Jeugdzorg special, zomer 2019

Hoe helpt het onderzoek 'De Winter' de Jeugdzorg?

Het eindrapport van de commissie-De Winter ‘Onvoldoende beschermd’ geeft een schokkend beeld van de aard, omvang en gevolgen van geweld in de residentiële jeugd- en pleegzorg. Augeo zet de belangrijkste uitkomsten op een rij.

Jongeren over rapport De Winter

Vijf ervaringsdeskundige jongeren nemen het rapport onder de loep

Auteur: Annemarie van Dijk / Fotografie: Rebke Klokke

Lees verder

Wat vinden jullie van het rapport?

Floris: ‘Voor het eerst is er veel aandacht voor geweld in de jeugdzorg. Met zoveel aandacht moeten ze er wel iets mee doen, zou je zeggen. Hopelijk gaat het tot maatregelen leiden. Er staan goede aanbevelingen in, zoals scholing van medewerkers, kleinere groepen, dat de verhalen verteld moeten blijven worden. Maar ik ben bang dat er geen geld en tijd is om die aanbevelingen uit te voeren.’


Narita: ‘Wij wisten het allemaal al, maar voor de gemiddelde Nederlander zal het een schokkende boodschap zijn geweest. De conclusie is letterlijk: in Nederland slagen we er niet in om onze kinderen veilig te laten opgroeien. Want als ze thuis niet veilig zijn, plaatsen we ze ergens anders en daar zijn ze vaak ook niet veilig. Waarom is niet hele land boos, vraag ik me af. De media stonden even vol mee, maar inmiddels hoor je er veel minder over.’


Heleen: ‘Dit vraagt maatschappelijke bewustwording. Wat willen we als samenleving investeren? Vinden wij deze kinderen een groep waarmee we ons kunnen identificeren? Snappen we dat dit ook onze kinderen kunnen zijn? Voelen we met zijn allen de urgentie? Dan is er meer draagvlak voor de politiek.’

Floris: ‘Maar er zijn zoveel thema’s die aandacht nodig hebben. Het klimaat, dividendbelasting. Jeugdzorg is voor veel mensen een ver-van-je-bedshow. Het gaat niet om hún kinderen. Maar moet er per se maatschappelijk draagvlak komen? Uiteindelijk wil je toch vooral dat de politiek het gaat oppakken. Het controlemoment dat in het rapport zit, vind ik trouwens ook heel goed.’


Mohini: ‘Maar om te kunnen controleren, moet er wel eerst iets worden gedaan. Wat voor zin heeft het om over tien jaar hetzelfde onderzoek te gaan doen als je er niet eerst meer geld en tijd in stopt?’

‘Ik ben blij dat het rapport er is, het geeft erkenning voor wat er is gebeurd.’
Mohini

Wat vinden jullie van de aanbevelingen?

Narita: ‘Vooral de aanbeveling om de rol van de gezinsvoogd beter uit te oefenen vind ik belangrijk. Ik heb zelf meegemaakt hoe je de dupe kunt worden van een gezinsvoogd die het vertikt om de boel in de gaten te houden. En er was geen toezicht op. Kinderen moeten kunnen zeggen: ik wil deze voogd niet meer. Een goede match is ook heel belangrijk, daar moet beter op worden gelet. Niet alleen met de voogd, ook met het pleeggezin.’

Gabriel: ‘Voogden die veel kinderen begeleiden die meer aandacht nodig hebben, verwaarlozen sneller de kinderen die minder aandacht nodig hebben. Ik zag mijn voogd bijvoorbeeld alleen als het niet goed met me ging. Er zou een minder grote caseload moeten zijn, waardoor er meer tijd is om een band op te bouwen. En de optie burgervoogd zou vaker belicht moeten worden, waarbij een ‘gewone’ burger het gezag over een minderjarige krijgt, en geen professional. Een burgervoogd is vaak emotioneel betrokken bij een jongere of een kind, dat zorgt voor minder wisselingen.’


Narita: ‘Maar ook als de voogd een tante of oom is, moet er een zekere mate van toezicht zijn. Als voogd ben je de vervanger van de ouders. Dan moet je er ook zijn als iemand zijn diploma krijgt of jarig is. Het kind krijgt die aandacht waarschijnlijk niet van zijn ouders.’

'Uiteindelijk wil je toch vooral dat de politiek het gaat oppakken.'
Floris

Welke aanbevelingen zijn minder sterk?

Floris: ‘Ik denk dat je de aanbeveling om kinderen voor te bereiden op geweld moet zien als onderdeel van een serie stappen. In het rapport staat ook dat we de weerbaarheid moeten vergroten van de kinderen die naar een instelling toe gaan.’

‘Dat je kinderen moet voorbereiden op geweld in jeugdzorginstellingen, vind ik de omgekeerde wereld. Alsof ze het nu al hebben opgegeven om het geweld te laten stoppen.’
Narita

Heleen: ‘Als er in een groep mensen zijn met heel veel macht en de anderen hebben geen macht, dan escaleert dat gewoon heel snel. Daarom is zelfreflectie van hulpverleners zo belangrijk: hoe ga ik om met macht, hoe ga ik om met mijn eigen oude pijn? Waarom doe ik wat ik doe? Mijn advies: organiseer feedback onder hulpverleners, via intervisie bijvoorbeeld.’


Mohini: ‘Supervisie en intervisie zijn inderdaad heel belangrijk. Wat heb je als groepsbegeleider nodig om je werk goed te kunnen doen? Als je uitstraalt dat je geen zin hebt in je werk, werkt dat door op de groep. Zo hebben de collega’s die de groep van je overnemen er ook last van.’

Moet plaatsing in (gesloten) instellingen zoveel mogelijk worden voorkomen, zoals een van de aanbevelingen luidt?

Heleen: ‘Ik denk dat veel kinderen in de gesloten jeugdzorg enorm veel psychische problemen hebben – zoals én autisme én een eetstoornis én trauma. Daar is geen passende behandeling voor. Dat soort psychiatrische problematiek is geen gedragsprobleem (ook al uit het zich misschien wel zo), en gesloten jeugdzorg richt zich vooral op gedrag.’


Mohini: ‘Er wordt te vaak gesepareerd, terwijl er best andere oplossingen zijn. De groepsbegeleider kan zelf iets veranderen. Je kunt best een kind op de groep tien minuten naar zijn kamer laten gaan, maar ga daarna wel kijken hoe het gaat. Stop ‘m niet de hele dag in de separeer.’

‘Met vroeg signaleren en intensieve hulp thuis kun je een deel van die plaatsingen voorkomen. Maar, er zal altijd een groep blijven die alleen gesloten en gedwongen behandeld kan worden.’
Narita

Heleen: ‘Wat ik heel erg vind, is dat ouders soms geen melding van geweld bij hun kind durven te maken omdat ze heel afhankelijk zijn van de instelling. Maar wie moet het dan doen? Als je juridisch geen naaste bent, mag je helemaal geen melding doen van geweld of andere misstanden bij het kind. Ja, de jongere kan zelf een melding maken, maar wat als die in de separeer zit en alle communicatiemiddelen zijn afgenomen?’

Wat mist er nog in de aanbevelingen?

Heleen: ‘Elk kind zou één steunfiguur moeten hebben, een mentor uit het eigen netwerk. Of eventueel buiten het netwerk. Tegen zo iemand durf je misschien wel te vertellen wat er met je aan de hand is. Die mentor moet ook kunnen meepraten en -beslissen. Verder ben ik ervoor om ervaringsdeskundigen mee te nemen bij zoeken naar oplossingen.’

Mohini: ‘Professionals moeten ook fouten mogen maken zonder bang te zijn voor tuchtrecht of ontslag. Stel, je neemt als groepsleider even een kind alleen om het rustig te krijgen en je laat je collega achter met negen andere kinderen. Als er dan iets gebeurt, heb je een probleem want je hebt geen back-up geregeld. Er wordt daardoor te vaak gekozen voor de groepsveiligheid ten koste van het individu.’

Narita: ‘Daarom wordt er zo vaak gesepareerd. Er is geen ruimte voor een andere, humane oplossing. Dus moeten er meer mensen op de groep. Je kunt niet twee begeleiders op een gesloten groep van tien psychiatrische kinderen zetten.’

Mohini: ‘Ik mis in het rapport ook de afstemming met de school van het kind. Zo’n school zegt te snel dat een kind niet te handhaven is. Maar je kunt niet alles afdoen als een gedragsprobleem. Een school heeft de verantwoordelijkheid om dat met de instelling of pleegouders te bespreken. Een kind moet ook zoveel mogelijk op zijn eigen school kunnen blijven. Er verandert al zoveel als je in een jeugdzorginstelling of pleeggezin terechtkomt, school geeft dan houvast. Als je weer terugkomt in de maatschappij heb je al een achterstand.’

Heleen: ‘Mee eens. Ik vind een kind van school halen ook een vorm van geweld, want je schaadt het kind in zijn ontwikkeling.’

‘Deze kinderen worden vaak onder hun niveau geplaatst. Dat is mij ook overkomen.’
Gabriel

Wat moeten bestuurders van jeugdzorginstellingen anders doen om het veiliger te maken?

Narita: ‘Ze moeten de signalen van ervaringsdeskundigen serieuzer nemen. Ze zien ons te veel als zielige ex-cliënten in plaats van mensen van wie ze iets kunnen leren.’

Mohini: ‘Bestuurders mogen wat vaker op de groep gaan kijken hoe het gaat. Hoe doen je medewerkers het en hebben zij extra hulp nodig? En maak eens een praatje met de kinderen en jongeren die er wonen. Zij weten vaak niet eens wie de bestuurders zijn.’

Gabriel: ‘Ze zouden jongeren op hun achttiende niet meteen moeten loslaten. Op die leeftijd kunnen zoveel nieuwe problemen optreden. Zonde van alle investeringen tot dat moment. Begeleid hen liever naar een nieuw leven.

Wat willen jullie jeugdzorgmedewerkers meegeven?

Mohini: ‘Lees het werkboek van Mascha Struijk, In 10 stappen professional vanuit je hart. Daarmee werk je als hulpverlener ook aan je eigen ontwikkeling. Besef dat je tijdelijk een vervangende opvoeder bent voor een kind. Dat betekent dat het kind de liefde van zijn of haar ouders op de groep moet krijgen. En volg een training die je leert hoe je dicht bij jezelf kunt blijven.’

‘Werk vanuit je hart. Geef liefdevolle zorg.’
Heleen

Narita: ‘Bewaar niet zo veel afstand. In de praktijk blijkt dat liefdevolle zorg veel betere resultaten geeft. De betere hulpverleners die ik heb gehad, waren opener en voelden beter aan wanneer ze wel of niet dichterbij konden komen.’


Gabriel: ‘Ik heb begeleiders gehad die in hun pyjama op de bank zaten. Fijn, want dan voel je meteen dat iemand zich thuis voelt in jouw huis – want zo voelt zo’n instelling, als jouw huis.’ 

Hebben jullie een speciaal verzoek voor de overheid of minister Hugo de Jonge?

Heleen: ‘Lisa Westerveld van GroenLinks stelde voor om landelijke expertisecentra voor complexe en acute jeugdhulp te formeren. Lijkt me goed plan.’

Mohini: ‘Er moet meer geld komen! Het lijkt nu even of we er geld bij krijgen, maar dat is geld dat eerst voor bezuinigingen bij ons is weggehaald.’


Gabriel: ‘Het gaat niet eens alleen over geld. Laatst spraken we met de minister over de leeftijd waarop je in de jeugdzorg wordt losgelaten, of die niet van achttien naar 21 jaar moet. Hij zocht toen steeds naar oplossingen die passen binnen de huidige wet- en regelgeving. Ik snap dat het lastig is om de wet te veranderen. Maar soms moet je inzien dat bepaalde dingen een wetsverandering nodig hebben. Durf in ieder geval hardere maatregelen te nemen.’

'Geen actieplán, maar actie'
Gabriel

Heleen: ‘Inderdaad. Als je achttien bent, word je gewoon losgelaten. Dat is veel te jong en een herhaling van zetten: je bent al een keer alleen gelaten en niet gezien. Heb je eindelijk vertrouwen in iemand opgebouwd – als je geluk hebt dan – moet je het weer helemaal zelf doen.’ 


Gabriel: ‘Nog een tip: niet iedereen is geschikt voor een pleeggezin. Soms kun je beter naar een leefgroep. Daar moet beter naar worden gekeken.’

Welke rol zien jullie voor de kinderombudsvrouw?

Gabriel: ‘Als de kinderombudsvrouw iets zegt, is er wel media-aandacht voor, maar ik vraag me af of media-aandacht genoeg is.’

Narita: ‘Zij zou iets mogen doen voor de rechtsbescherming van kinderen in de jeugdzorg. Als je in de jeugdgevangenis zit, heb je het beter. Daar heb je allerlei faciliteiten, zoals een Playstation. In een jeugdzorginstelling mag je blij zijn als je een tv hebt.’


Heleen: ‘Misschien kan ze kijken naar hoe de rechtsbescherming bij de ggz is geregeld? In de ggz hebben jongeren bijvoorbeeld ook meer contact met hun voogd. De sectoren moeten meer van elkaar gaan leren.’

Lees het manifest van de jongeren van Expex en Augeo Foundation.

Interview

Micha de Winter: Het effect van je handelen is groot

Auteur: Edith Geurts

In het rapport 'Onvoldoende beschermd' geeft de commissie verschillende aanbevelingen, aan de overheid, de brancheorganisaties, de organisaties. Maar wat kan je als werker in de jeugdzorg zelf anders doen om de veiligheid van hun pupillen te verbeteren? Augeo vroeg het aan Micha de Winter.

Het effect van je handelen

'Een van de conclusies die ik uit ons onderzoek trek, is dat jeugdzorgwerkers er onvoldoende bij stil staan wat hun professionele handelen betekent voor kinderen. De groepsleiding, de werkers, zijn opgeleid in een methode en passen die zo goed mogelijk toe. Hun handelen is vaak vanuit de beste bedoelingen, naar mijn smaak eenzijdig gericht op het correct uitvoeren van het protocol; in de hedendaagse jeugdzorg is evidence based werken heilig. Maar de wetenschappelijke bewijsvoering die eraan ten grondslag ligt is meestal gebaseerd op groepsgemiddelden, en dat betekent weer dat effecten voor elk kind anders kunnen zijn. Juist daarom is het zo belangrijk dat werkers voldoende oog hebben voor het effect dat hun doen en laten heeft op pupillen, op het gevoel van veiligheid en welbevinden van de kinderen. Het is belangrijk dat je als werker je pupillen daarnaar vraagt en luistert naar wat ze daarover te zeggen hebben.'

Praten met kinderen

‘Geef kinderen een stem’ is wel een credo in de jeugdzorg, maar daarvan zie ik in de praktijk nog te weinig terug. Uit angst en onmacht praten werkers vaak nog te weinig met kinderen. Vragen naar ervaringen van kinderen, wat zij willen en nodig hebben, wat ze belangrijk vinden, hoe ze behandeld willen worden – dat gebeurt te weinig. Uit ons onderzoek kwam dat ook duidelijk naar voren. De uithuisplaatsing zelf en het verblijf op de groep hebben grote impact op kinderen. Daar moet je ook met hen over praten. Er waren zoveel pupillen, vroeger maar ook recenter, die zeiden: ‘Er werd mij eigenlijk nooit wat gevraagd’. Daarom is de behoefte aan erkenning ook zo groot.'

"'Iedere werker zou goed getraind moeten worden in het omgaan met agressie en geweld."

Verhoogde kans op geweld

'Uithuisgeplaatste kinderen hebben vaak allerlei heftige dingen meegemaakt, sommigen zijn thuis mishandeld. Anderen hebben (ook) gedragsproblemen of psychiatrische klachten. Een kind komt tegenwoordig niet zomaar in een gesloten groep terecht, dan is er echt wel iets aan de hand. Ons onderzoek laat duidelijk zien dat de kans om slachtoffer van geweld te worden in een instelling veel groter is dan in een (pleeg)gezin. Het leefklimaat in instellingen is niet altijd veilig en heeft vaak een repressief karakter. Zeker in de zwaardere settings is vaak sprake van vrijheidsbeperkende maatregelen, die een voortdurende spanning tussen groepsleiding en pupillen tot gevolg heeft. De mogelijkheid van geweld is altijd aanwezig. Daarom pleit de commissie ervoor om met kinderen die in een instelling belanden het onderwerp geweld te bespreken. Wat kan er gebeuren, en wat kan je doen als het gebeurt?'


Opleiding

'Verder zou iedere werker goed getraind moeten worden in het omgaan met agressie en geweld. Dat is heel belangrijk als je met deze groep jongeren werkt. Daarnaast vraagt het werken met deze groep van werkers dat zij bereidheid zijn en het lef hebben om naar hun eigen overtuigingen en gedrag te kijken. En dat te willen aanpassen. Je overtuigingen kunnen je enorm in de weg zitten. Om die te veranderen, heb je je collega’s nodig, want je kunt dat niet alleen. Het gaat erom met elkaar in gesprek te gaan en met elkaar na te denken hoe je het veiliger kunt maken voor kinderen. Dat zou meer in opleidingen moeten zitten: hoe je de dialoog met elkaar voert, met elkaar en met de pupillen en daar vervolgens naar handelt.'

‘Veertien was ik, toen ik in de crisisopvang terechtkwam. De situatie thuis escaleerde na een ruzie met mijn vader. Ik kan er nog steeds niet veel over vertellen, dat is te pijnlijk, maar na jaren van verwaarlozing en geweld stroomde mijn emmer over. Na een telefoontje van mijn moeder kwam de politie en belandde ik op het politiebureau. Ik werd naar de crisisopvang gebracht in een andere stad. Daar moest ik drie dagen binnen blijven. Ik voelde me onveilig en opgesloten.

Alsof ik een crimineel was

Vanuit de crisisopvang ben ik van instelling naar instelling, naar familie en weer naar de volgende instelling verhuisd; de volgorde ben ik kwijt. Ook heb ik in een jeugdgevangenis gezeten, omdat er toen geen plek was in een instelling. Ik leefde er in een groep van twaalf meiden. Negen zaten daar omdat ze onder toezicht waren gesteld, voor hun eigen bescherming of omdat hun ouders niet voor hen konden zorgen. De drie anderen hadden een strafbaar feit gepleegd.

Vier keer per dag luchten

’s Ochtends werden de celdeuren van het slot gedraaid. In rijen liepen we naar de douches. Vier keer per dag mochten we een half uur luchten op een binnenplaats. We werden gevisiteerd. Ik moest me uitkleden en naakt kikkersprongen maken om niets naar binnen te kunnen smokkelen. Het was een echte cel waarin ik woonde, met een stalen toilet. Ik zat daar voor mijn eigen veiligheid, maar het voelde alsof ik de crimineel was. Maar wat had ik misdaan?


Mijn ouders keken niet naar me om

Veel geld verdienen, dat vonden mijn ouders belangrijk. Ze werkten fulltime. En ook wij, hun kinderen, moesten presteren. Drie uur per dag speelde ik verplicht muziek. Ik sportte op hoog niveau en trainde elf uur per week. Ik zat op het vwo en moest goede cijfers halen. Dat gold ook voor mijn broers en zussen, maar zij zijn slim en getalenteerd …

Er werd nauwelijks voor mij gezorgd of naar me omgekeken. Ik stond zelf op, smeerde mijn brood en fietste alleen naar school. Daar was ik teruggetrokken en werd ik gepest. Na schooltijd paste ik op mijn zusje of was ik alleen thuis, vriendinnen had ik niet. Mijn ouders vonden me dom en overbodig. Alleen als ik iets fout deed, zagen ze me.


Mijn moeder greep nooit in

In mijn puberteit ging ik niet meer naar muziekles of sporttraining. Ik deed alsof, maar zat ondertussen bij de paar vrienden die ik toen had. Lang kon ik mijn ouders echter niet voor de gek houden. Door mijn gedrag werden zij steeds dwingender en werd ik strenger gestraft. Corrigerende tikken en venijnige knepen kreeg ik altijd al, maar het grove geweld begon tussen mijn 13de en 14de. In die tijd ging mijn vader eens in de twee maanden helemaal door het lint.

Als mijn vader me in elkaar sloeg stond mijn moeder meestal in een hoekje te huilen. Of ze was het ermee eens. Maar ze greep nooit in. Mijn broers en zussen werden niet mishandeld. Zij gaven geen tegengas. Ik wel. Ik werd alleen maar bozer.


Nog meer spijbelen

Soms bleef ik weken van huis en sliep ik bij vriendinnen. Ik spijbelde veel en vluchtte in drinken en jointjes roken. Dat maakte mijn ouders nóg bozer. Niemand had door dat het thuis zo slecht ging. Totdat een vriendin mijn verwondingen zag en doorvroeg. Ik begon te huilen, kon er niet omheen. Op haar advies ben ik naar de vertrouwenspersoon op school gegaan.


De lerares belde mijn vader

Het gesprek heeft niet geholpen, integendeel. Ze beloofde wat ik verteld had binnen vier muren te houden, maar nog diezelfde middag kwam mijn vader verhaal halen; de lerares had mijn ouders gebeld. Dat heeft me helemaal kapot gemaakt. Ik spijbelde nog meer en de mishandelingen gingen door. Die stopten pas toen ik in de crisisopvang zat.

Regels zijn regels

In de instellingen waar ik verbleef, was ik verlost van het regime van mijn ouders. Maar wat ik in de jeugdzorg gemist heb, is menselijkheid. In mijn pubertijd heb ik in wel 73 hulpverleners gehad. Dat maakte me onzeker. Ik voelde me ongehoord, maar kon er niets tegen doen. De hulpverleners zijn de autoriteit. Zij volgen de regels en maken geen uitzondering. Dat heeft me heel verdrietig gemaakt.

Zo vroeg ik de groepsleiding al twee weken voor de verjaardag van een vriendin of ik op de dag van haar feestje een keer na middernacht thuis mocht komen in plaats van om 22 uur. Dat was prima. Het zou in de overdracht worden genoteerd. Maar door een fout wist de dienstdoende groepsleider van niets. Ik kreeg huisarrest en extra corvee. Ik probeerde een gesprek aan te gaan, maar geluisterd werd er niet. Regels zijn regels.


Weer vertrouwen

Wat ik gemist heb, is het besef bij hulpverleners dat het voor een jongere ongelooflijk moeilijk is uit huis gehaald te worden. Om in een groep geplaatst te worden waar dagelijks tien verschillende hulpverleners langskomen. Dat een kind aandacht verdient.

Alles wordt in de Jeugdzorg vastgelegd in regels en protocollen. Maar vergeet niet dat het om kinderen gaat! Een hulpverlener mag een kind geen knuffel geven.

Hulpverleners mogen geen sigaretje roken met jongeren. De eerste volwassene die mij écht hielp was een mentrix die af en toe een rondje met mij door het park wandelde. We rookten dan samen een sigaretje, en ik weet het, ik was 15 jaar en mocht volgens de wet niet roken. Maar juist op die momenten kwamen de gesprekken los, begon zij mij te begrijpen en durfde ik weer iemand te vertrouwen. Dat is waar het uiteindelijk om gaat.

Eigen weg

Geen enkel kind verdient wat ik heb meegemaakt, daarom zet ik mij in voor jongerenparticipatie en de Jongerentaskforce Kindermishandeling. Ik weet: ik ben een heel lastige puber geweest, maar ik weet óók dat ik een goed mens ben. Ik heb nooit iemand kwaad gedaan. Ik wilde alleen mijn eigen wereld creëren. Ik wilde niet worden zoals mijn ouders.


Mijn ouders en ik hebben het nog een klein jaar geprobeerd thuis, maar het wilde niet. Ik werd opnieuw mishandeld. Ik raakte afgestompt en nam niemand meer serieus. Door te verhuizen naar de stad waar ik wil zijn, heb ik mijn eigen pad gekozen. Met die stap is het contact met mijn ouders verbroken. Ze kunnen niet accepteren dat ik anders ben dan zij.’


Om privacyredenen is de naam Anna gefingeerd.


Lees ook over ' Serena' in Augeo Magazine. Zij schrijft een brief aan Ria, haar voormalige voogd. ‘Al was ik het lastigste kind van de wereld - jij moest mij beschermen’ 

Anna: ‘Ik zat in een jeugdgevangenis alsof ik een crimineel was

‘Ik voelde me onveilig en opgesloten’

‘Mijn laatste verhuizing was drie maanden geleden. De veertiende in acht jaar tijd. Maar de eerste naar een plek die ik echt zélf heb uitgekozen.’ Verwaarlozing en geweld dreven Anna (22) uit huis, waarna ze van instelling naar internaat verhuisde. 

Auteur: Somajeh Ghaeminia

Opinie

Augeo Foundation: 'Tijd voor verandering.'

Auteur: Edith Geurts

Lees verder

Met het rapport ‘Onvoldoende beschermd’ bevestigt Commissie De Winter wat we eigenlijk al wisten: er moet iets veranderen in de jeugdzorg. Duizenden kinderen die vandaag de dag in een pleeggezin of in een instelling van jeugdzorg verblijven maken geweld mee. Dat zij twee keer zoveel kans lopen om fysiek, psychisch en seksueel geweld mee te maken is onverteerbaar. Zeker omdat zij onder verantwoordelijkheid van de overheid uit huis zijn geplaatst en juíst bescherming nodig hebben. 

Trauma’s onderbelicht

De Commissie besteedt aandacht aan de complexiteit van de doelgroep en aan het belang de jeugdzorg en haar medewerkers beter toe te rusten. Daarmee wordt de jeugdzorg een stuk veiliger, aldus de Commissie. Wat echter onderbelicht blijft, is het besef dat jongeren mogelijk getraumatiseerd zijn. Door onveiligheid thuis voorafgaand aan de plaatsing, of door de uithuisplaatsing zelf, mislukte of vele overplaatsingen en het verblijf in de jeugdzorg. Door die verschillende ingrijpende ervaringen raakt het stress-systeem van de jongeren hyperalert. Als een soldaat in de oorlog zijn zij voortdurend op hun hoede voor nieuw gevaar. Elke kleine prikkel of verstoring kan leiden tot paniek, woede of verstilling. De kans op geweld neemt hierdoor nog meer toe. Het woord ‘trauma’ komt in het eindrapport echter slechts elf keer voor. ‘Traumascreening’ zelfs geen één keer.

Traumasensitief leren handelen

Om het gedrag van jongeren beter te begrijpen en er adequater op te reageren, zou er in de opleidingen en bijscholing van jeugdzorgwerkers structureel aandacht moeten zijn voor trauma en (onveilige) hechting en het effect daarvan op het gedrag en de emoties van jongeren. Zo kunnen jeugdzorgwerkers het gedrag van de jongeren beter begrijpen, hen leren zich beter te reguleren en zich veilig te voelen. Jeugdzorgwerkers moeten leren de-escalerend te werken, geweldloos te reageren op ongepast gedrag en de veiligheid van de groep te handhaven zonder jongeren te isoleren. Om te voorkomen dat jongeren nieuwe negatieve ervaringen opdoen en hen ervaringen laten opdoen met steunende en betrouwbare volwassenen.

Praten over geweld

Het onderzoek maakt schrijnend duidelijk dat oud-pupillen emotionele basisbehoeften, zoals een luisterend oor, genegenheid en een ouder(figuur), node hebben gemist. De aanbevelingen om te zorgen voor kleinere groepen, meer contacttijd met de voogd, goed geschoold personeel en pedagogische continuïteit kunnen daaraan tegemoet komen. Ook de aanbeveling om met jongeren in de jeugdzorg te praten over geweld is een stap in de richting om de behoefte aan aandacht en gezien te worden te vervullen. Ook daarin kunnen jeugdzorgwerkers getraind worden: om geweld en verwaarlozing zowel bij de intake als daarna, te bespreken. Zo vergroot je de kans dat jongeren hun zwijgen doorbreken en vertellen over hun ervaringen.

Toezicht 

De Commissie oordeelt scherp over het gebrek aan toezicht door de overheid en de inspecties, waardoor pupillen te weinig zijn beschermd en er onvoldoende is ingegrepen na geweldsincidenten. De inspecties staan op een te grote afstand bij zo’n urgent maatschappelijk probleem. De Commissie doet daarom de aanbeveling voor een pro-actief, sterker een onafhankelijker toezicht, onder andere door de inspectie meer reguliere veldbezoeken waarbij met de pupillen zelf wordt gesproken te laten afleggen. Aangezien de overheid en de inspecties onderdeel zijn van het probleem, verdient het daarnaast aanbeveling dat de Kinderombudsman en ook de lokale kinderombudsmannen een grotere zichtbaarheid hebben bij de instellingen en bijvoorbeeld over twee jaar peilen of de veiligheid in de jeugdzorg verbeterd is.

Kwaliteitskader Rouvoet erbij pakken

De Commissie-De Winter doet geen uitspraken over de kaders waarop zou moeten worden toegezien. Dat is jammer. Het zou de jeugdzorgsector helpen als de normen helder zijn en instellingen verplicht zijn zich daaraan te houden. In 2012 zijn dergelijke normen en maatregelen al door de Commissie-Rouvoet opgesteld en vastgelegd in het ‘Kwaliteitskader Voorkomen Seksueel misbruik in de jeugdzorg’. Jeugdzorg Nederland gaf opdracht voor het kwaliteitskader en onderschreef de uitkomst ervan. Na het verschijnen van het eindrapport is het echter stil gebleven. Dat roept de vraag op in hoeverre het Kwaliteitskader eigenlijk is uitgevoerd en of er ook daadwerkelijk mee gewerkt wordt. Het is een gemiste kans dat de Commissie-De Winter niet voortborduurt op dit kwaliteitskader of er tenminste naar verwijst.

Beschadigde jongeren hebben steun en veiligheid nodig

Als de jeugdzorgsector echt wil veranderen is er naast duidelijke afspraken en kaders vooral een cultuuromslag nodig. Alleen als medewerkers al in hun beroepsopleiding leren over de gevolgen van traumatische ervaringen en problemen in de hechting kunnen zij het gedrag van jongeren beter begrijpen, aanvaarden en er adequaat mee omgaan.

'Handel alsof het je eigen kind en gezin betreft'
John Doe

Dan realiseren jeugdzorgwerkers zich dat deze beschadigde jongeren veiligheid, respect, steun en verbondenheid gemist hebben. Hun herstel begint bij een betrouwbare volwassene die hen steunt en iets voor hen wil en kan betekenen. Of, zoals de auteur van het recent artikel gepubliceerde artikel ‘Jeudzorgprofessionals moeten empathischer zijn’ zegt:  Handel alsof het je eigen kind en gezin betreft.

Het onderzoek

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek in het kort

Het onderzoek in het kort

De commissie-De Winter deed onderzoek naar de aard, omvang en gevolgen van alle vormen van fysiek en psychisch geweld vanaf 1945 tot heden tegen minderjarigen


De commissie zocht antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is de aard en omvang van het geweld in de jeugdzorg?

  • Hoe heeft het geweld kunnen gebeuren?

  • Hoe hebben de pupillen het geweld ervaren en wat zijn de gevolgen?

Het ging om minderjarigen die in één van de zeven sectoren van jeugdzorg verbleven:

  • Pleegzorg;

  • Residentiële jeugdzorg;

  • Gesloten (justitiële) jeugdinrichtingen;

  • Opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV);

  • Instellingen voor minderjarige met een licht verstandelijke beperking (LVB);

  • Internaten voor dove/slechthorende kinderen en internaten voor blinde/slechtziende kinderen;

  • Residentiële jeugd-GGZ.

Wat zijn de belangrijkste conclusies?

Wat zijn de belangrijkste conclusies?

  • Tot 1985 was relatief vaker sprake van fysiek geweld, daarna wordt psychisch geweld meer gerapporteerd.
  • In de jaren voor 1970 is vooral sprake van geweld gepleegd door groepsleiders en pleegouders, daarna ging het vaker om geweld door pupillen.
  • In de periode sinds 2005 ervaren kinderen nog steeds twee keer zoveel geweld dan niet-uithuisgeplaatste kinderen. Pleegkinderen lijken niet meer geweld mee te maken dan gemiddelde Nederlandse kinderen.
  • De gevolgen van het geweld zijn ernstig. Veelgenoemde klachten zijn psychosociale gezondheidsklachten, relatieproblemen en problemen met het opvoeden van eigen kinderen.
  • Het zwijgen of geen gehoor vinden voor hun ervaringen heeft in grote mate bijgedragen aan de schade.
  • Er zijn verschillende oorzaken voor het geweld gevonden. De negatieve kijk op uit huis geplaatste kinderen speelde in het verleden een grote rol: lange tijd werd strenge tucht gezien als legitieme manier om onmaatschappelijkheid en moreel verval van kinderen te bestrijden.
  • Een andere belangrijke factor betreft het gebrek aan financiële middelen: de Nederlandse jeugdzorg is permanent onderbedeeld geweest.
  • Ook het bij elkaar plaatsen van grote groepen kwetsbare kinderen met een diversiteit aan problemen en leeftijden heeft de kans geweld vergroot.
  • Een gebrek aan structurele professionaliteit, in de vorm van goed geschoold personeel en het gebruik van effectieve (behandel)methodieken droeg bij aan het geweld. Pas in de jaren 90 zette professionalisering van de jeugdzorg door, die ook nu nog niet af is.
  • Het toezicht op de kinderen in instellingen en pleeggezinnen heeft in de gehele periode grote manco’s gekend. Doorgaans werd bij geweld niet ingegrepen.

Welke aanbevelingen doet de commissie?

Welke aanbevelingen doet de commissie?

De commissie doet drie soorten aanbevelingen: over de slachtoffers, over de manier waarop de jeugdzorg in de toekomst veiliger kan worden gemaakt en over vervolgonderzoek. 

  • Bied erkenning aan de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg
  • Houd de archieven van de commissie toegankelijk en breid deze uit
  • Verbeter het hulpaanbod aan slachtoffers van geweld in de jeugdzorg
  • Voorkom plaatsing in (gesloten) instellingen zoveel mogelijk
  • Verklein de groepsgrootte
  • Zorg voor goed geschoold personeel en pedagogische continuïteit
  • Werk meer samen met ouders en familie
  • Verbeter de ondersteuning voor pleegouders
  • Zorg voor een betere uitvoering van de rol van de gezinsvoogd
  • Zorg bij de voogdij voor een betere invulling van de uithuisplaatsing
  • Organiseer een proactief, sterker en onafhankelijk toezicht
  • Bespreek geweld met kinderen
  •  Voer een prevalentiestudie uit naar geweld in de huidige jeugdzorg

De onderzoeken die vooraf gingen aan ‘Onvoldoende beschermd’ 

De onderzoeken die vooraf gingen aan ‘Onvoldoende beschermd’ 

Aan het onderzoek van de Commissie-De Winter naar geweld in de jeugdzorg zijn verschillende onderzoeken, aanbevelingen en rapporten vooraf gegaan.

2012: Eindrapport van de Commissie-Samson ‘Omringd door zorg, toch niet veilig’, naar de aard en omvang van seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg tussen 1945 en 2010.


Meer over het rapport en over seksueel misbruik in Lees hier de speciale uitgave
https://www.augeomagazine.nl/nl/magazine/3421/694082/inhoud.html van Augeo Foundation.


2013: De Commissie-Rouvoet ontwikkelt ‘Kwaliteitskader Voorkomen Seksueel Misbruik’ [link: http://www.jeugdzorgnederland.nl/contents/documents/kwaliteitskader-rouvoet.pdf]  voor de aanpak van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Augeo Foundation maakte hierover een speciale editie [link: https://www.augeomagazine.nl/nl/magazine/4067/720380/inhoudspagina.html].


2015: De Commissie-Rouvoet publiceert haar eindbericht [link: https://www.jeugdzorgnederland.nl/contents/documents/eindbericht-commissie-voorkomen-seksueel-misbruik-in-de-jeugdzorg-juni-2015.pdf]. De Inspectie neemt het over.


2015: Augeo Jongerentaskforce publiceert het onderzoek ‘Jongeren in jeugdhulp over veiligheid’ [link: https://www.augeo.nl/-/media/Files/Jongerentaskforce/Rapporteenderde-jongerenvoeltzich-nogonvoldoende-veiligin-jeugdzorginstelling.ashx].

Augeo magazine maakte daarover een special [link: https://www.augeomagazine.nl/nl/magazine/9642/782869/inhoud.html].


2018: De documentaire Alicia, waarin het destijds 9-jarige meisje in een jeugdinstelling terechtkomt en zeven jaar in verschillende instellingen wacht op een pleeggezin of gezinshuis wordt gevolgd, leidt tot verschillende dialoogsessies in het land. Het manifest [link: https://www.aliciadocumentaire.nl/manifest] wordt aan het ministerie van VWS, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd. 

Reactie van de Rijksoverheid

Reactie van de Rijksoverheid

Ministers Hugo de Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Sander Dekker (Rechtsbescherming) reageren namens het kabinet op het onderzoek. Zij bieden excuses namens de overheid, geven aan te zoeken naar erkenning voor de slachtoffers van gisteren en te voorkomen dat de kinderen in de jeugdzorg van vandaag de slachtoffers van morgen worden.


Lees de volledige reactie hier

Reactie Jeugdzorg Nederland

Reactie Jeugdzorg Nederland

Jeugdzorg Nederland biedt in een reactie haar excuses aan voor geweld dat de afgelopen zeventig jaar in de jeugdzorg heeft plaatsgevonden en geeft aan de verhalen van slachtoffers te willen horen.
Daarnaast geeft Jeugdzorg Nederland aan samen met de andere branches, GGZ Nederland, VGN en VOBC te willen leren van het rapport en de aanbevelingen zo snel mogelijk in praktijk te willen brengen. Dialoogsessies met jongeren, ouders en ervaringsdeskundigen over het thema geweld in de jeugdzorg zijn al in gang gezet.


Jeugdzorg Nederland maakte naar aanleiding van het rapport een online magazine Naar een jeugdzorg die beter beschermt met interviews en podcasts van jongeren, ervaringsdeskundigen en medewerkers.

Over Augeo

Deze uitgave is een speciale editie van Augeo Foundation naar aanleiding van het rapport Onvoldoende beschermd van de Commissie-De Winter.


Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan deze special werkten mee:

‘Anna’

Annemarie van Dijk

Edith Geurts

ExpEx (www.expex.nl)

Fietje Schelling

Floris

Gabriël

Heleen

Micha de Winter

Mohini,

Narita

Rebke Klokke

Somajah Ghaeminia

Tino Boersen

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm