag van de vernederende ouder van vroeger, de vader wordt weer het kwetsbare, afgewezen kind en vertoont oud overlevingsgedrag, zoals vechten, vluchten of bevriezen - met alle gevolgen van dien voor ouder en kind.’

‘De emotiethermometer kan een doeltreffend instrument zijn. Op die meter staat blauw voor ‘niets voelen, uit het contact gaan’, groen staat voor ‘rustig en nieuwsgierig in contact staan’, oranje voor ‘oplopende stress’ en rood voor ‘controleverlies over emoties en dit op anderen afreageren’. Je zoekt voor elk gezinslid uit waarom en wanneer het in rood zit, hoe het ene rood of blauw het andere triggert, en wat er nodig is om terug naar oranje en groen te gaan. 

Het rood van het ene gezinslid triggert vaak het rood van het andere gezinslid, en soms zit iedereen in het rood. Vraag dit als hulpverlener zo concreet mogelijk uit. Maak vervolgens afspraken met de gezinsleden, die ook weer zo concreet mogelijk worden geformuleerd in haalbare doelen. Monitor dit alles en neem in je emotiethermometer ook mee of jij als professional of andere geboden hulp een trigger voor rood vormt.’

‘Ouders kunnen zich al langere tijd machteloos, niet gezien, niet erkend of niet gewaardeerd voelen. Ze beschikken niet over de vaardigheden om met deze frustraties om te gaan of woede preventief te remmen; door allerlei omstandigheden in het verleden functioneert hun regulatiemechanisme niet en ze leggen de oorzaak daarvan vaak buiten zichzelf, bijvoorbeeld bij het kind. Ze uiten hun machteloosheid vervolgens door het kind de schuld te geven, te gaan schreeuwen, zich helemaal terug te trekken of te bevriezen. Hier beland je op het terrein van de mishandeling of verwaarlozing. Als hulpverlener probeer je ervoor te zorgen dat ouders zover niet komen, maar dat ze hun triggers herkennen en emoties en gevoelens kunnen gaan controleren.’

‘Die zijn heel divers. Ik ontvang ouders met een postnatale depressie, een postpartumpsychose of een persoonlijkheidsstoornis die in stressvolle situaties niet goed in staat zijn signalen van het kind te herkennen. Maar ook ouders die door de wiegendood van hun eerste kind zich niet durven hechten aan hun tweede kind. En ouders die door allerlei omstandigheden of ervaringen uit hun jeugd hun emoties niet kunnen reguleren; ze hebben heel heftige gevoelens of juist helemaal geen gevoelens, waardoor kinderen respectievelijk te maken hebben met ouderlijke uitbarstingen of totale apathie.’

Op welke manier kun je daarvoor zorgen?

Wat doet zo’n verstoorde ouder-kindrelatie uiteindelijk met de ouders?

Hoe kunnen individuele professionals die ‘hulpverleningsstress’ verminderen?

Als derde verstorende factor voor de ouder-kind-interactie noemde je eerder de omgeving. Wat bedoel je daarmee?

Waar begin je als hulpverlener, wanneer er sprake is van psychische mishandeling of verwaarlozing in een gezin? 

Bij verstoorde ouder-kind-interacties spelen de eigen ouders ook een grote rol?

Hoe kan daaruit psychische mishandeling van de kinderen voortkomen?

Inzoomend op de ouderfactor: welke psychische problemen zie je bij hen?

‘De oorzaak ligt niet altijd alleen bij de ouders, al zijn die wel eindverantwoordelijk. Bij een verstoorde ouder-kind-interactie kijken we altijd naar drie factoren. Allereerst de kindfactor. Dan gaat het om vragen als: is het kind prematuur geboren?, is het snel ontregeld en moeilijk troostbaar?, heeft het medische complicaties of een ontwikkelingsstoornis zoals autisme?, en: heeft het traumatische ervaringen meegemaakt? 

Vervolgens kijken we naar de ouderfactor. Daarbij gaat het over wat ouders aan bagage meedragen, zoals psychiatrische ziekte, een persoonlijkheidsstoornis of wellicht ook hadden ze ooit verstoorde of verwaarlozende ouder-kind-interacties met hun eigen ouders.

Ten slotte gaan we in op de omgeving: in welke context speelt de ouder-kindrelatie? Is er sprake van armoede, discriminatie, dakloosheid, bestaansonzekerheid? 

De invloed van deze drie factoren op de relatie tussen ouder en kind analyseren we gedetailleerd. Daar volgt dan uit dat niet het kind of de ouder onze patiënt is, maar de relatie zelf. Die relatie willen we verbeteren. We bekijken welke interventies daarvoor nodig zijn.’

 

Belangrijk is: deel de verantwoordelijkheid en deel je twijfels; loop er niet alleen mee rond. Je verkleint zo het risico op over-identificatie met het kind als slachtoffer, of met de ouders - ‘ze doen zo hun best’ - en het zelf onderdeel of getuige worden van de mishandeling of verwaarlozing. Of je besluit uit machteloosheid de cliënt maar naar een andere organisatie door te verwijzen.

Overigens praat ik liever niet in termen van “psychische mishandeling en verwaarlozing”. Dat zijn begrippen die in een juridische context thuishoren. Ik gebruik liever de overkoepelende term: verstoorde ouder-kind-interactie.’

Interview

7 min.

Elizabeth Wattimena

Jasper van den Bovenkamp

Wat beweegt ouders ertoe hun kinderen psychisch te mishandelen of verwaarlozen? En wat kun je als professional voor hen betekenen? Klinisch psycholoog en psychotherapeut Marja Rexwinkel: ‘We zouden ons voortdurend moeten afvragen: neem ik stress weg of voeg ik stress toe?’

‘De oorzaak ligt niet alleen bij ouders’

Deel deze pagina

Documentaire: De kinderen van Ruinerwold

In de 4 afleveringen van de documentaire ‘De kinderen van Ruinerwold’ praat documentairemaakster Jessica Villerius met de vier oudste kinderen van het gezin uit Ruinerwold dat jarenlang tegen hun wil is vastgehouden op een afgelegen boerderij in het Drentse dorp. Er kwam een rechtszaak tegen de vader die o.a. werd verdacht van vrijheidsberoving, mishandeling en seksueel misbruik. 

Israël van Dorsten, een van de kinderen van Ruinerwold, is samen met studenten van de Nederlandse Academie voor Beeldcreatie een Instagrampagina gestart om de gevolgen van psychische mishandeling bekend te krijgen bij jongeren. Dit doen ze in samenwerking met Stichting Het Verdwenen Zelf. “Het is heel belangrijk dat mensen zich zo jong mogelijk bewust zijn van psychisch geweld en leren dat het niet normaal is. Zo kunnen we de kans op psychische mishandeling ook verminderen.”

‘Uit onderzoek blijkt dat wat dat betreft maar weinig interventies succesvol zijn. Slechts van één is het succes wel bekend, en dat is van het programma VoorZorg. Aanstaande moeders die in een risicogroep vallen, krijgen huisbezoek; een speciale verpleegkundige trekt vervolgens twee jaar op met het gezin. Het is een integrale aanpak waarbij alles, van de aankoop van luiers tot allerlei psychologische aspecten, wordt meegenomen. Het lijkt mij heel verstandig om op zoek te gaan naar de werkzame bestanddelen in deze integrale aanpak zodat we deze ook voor allerlei andere groepen ouders kunnen gebruiken.’

Kunnen we als hulpverleners verstoorde ouder-kind-interacties voorkómen?

3

2

1

Verdiep je in de methode Signs of Safety voor een veilige (opvoed)situatie en het overheidsprogramma Veilig Sterk en Verder. Ook het visiedocument op ketenzorg bij kindermishandeling, huiselijk geweld en seksueel misbruik, geschreven door Linda Vogtländer en Sander van Arum, bevat veel nuttige informatie.

Zoek altijd naar de port of entry bij dit kind, deze ouder, dit gezin, in de context en cultuur waarin ze leven.

Gebruik de begrippen ‘psychische mishandeling’ en ‘psychische verwaarlozing’ niet tegenover ouders en kinderen. ‘Ik probeer zo concreet mogelijk te beschrijven wat er misgaat in de interacties zónder de ouders te labelen en te veroordelen.’

Extra adviezen van Marja Rexwinkel

‘Ouders die zich bij mij melden, hebben meestal een hulpvraag voor hun kind’

‘Er is vooral woede en frustratie over het eigen onvermogen. Die richt een ouder meestal niet op zichzelf maar op het kind. Zo van: ik doe zo m’n best, waarom luistert hij niet? Er moet iets mis zijn met mijn kind! Dit heeft ook een grote invloed op het beeld wat een ouders van zichzelf heeft.

Ouders die zich bij mij melden, hebben dan ook meestal een hulpvraag voor hun kind. Ze zijn zich niet bewust van hun eigen rol, of vinden het onverdraaglijk om daarover na te denken. Als gaandeweg de ouder-kindtherapie het besef van hun invloed indaalt, gaan ouders zich schuldig voelen: zó’n ouder hadden ze niet willen zijn! Vaak is ook een motor tot verandering: ze hebben het zelf vroeger meegemaakt en willen dat het bij hun kind stopt. Als mensen zover komen dat ze inzien dat hun eigen handelen invloed heeft op de relatie met het kind, zijn ze in staat om te veranderen en te repareren. Ik zie het in mijn kamer gebeuren. Het zijn lange trajecten, waarbij wij steeds alert moeten blijven op de veiligheid in het gezin.’

Wat doet zo’n verstoorde ouder-kindrelatie uiteindelijk met de ouders?

‘Voor ouders die in een ontregelde situatie zitten, moet je heel betrouwbaar en straight zijn. Kom je je afspraken niet na of vergeet je iets, dan voeg je stress toe, in plaats van dat je die wegneemt. Kinderen en ouders in een verstoorde relatie hebben baat bij een vaste vertrouwenspersoon die een hele tijd met ze optrekt. En als hulpverleners moeten we ons voortdurend afvragen: neem ik stress weg of voeg ik stress toe?’

Hoe kunnen individuele professionals die ‘hulpverleningsstress’ verminderen?

Die benoem ik omdat ik weet dat hulpverlening een enorme stressor kan zijn. Sommige jongeren zien wel honderd hulpverleners: schuldhulpverleners, maatschappelijk werkers, psychologen, psychotherapeuten, psychiaters, kinderartsen, noem maar op. De versnipperde hulpverlening, waarbinnen ieder z’n best doet maar waar tegelijk te weinig vanuit eenzelfde visie wordt samengewerkt, is een stress verhogende omgevingsfactor.’

‘Hulpverlening zelf kan een enorme stressor zijn’

‘Dat kunnen tal van stressoren zijn, zoals discriminatie, pestgedrag, verslavingsproblematiek, een onveilige woonwijk, stijgende energieprijzen, bestaansonzekerheid… En natuurlijk de lockdowns tijdens de coronapandemie. Je zult met z’n vijven driehoog achter zitten hier in Amsterdam. Ouders werkten in slaapkamers, de kinderen waren de hele dag thuis en de buitenwereld - van school tot werkgever tot crèche - stelde ondertussen allerlei eisen. In dat soort situaties is er veel stress. Ben je daar gevoelig voor, dan “gebeurt het”. Er is ook een minder voor de hand liggende omgevingsfactor: de hulpverlener en de hulpverlenende organisatie. 

Als derde verstorende factor voor de ouder-kind-interactie noemde je eerder de omgeving. Wat bedoel je daarmee?

‘In elk geval niet bij de schuldvraag, dat heeft geen enkel therapeutisch nut. Bovendien is er meestal ook geen sprake van een continue mishandeling of verwaarlozing. Sommige ouders zijn het ene moment sensitief en helpend, terwijl ze het andere moment schreeuwend door hun huis lopen en onvoorspelbaar gedrag vertonen. Juist dat maakt ouders voor een kind onvoorspelbaar. De ouder is tegelijkertijd bron van troost en bron van gevaar.

Ik onderzoek in hoeverre de ouders in staat zullen zijn om een veilige en sensitieve relatie met hun kind aan te gaan, de behoeften van het kind te lezen en begrijpen en daarop te reageren, en eventueel hun fouten te repareren.

Je helpt de ouders ook om het relationele aspect te leren begrijpen. Ik vertel ze bijvoorbeeld dat kinderen, zelfs baby’s al, reageren op het gedrag van hun ouders, waar ouders vervolgens weer op reageren. Zo ontstaat er iets relationeels tussen ouders en hun kind. Een kind huilt veel. Ouders krijgen het niet voor elkaar het kind te troosten. Het maakt ze machteloos en ze worden kwaad of trekken zich terug. De baby gaat harder huilen. De ouders voelen zich nog machtelozer. Enzovoort. Er ontstaat een cha-cha-cha tussen ouder en kind. Sommige ouders en kinderen komen daar met elkaar niet meer uit.

Daarnaast geef ik psycho-educatie over de effecten van onvoorspelbaar gedrag, maar ook van ruzie tussen ouders in aanwezigheid van het kind.’

Waar begin je als hulpverlener, wanneer er sprake is van psychische mishandeling of verwaarlozing in een gezin? 

‘Ja, deze problematiek is vaak intergenerationeel. Ouders zijn zelf vaak niet in een sensitieve, liefdevolle omgeving opgegroeid en geven die traumatisering via hun ouderschap door aan eigen kinderen. Tragisch genoeg kan gewoon gedrag bij een baby, bijvoorbeeld door met een verkrampt driftig gezicht te huilen, een trigger zijn voor oude pijn bij de ouder. Een vader bijvoorbeeld die nooit gezien is, kan diep geraakt worden door een kind dat bij aangeboden voeding stelselmatig het hoofd afwendt. Hij kan dat interpreteren als een persoonlijke afwijzing. 

Zulke gevallen kunnen uitmonden in een rolomkering: het gedrag van de baby wordt ervaren als het gedrag van de vernederende ouder van vroeger, de vader wordt weer het kwetsbare, afgewezen kind en vertoont oud overlevingsgedrag, zoals vechten, vluchten of bevriezen - met alle gevolgen van dien voor ouder en kind.’

Bij verstoorde ouder-kind-interacties spelen de eigen ouders ook een grote rol?

‘De emotiethermometer kan een doeltreffend instrument zijn. Op die meter staat blauw voor ‘niets voelen, uit het contact gaan’, groen staat voor ‘rustig en nieuwsgierig in contact staan’, oranje voor ‘oplopende stress’ en rood voor ‘controleverlies over emoties en dit op anderen afreageren’. Je zoekt voor elk gezinslid uit waarom en wanneer het in rood zit, hoe het ene rood of blauw het andere triggert, en wat er nodig is om terug naar oranje en groen te gaan. 

Het rood van het ene gezinslid triggert vaak het rood van het andere gezinslid, en soms zit iedereen in het rood. Vraag dit als hulpverlener zo concreet mogelijk uit. Maak vervolgens afspraken met de gezinsleden, die ook weer zo concreet mogelijk worden geformuleerd in haalbare doelen. Monitor dit alles en neem in je emotiethermometer ook mee of jij als professional of andere geboden hulp een trigger voor rood vormt.’

Op welke manier kun je daarvoor zorgen?

‘Ouders kunnen zich al langere tijd machteloos, niet gezien, niet erkend of niet gewaardeerd voelen. Ze beschikken niet over de vaardigheden om met deze frustraties om te gaan of woede preventief te remmen; door allerlei omstandigheden in het verleden functioneert hun regulatiemechanisme niet en ze leggen de oorzaak daarvan vaak buiten zichzelf, bijvoorbeeld bij het kind. Ze uiten hun machteloosheid vervolgens door het kind de schuld te geven, te gaan schreeuwen, zich helemaal terug te trekken of te bevriezen. Hier beland je op het terrein van de mishandeling of verwaarlozing. Als hulpverlener probeer je ervoor te zorgen dat ouders zover niet komen, maar dat ze hun triggers herkennen en emoties en gevoelens kunnen gaan controleren.’

Hoe kan daaruit psychische mishandeling van de kinderen voortkomen?

‘Die zijn heel divers. Ik ontvang ouders met een postnatale depressie, een postpartumpsychose of een persoonlijkheidsstoornis die in stressvolle situaties niet goed in staat zijn signalen van het kind te herkennen. Maar ook ouders die door de wiegendood van hun eerste kind zich niet durven hechten aan hun tweede kind. En ouders die door allerlei omstandigheden of ervaringen uit hun jeugd hun emoties niet kunnen reguleren; ze hebben heel heftige gevoelens of juist helemaal geen gevoelens, waardoor kinderen respectievelijk te maken hebben met ouderlijke uitbarstingen of totale apathie.’

Inzoomend op de ouderfactor: welke psychische problemen zie je bij hen?

‘Niet het kind of de ouder is onze patiënt, maar hun relatie. Die willen we verbeteren’

‘De oorzaak ligt niet altijd alleen bij de ouders, al zijn die wel eindverantwoordelijk. Bij een verstoorde ouder-kind-interactie kijken we altijd naar drie factoren. Allereerst de kindfactor. Dan gaat het om vragen als: is het kind prematuur geboren?, is het snel ontregeld en moeilijk troostbaar?, heeft het medische complicaties of een ontwikkelingsstoornis zoals autisme?, en: heeft het traumatische ervaringen meegemaakt? 

Vervolgens kijken we naar de ouderfactor. Daarbij gaat het over wat ouders aan bagage meedragen, zoals psychiatrische ziekte, een persoonlijkheidsstoornis of wellicht ook hadden ze ooit verstoorde of verwaarlozende ouder-kind-interacties met hun eigen ouders.

Ten slotte gaan we in op de omgeving: in welke context speelt de ouder-kindrelatie? Is er sprake van armoede, discriminatie, dakloosheid, bestaansonzekerheid? 

De invloed van deze drie factoren op de relatie tussen ouder en kind analyseren we gedetailleerd. Daar volgt dan uit dat niet het kind of de ouder onze patiënt is, maar de relatie zelf. Die relatie willen we verbeteren. We bekijken welke interventies daarvoor nodig zijn.’

 

Wat doen ouders die geen veilige basis bieden anders?

Belangrijk is: deel de verantwoordelijkheid en deel je twijfels; loop er niet alleen mee rond. Je verkleint zo het risico op over-identificatie met het kind als slachtoffer, of met de ouders - ‘ze doen zo hun best’ - en het zelf onderdeel of getuige worden van de mishandeling of verwaarlozing. Of je besluit uit machteloosheid de cliënt maar naar een andere organisatie door te verwijzen.

Overigens praat ik liever niet in termen van “psychische mishandeling en verwaarlozing”. Dat zijn begrippen die in een juridische context thuishoren. Ik gebruik liever de overkoepelende term: verstoorde ouder-kind-interactie.’

‘Door de verantwoordelijkheid en je twijfels te delen, verklein je het risico op over-identificatie’

‘Wanneer je bijvoorbeeld constateert dat een kind steeds bij evidente pijn of ontregeling, als het zich stoot of gevallen is, een paar keer slikt en dan zonder naar de ouder te kijken of troost te zoeken doorgaat, is er reden tot zorg. Het kind heeft dan al geleerd het alleen te moeten doen en niet bij de ouders terecht te kunnen. Als dit een patroon is, kan de ouder-kind-interactie verstoord zijn.

Maar het is lang niet altijd meteen duidelijk als er psychische mishandeling en/of verwaarlozing speelt. Er is een grijs gebied. In geval van twijfel is de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helder. Ik vind dat je die als hulpverlener altijd moet nalopen. Ook adviseer ik om altijd te overleggen met collega’s in het team en je kritisch te laten bevragen, of een consult bij Veilig Thuis aan te vragen. Zij kunnen met je meedenken.

Waaraan merk je als professional dat de veilige basis in het geding is?

Marja Rexwinkel: ‘Die ouders of verzorgers bieden hun kinderen veiligheid. Kinderen die veilig opgroeien, voelen een veilige basis en vertonen vanuit die veilige basis exploratief gedrag. Ze verkennen de wereld in steeds grotere cirkels, en keren bij tegenslag of teleurstelling terug bij hun ouders om gerustgesteld te worden en gaan dan de cirkel opnieuw in. In de herhaling van die cirkels leren ze mensen te vertrouwen en relaties aan te gaan. Daar hoort ook bij dat er mismatches kunnen zijn, maar een goed genoeg ouder signaleert dit en kan die repareren

Er zijn uiteraard situaties waarin dit iets anders loopt, door bepaalde kind- of ouderfactoren. Een prematuur, snel ontregeld kind zal dichter bij de ouders blijven, terwijl een extravert of nieuwsgierig kind grotere cirkels maakt voordat het bij de ouders terugkeert. Maar het gaat telkens om die beweging: het kind gaat de wereld verkennen vanuit de veilige basis van de ouders en komt bij ontregeling terug.’

Om positief te beginnen: wat doen ‘ideale’ ouders goed?

Marja Rexwinkel is klinisch psycholoog, IMH-specialist (Infant Mental Health) en een van de oprichters van het IMH-centrum de OuderKindLijn in Amsterdam, een specialistisch ggz-centrum voor kinderen en hun ouders. Ze werkt als opleider bij MOC ‘t Kabouterhuis, dat jeugd- en opvoedhulp en jeugd-ggz biedt vanuit een integrale visie, en bij de IMH-opleiding van RINO Amsterdam, die ze mede heeft opgezet.

Wat beweegt ouders ertoe hun kinderen psychisch te mishandelen of verwaarlozen? En wat kun je als professional voor hen betekenen? Klinisch psycholoog en psychotherapeut Marja Rexwinkel: ‘We zouden ons voortdurend moeten afvragen: neem ik stress weg of voeg ik stress toe?’

‘De oorzaak ligt niet alleen bij ouders’

Interview

7 min.

Elizabeth Wattimena

Jasper van den Bovenkamp

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm