Augeo Magazine - Editie 13, april 2019

Kinderen in de opvang

In Nederland verblijven duizenden kinderen maandenlang in de maatschappelijke of vrouwenopvang. Hoe komen ze daar terecht? Wat hebben ze nodig om gezond op te groeien? Lees over de ervaringen van deze kinderen en professionals en bekijk de beeldreportage over twee 'opvangvriendinnen'.

Inhoud

Voorwoord

Een vreemd thuis

•••• 3 ••••

Achtergrond

Wat hebben kinderen in de opvang nodig?

•••• 4 ••••

In beeld

Kinderen in de maatschappelijke opvang: een fotoreportage

•••• 5 ••••

In de praktijk

School, opvang en ouders moeten op één lijn zitten

•••• 6 ••••

Reportage

'Als het veilig is komt papa op bezoek'

•••• 7 ••••

Brief aan...

'Vanaf dag één voelde ik me er doodeenzaam'

•••• 8 ••••

Interview

'Je kunt je niet voorstellen dat dit in Nederland gebeurt'

•••• 9 ••••

Ervaringsverhaal

‘Ik ben uit mijn oude leven weggerukt’

•••• 10 ••••

Voorwoord

Edith Geurts

Hoofdredacteur 

Augeo Magazine

Leestijd: 1,5 minuut

Een vreemd thuis

Misschien sta je er niet zo bij stil, maar ook in Nederland verblijven kinderen in de maatschappelijke- of vrouwenopvang. Kinderen die met een of beide ouders hun vertrouwde huis moesten verlaten vanwege financiële problemen, veel ruzies en geweld, brand, een niet zo stevig sociaal vangnet of, vaker nog, een combinatie van die problemen.

Als onderzoeker bezocht ik de afgelopen jaren verschillende locaties voor vrouwenopvang. Daar kreeg ik een aardig beeld van wie deze kinderen zijn en in welke omstandigheden ze verkeren. Ik herinner me bijvoorbeeld een jongetje dat bij mij, een voor hem wildvreemde vrouw, op schoot kroop en er maar met moeite door zijn moeder vanaf getild kon worden – aandoenlijk, maar vooral zorgelijk. En een meisje dat zo hartverscheurend huilde om haar konijn: ze had het niet mee kunnen nemen en maakte zich zorgen omdat er nu niemand voor hem zorgde. 

Van de moeders herinner ik me dat ze zich wanhopig afvroegen of ze wel goed genoeg voor hun kinderen konden zorgen. Ze hadden hun handen vol aan hun eigen problemen. En ik sprak een vader die kwaad zijn vrouw de schuld gaf van zijn alcoholprobleem en er daarom mét zijn kinderen vandoor was gegaan… 

Deze kinderen groeien op in stressvolle omstandigheden – zonder hun eigen speelgoed, vriendjes en huisdieren

Mijn hart gaat uit naar de kinderen die in zulke stressvolle omstandigheden opgroeien – zonder hun eigen speelgoed, vriendjes en huisdieren, samenwonend met andere gezinnen die allemaal hun eigen problemen hebben. Omdat deze kinderen onze extra aandacht en steun hard nodig hebben, is het belangrijk dat wij professionals hen in beeld hebben. Dat we weten wie zij zijn, in welke omstandigheden ze leven en zich ontwikkelen en welke hulp ze daar al bij ontvangen. In dit nummer lees je er alles over.

Aantal kinderen én problemen nemen toe

Eerst even de cijfers, want die zijn alarmerend: het aantal kinderen in de opvang stijgt. Werden er in 2011 in totaal 7133 kinderen opgevangen in de maatschappelijke en vrouwenopvang, nu zijn dat er dus al 8500. Een stijging van ruim 19 procent. ‘Die ontwikkeling zien wij ook,’ zegt Guusta van der Zwaart, bestuurder van De Tussenvoorziening in Utrecht. 'Terwijl we vroeger nog maar een paar gezinnen opvingen, zien we er nu honderd per jaar. Ik merk dat meer en meer mensen het moeilijk vinden om zich te handhaven in de samenleving. In de begeleiding ervaren we bovendien dat de problematiek complexer wordt.'


Ook Anke van Dijke, bestuurder van het landelijke expertise- en behandelcentrum Fier, herkent de cijfers. ‘Maar dat is niet het enige slechte nieuws,’ zegt ze. ‘Voordat er überhaupt hulp wordt gezocht hebben deze kinderen al heel wat nare dingen meegemaakt.’ Ter illustratie: volgens recent onderzoek naar huiselijk geweld door het Verwey-Jonker Instituut gaan per gezin gemiddeld 71 geweldsincidenten vooraf aan een melding bij Veilig Thuis. Uit onderzoek van Sonja Brilleslijper-Kater, orthopedagogisch specialist kindermishandeling bij het Academisch Medisch Centrum (AMC), blijkt dat kinderen gemiddeld zeven à acht ingrijpende en potentieel traumatiserende gebeurtenissen hebben meegemaakt voordat ze in de opvang terechtkomen. Van Dijke: ‘Deze kinderen komen vaak uit onstabiele multiproblem-gezinnen. Er speelt van alles: van huiselijk geweld tot verwaarlozing en seksueel misbruik, van verslaving van de ouders tot dakloosheid en schuldenproblematiek.’ 

Zeven à acht ingrijpende en potentieel traumatiserende gebeurtenissen

Deze ingrijpende, stressvolle en (potentieel) traumatische gebeurtenissen hebben kinderen meegemaakt voordat ze in de maatschappelijke of vrouwenopvang kwamen:

•89% relationeel geweld tussen de ouders 

•86% een (echt)scheiding van ouders 

•65% minimaal één (maar vaak meerdere) verhuizing(en)

•40% verandering van school tijdens het schooljaar

•37% ernstige mishandeling van moeder 

•25% vernielingen in huis

•25% de arrestatie van een ouder

•21% chronische ziekte of het overlijden van een ouder

Bron: Meer dan bed, bad, broodje pindakaas

Geprogrammeerd door stress

Gemiddeld zeven à acht ingrijpende en potentieel traumatiserende gebeurtenissen én dan ook nog je huis, school en vriendjes moeten achterlaten... Dat betekent stress, heel veel stress, voor deze kinderen. En stress kan zeer schadelijk zijn voor hun ontwikkeling, zéker als die chronisch is. 

‘Geweld en verwaarlozing verstoren de groei en cognitieve ontwikkeling’
John Doe

Van Dijke: ‘Hoe jonger het kind, hoe groter vaak de schade. De eerste duizend dagen in een kinderleven zijn cruciaal; in die tijd worden de belangrijkste verbindingen in de hersenen aangelegd. Een kind dat opgroeit in een omgeving vol geweld en verwaarlozing, gaat zich daartoe verhouden. De hersenen maken dan verbindingen aan op basis van stress, angst, enzovoort. Ze zijn geprogrammeerd op overleven, in plaats van op de groei van het lijfje en de cognitieve ontwikkeling. En dat zie je uiteindelijk terug in ontwikkelings- en gedragsproblemen, permanente waakzaamheid en bijvoorbeeld psychosomatische klachten. De problemen gaan bovendien vaak door tot in de volwassenheid, met bijvoorbeeld psychische of lichamelijke klachten, werkloosheid en verslaving. Vroeg ingrijpen is daarom belangrijk. Verkeerd aangelegde verbindingen in de hersenen kunnen dan nog worden hersteld. Hoe ouder het kind, hoe moeilijker dat wordt.’ 

Het belang van vroege traumabehandeling

Tijdig ingrijpen dus. Maar daar zit ‘m ook gelijk de moeilijkheid. Want kinderen die kampen met de gevolgen van een trauma uiten dit zelden expliciet. 'Bovendien kunnen de reacties op de gebeurtenissen thuis allerlei typen gedrag teweegbrengen,’ zegt Van der Zwaart van De Tussenvoorziening. 'We zien kinderen die zich compleet terugtrekken, maar ook kinderen die het hun ouders juist heel lastig maken. Maar wat zegt dat?’ Van Dijke van expertisecentrum Fier: ’Vaak wordt een afwijkende ontwikkeling pas goed zichtbaar rondom de puberteit. Als blijkt dat een kind anders dan anders is, geen gezonde vriendschappen kan aangaan, concentratieproblemen heeft en noem maar op. Maar dan ben je als behandelaar al te laat. Het fundament van deze kinderen is dan al fors en soms onherstelbaar beschadigd. We moeten deze trauma’s dus eerder herkennen. 


Als een baby van 3 maanden oud volledig verstijft als hij wordt aangeraakt, is dat voor mij een signaal. Als een 5-jarige bij volslagen wildvreemden op schoot kruipt ook. Van belang is dat er in de maatschappelijke en vrouwenopvang aandacht is voor de ontwikkeling van kinderen. Wat is normaal en wat niet?’

‘Waarom zouden we niet alle kinderen screenen op trauma’s en opgelopen schade?’
John Doe

Marjon Donkers is adviseur preventie kindermishandeling en schreef in opdracht van Stichting Kinderpostzegels het boekje Veilige Toekomst, doen wat nodig is voor kinderen in de opvang. Zij pleit voor een standaard screening van de kinderen op trauma’s en opgelopen schade. ‘We weten dat verreweg de meeste kinderen en jongeren die in de opvang terechtkomen te maken hebben of hebben gehad met ingrijpende en traumatiserende gebeurtenissen, dus waarom zouden we het niet doen? Het komt nog altijd voor dat er wordt gekeken naar bijvoorbeeld gedragsproblemen, terwijl de onder- of achterliggende trauma’s niet herkend en behandeld worden. Dat is dweilen met de kraan open.'

Het kind als individuele cliënt

Tien jaar geleden stond de hulp en behandeling voor kinderen in de opvang er nog niet zo best voor. ‘De kinderen krijgen geen individuele intakegesprekken of begeleiding,’ was een van de conclusies uit het onderzoek van Brilleslijper-Kater. ‘Kinderen werden inderdaad vaak gezien als “meegekomen met de ouder”,' zegt Van der Zwaart. ‘Tegenwoordig is er in de opvang gelukkig meer en meer aandacht voor het kind als zelfstandig cliënt.’


In 2017 richtte Stichting Het Vergeten Kind hun actieweek in op dit doel: zorg dat elk kind in de opvang gezien wordt als een individuele cliënt met een eigen begeleidingsplan. 


In De Tussenvoorziening wordt sinds een paar jaar gewerkt vanuit de Veerkracht-methodiek (zie ook de reportage in dit magazine) met onder andere kindgesprekken. Van der Zwaart: ‘We praten met de kinderen over zaken als schuldgevoelens, schaamte, onzeker zijn, gepest worden. Je ziet dat kinderen dit prettig vinden; ze voelen zich gehoord en dat zorgt voor meer ontspanning.'


In De Tussenvoorziening krijgen kinderen bovendien hun eigen hulpverlener. 'Er wordt in duo’s gewerkt: waar de ene professional focust op de ouder, focust de ander zich volledig op het belang van het kind. Dit voorkomt dat het kind wordt vergeten,’ zegt Van der Zwaart. 


Ook bij expertise- en behandelcentrum Fier is er aandacht voor het kind als zelfstandig cliënt. Voor kinderen van 0 tot en met 4 jaar werd zelfs een speciale Infant Mental Health-methodiek ontwikkeld: traumabehandeling voor de allerkleinsten. De methodiek is beschreven in het boek Kiekeboem

Ouders in hun rol als ouders

Behandeling van opgelopen schade en trauma’s is essentieel voor kinderen die in een opvang leven, maar minstens zo belangrijk is een veilige hechting met de ouders. Ook die is voor kinderen in de opvang niet altijd vanzelfsprekend. ‘Ouders die kampen met een enorme bak stress hebben nu eenmaal minder ruimte en aandacht voor hun kind,’ zegt Van der Zwaart. ‘Ze staan in de overlevingsstand en zo bezig met hun sores dat ze emotioneel niet beschikbaar zijn. Wij wijzen ouders daarom altijd op hun verantwoordelijkheid: “Ja, je hebt problemen, maar er is ook nog een kind dat aandacht nodig heeft.” We bespreken met ze: hoe kun jij je ouderrol invullen? En: wat heeft jouw kind nodig van jou? Het gaat vooral over aandacht, over het herstellen van de hechting tussen beiden.’ 

‘In ons vaderhuis kunnen mannen hun kind ontvangen’
John Doe

Net als in de vrouwenopvang, moeten kinderen in de maatschappelijke opvang in veel gevallen een van de ouders missen. Van der Zwaart: ‘Naast onze locaties voor gezinsopvang, hebben we ook nachtopvang voor volwassenen. 60 Procent van de daklozen is ouder van een of meerdere kinderen, en in veel gevallen verblijft het kind bij de andere ouder. We kijken altijd naar mogelijkheden om toch het contact met het kind in stand te houden. In ons vaderhuis bijvoorbeeld, waar mannen na verblijf in de nachtopvang begeleid wonen en ook hun kind met een bezoekregeling kunnen ontvangen.’


Donkers benadrukt het belang van systeemgerichte hulp. Zij zegt: ‘Ouders vinden het heel belangrijk dat het goed gaat met hun kinderen. Dus óók voor hen is het essentieel dat er in de opvang passende hulp is voor de kinderen. Als het goed gaat met de kinderen, gaat het vaak ook beter met de ouders - en andersom. Het is één systeem.’ 

Intergenerationele overdracht

Bijna de helft van de ouders in de opvang is zelf in zijn of haar jeugd slachtoffer geweest van traumatische gebeurtenissen. Van Dijke noemt het ‘niet zo gek’. Want: ‘Hoe meer negatieve ervaringen je hebt meegemaakt in je kindertijd, hoe groter het risico op problemen in de volwassenheid. Volwassenen die geweld hebben meegemaakt als kind lopen bovendien een groot risico om zelf ook geweld te gaan gebruiken. En zo wordt de problematiek van generatie op generatie doorgegeven.’ 


Van der Zwaart: ‘Helaas komt het voor dat we de dochter opvangen van een moeder die we eerder in begeleiding hadden. Er zijn veel families die het al meerdere generaties heel moeilijk hebben; het doorbreken van bestaande patronen is enorm lastig. Door veel energie te steken in de kinderen die bij ons verblijven, hopen we de kans op intergenerationele overdracht te verkleinen. Maar de kinderen die bij ons komen, zijn vaak al dakloos geweest, dus in die zin hebben we ze niet preventief kunnen helpen. Wat we wel kunnen doen is met ze in gesprek gaan en ze de begeleiding en zorg bieden die ze nodig hebben. Een fundament voor de toekomst.’


Van Dijke noemt ook psycho-educatie voor de ouders als middel in de strijd tegen intergenerationele overdracht. ‘We moeten ouders bewustmaken van het effect van de situatie op hun kind. Er zijn bijvoorbeeld vaders die zeggen: ik sla mijn vrouw, maar mijn kind niet, dus mijn kind heeft er geen last van. Wat zij niet beseffen is dat hun gedrag wel degelijk schadelijk is voor het kind. Ouders zien het geweld vaak niet meer als problematisch doordat het al generaties lang zo gaat. Door ze inzicht te geven in hun problematiek is verandering mogelijk.’

Normenkader in de maak

Hoewel er hard aan wordt gewerkt en er steeds meer bruikbare inzichten komen als het gaat om een gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen, zijn de omstandigheden voor kinderen in de opvang nog niet optimaal. Zo concludeerde ook Henri Lenferink, burgemeester van Leiden, die daar onderzoek deed. Denk aan: gebrek aan financiën voor voldoende geschoold personeel en onvoldoende (kindvriendelijk ingerichte) huisvesting. Lenferinks rapport over kinderen in de maatschappelijke  en vrouwenopvang was aanleiding voor een nieuw normenkader. Er ligt inmiddels een conceptadvies, namens het ministerie van VWS, Federatie Opvang en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, maar dit is nog niet klaar was voor publicatie.


Dan maar even een rondje langs Donkers, Van der Zwaart en Van Dijke. Wat vinden zij dat nodig is?


‘Een opvang die traumasensitief is en gericht op het terugdringen van intergenerationele overdracht van geweld en verwaarlozing,’ zegt Donkers.

‘Ondersteuning op alle levensgebieden,’ zegt Van der Zwaart. ‘Een vaste verblijfplaats, de financiën op orde, zorgen dat er geen geweld meer wordt gebruikt. Ondersteun je de ouders op deze gebieden, dan werk je automatisch aan de stabiliteit in het gezin.’

‘Een multidisciplinaire samenwerking en gezinsfinanciering,’ vindt Van Dijke. ‘We moeten binnen de opvang veel meer met andere partijen gaan samenwerken; inderdaad, op alle levensgebieden van deze kinderen en hun ouders. Heb je geen kennis over schuldenproblematiek? Haal die dan in huis. Het systeemdenken moet meer voet aan de grond krijgen, ook qua financiering. Die is nog steeds gericht op het individu, maar het hele gezin is betrokken. Alles is versnipperd, terwijl samenhang juist is wat kinderen zo hard nodig hebben.’

Verschillen maatschappelijke en vrouwenopvang 

In cijfers (2018):

Aantal kinderen in de maatschappelijke opvang: 3960

Aantal kinderen in de vrouwenopvang: 4500


Meest voorkomende ervaringen van kinderen

In de vrouwenopvang:

  1. relationeel geweld tussen de (stief)ouders (95%)
  2. financiële problemen (71%)
  3. ouder met een ernstige psychische stoornis (45%)


In de maatschappelijke opvang:

  1. financiële problemen (100%) 
  2. ouder met een persoonlijkheidsstoornis (72%)
  3. ouder met een ernstige psychische stoornis (70%)

Bronnen: Factsheets Federatie Opvang, Veilige Toekomst

Problematiek van kinderen in de opvang

• 77% heeft ouders met financiële problemen (schulden/huisuitzettingen/armoede)

• 53% kampt met een zeer lage zelfwaardering

• 49% heeft ernstige gedragsproblemen (die professioneel ingrijpen vereisen)

• 44% heeft weinig of geen vrienden

• 44% heeft psychische problemen

• 40% lijdt aan depressiviteit

• 31% heeft last van PTSS klachten (in klinisch spectrum)

• 28% lijdt aan een angststoornis

• 25% wordt gepest of buitengesloten door leeftijdsgenoten

• 21% heeft problemen met de lichamelijke gezondheid

• 14% heeft een vorm van hyperactiviteit of aandachtsstoornis (o.a. ADHD)

• 11% heeft een lichamelijke of verstandelijke beperking

• 11% heeft een vorm van kindermishandeling meegemaakt

Bron: Veilige Toekomst 

Meer informatie

Achtergrond

Wat hebben kinderen in de opvang nodig? 

Jaarlijks worden ongeveer 8500 kinderen opgevangen in de maatschappelijke en vrouwenopvang, vaak samen met een van de ouders. Wie zijn deze kinderen? Wat hebben ze meegemaakt? En vooral: wat hebben ze nodig voor een veilige en gezonde ontwikkeling?

Auteur: Ellen de Ruiter 

Leestijd: 8 minuten

In beeld

Kinderen in de  maatschappelijke opvang: een fotoreportage

Hoe ziet het dagelijkse leven in de maatschappelijke opvang er voor kinderen uit? De vriendinnen Miraitenny (11) en haar vriendin McKenzie (11) hebben elkaar leren kennen de crisisopvang in Tilburg, waar ze ons rondleiden. Een voor een vertrekken ze naar een gezinshuis. 

Fotografie: Rebke Klokke / Auteur: Annemarie van Dijk

Miraitenny en McKenzie

Twee dikke vriendinnen

Miraitenny (gestreept T-shirt)) en McKenzie leerden elkaar kennen in de crisisdaklozenopvang. Ze werden dikke vriendinnen. McKenzie is inmiddels verhuisd naar een gezinshuis, Miraitenny vertrekt binnenkort. 

McKenzie met haar moeder, babybroertje Yeshua en oudere broer Nick (16) in het gezinshuis.

Ook Miraitenny is inmiddels met haar moeder Mireille en haar zusje Michevaira (6) na negen maanden crisisopvang naar een gezinshuis verhuisd. Miraitenny: ‘Mijn vader woont in Suriname, ik mis hem wel een beetje.’

In de crisisopvang in Tilburg

De crisisopvang in Tilburg

Het pand aan de Gasthuisring in Tilburg. Hier wonen gezinnen die dakloos zijn geworden, zoals Miraitenny, haar moeder en zusje. Ook is er nachtopvang voor alleenstaande volwassenen. Zij slapen in stapelbedden in een grote slaapzaal. Wie hier langer verblijft mag gebruik maken van de grote huiskamer.

Miraitenny: ‘Het eten is hier niet zo lekker, alleen de frietjes op zaterdag lust ik wel.’

Miraitenny in de grote keuken.

De vriendinnen doen de rondleiding samen, want McKenzie heeft hier ook gewoond en kent het huis. Miraitenny heeft zin om, net als haar vriendin, naar een gezinshuis te gaan. ‘Daar hebben we meer ruimte en kunnen we weer zelf koken. Bami of nasi bijvoorbeeld, dat is mijn lievelingseten.’

Het brood voor de lunch is al gebracht.

Hier wordt elke dag eten bezorgd voor de gezinnen.

Miraitenny: ‘Op woensdag moet mijn moeder altijd schoonmaken, soms help ik haar. Ik help ook weleens met de afwas. Ook kleren wassen doen we samen.’

Crisisopvang beneden

Crisisopvang benedenverdieping

Rechts de huiskamer voor de volwassenen. Miraitenny komt er niet graag. ‘De grote mensen hebben soms ruzie met elkaar, dat vind ik heel naar. Ook draaien ze vaak harde muziek. Liever zit ik boven op onze kamer of achter de computer in het Kinderblok.’

In het Kinderblok komen geen volwassen bewoners. Hier kunnen kinderen ongestoord spelen en computeren.

In dit hoekje van de grote woonkamer kletsten Miraitenny en McKenzie vaak samen bij.

Buitenspelen

Miraitenny: ‘In de zomer speelde ik vaak buiten met McKinsey. Wij deden hier dan verstoppertje. Er stond toen ook een zwembadje.’

In de tuin is ook de rookplek voor volwassenen.

Jarig in de crisisopvang

Miraitenny is jarig!

Miraitenny viert haar 11e verjaardag in het Kinderblok, zoals de ruimte heet waar alleen de kinderen uit het huis mogen komen.

McKenzie komt speciaal langs voor Miraitenny’s verjaardag. De vriendinnen zijn dolblij om elkaar weer te zien.

De begeleidsters en de andere kinderen uit het huis zijn er allemaal bij. Samen eten ze appeltaart en Miraitenny pakt de cadeautjes uit. Ze is vooral heel blij met het make-updoosje.

Crisisopvang boven

Crisisopvang bovenverdieping

Miraitenny en McKenzie lopen de trap op naar de slaapkamers.

De gang met slaapkamers, waar de andere gezinnen slapen.  

Op alle deuren in de gang is een poster van een dier geplakt.

Rechts achteraan is de slaapkamer van Miraitenny, haar moeder en zusje.

McKenzie: ‘Hier sliep ik toen we hier nog woonden.’

Het schoonmaakhok.

De slaapkamer van Miraitenny, haar moeder en haar zusje. De verhuisdozen zijn al ingepakt op het bovenste bed. Miraitenny: ‘Mijn zusje en ik slapen een paar nachten samen in het onderste bed.’

Miraitenny: ‘Toen McKenzie hier nog woonde, was ik vaak beneden. Nu zit ik meestal op onze kamer boven. Ik houd van legpuzzels maken, gewoon op de grond. Een vriendinnetje van school hier mee naartoe nemen doe ik eigenlijk niet.’

Ligt er nog wat lekkers in de koelkast?

De badkamer moeten ze delen met veel andere mensen.

Miraitenny: ‘Als ik in bad wil, is dat vaak al bezet. Niet fijn. Of ik lig in bad en er wordt op de deur geklopt. Dan kan ik niet zo lang blijven liggen als ik zou willen.’

In het gezinshuis van McKenzie

Gezinshuis McKenzie

Het gezinshuis waar McKenzie woont, is een oude pastorie. Ze woont hier sinds een paar maanden. 

Het houten trappenhuis in de oude pastorie.

McKenzie, babybroertje Yeshua, hun moeder en oudere broer Nick (16).

Babybroertje Yeshua krijgt zijn fruithapje.

Alle schoenen blijven op de gang. 

De slaapkamer van McKenzie,  haar moeder en kleine broertje.

Broer Nick heeft een eigen kamer.

McKenzies kleren liggen in een kast op Nicks kamer.

McKenzie houdt van knutselen.

De keuken en eethoek. Beneden is een gezamenlijke keuken, maar de moeder van McKenzie kookt altijd hier.

In het gezinshuis van Miraitenny

Gezinshuis Miraitenny

Het huis met de blauwe deur is het nieuwe thuis van Miraitenny, haar moeder Mireille en zusje. Ze hebben er twee kamers voor zichzelf en een eigen badkamer. De keuken delen ze met nog een gezin.

De woonkamer is al ingericht.

De zusjes kunnen nu ook vriendinnetjes meenemen om te spelen.

Miraitenny is blij: eindelijk een eigen badkamer.

De slaapkamer delen ze met zijn drietjes.

De keuken, die ze straks delen met nog een gezin.

In de twee kamers aan de andere kant van de gang komt binnenkort een ander gezin te wonen.

Mireille smeert een beetje wax in Miraitenny’s haar om de kroes tegen te gaan.

Stichting Maatschappelijke Opvang Traverse

Stichting Maatschappelijke Opvang Traverse

Traverse begeleidt gezinnen die dakloos zijn of dreigen te worden en problemen op verschillende leefgebieden hebben. Er zijn gezinnen die eerst tijdelijk in de crisisopvang wonen. Andere gezinnen worden direct in een gezinshuis geplaatst. Bijna alle gezinnen ontvangen ambulante begeleiding als zij de opvang verlaten en in een eigen huis gaan wonen.

Gezinnen worden na aanmelding begeleid volgens de methodiek Veerkracht, waarin het kind centraal staat. Voor kinderen is het belangrijk om hun gewone dagritme te houden, ondanks dat zij in de opvang wonen. Zo gaan schoolkinderen zo snel mogelijk weer naar school. Samen met de ouders bekijkt Traverse het gehele netwerk rondom het kind en zoekt waar mogelijk de samenwerking met andere partijen.

In de praktijk

‘School, opvang en ouders moeten op één lijn zitten’

In Tilburg werken een basisschool voor speciaal onderwijs en een opvang voor dak- en thuislozen nauw samen. Daarmee creëren ze rust en veiligheid voor het kind. ‘We bellen elkaar gewoon als we iets willen bespreken.’

Auteur: Deborah Ligtenberg 

Leestijd: 7,5 minuten

Lees verder

Bij Traverse in Tilburg worden mensen opgevangen die dak- of thuisloos zijn, of dreigen dat te worden. Vrijwel altijd hebben ze ook problemen op andere leefgebieden. Soms gaat het om gezinnen met kinderen. Gezinsbegeleider Nicole Kivits van Traverse: ‘Onze visie is dat kinderen niet in een algemene dak- en thuislozenopvang thuishoren. Waar mogelijk worden gezinnen daarom direct in een gezinshuis met meerdere gezinnen geplaatst of korte tijd in een vakantiehuisje, als noodoplossing. Traverse zoekt naar andere oplossingen hiervoor. Helaas kunnen we soms niet voorkomen dat er kinderen met hun ouders tussen andere dak- en thuislozen geplaatst worden.’ 


Op kinderen heeft zo’n verblijf in een de crisisopvang grote impact. Ze moeten samenwonen met voor hen onbekende mensen, die vaak ook hun eigen problemen en stressklachten hebben.  

‘De kinderen voelen zich ontheemd en zijn vaak alles kwijt. Dat maakt ze een soort van onverschillig’ 

Traverse werkt nauw samen met De Zonnesteen, een Tilburgse basisschool voor speciaal onderwijs waar meerdere kinderen uit de opvang naartoe gaan. Waarin verschillen deze kinderen van de kinderen uit andere gezinnen? ‘Ze zijn al zo beschadigd dat ze het gevoel hebben niets meer te verliezen te hebben,’ vertelt Carien Castelijns, internbegeleider van De Zonnesteen. ‘Ze voelen zich ontheemd en zijn vaak alles kwijt. Dat maakt ze een soort van onverschillig.’ 

Volgens Nicole Kivits kunnen de kinderen uit Traverse vaak geen kind meer zijn. ‘Omdat hun ouders het leven niet goed op de rit hebben, zijn zij soms in de verzorgende ouderrol gestapt. Daar moeten ze geleidelijk weer uit. Dat geeft de meeste kans op herstel. Als kinderen het gevoel krijgen dat anderen ouders helpen, dat ze erop mogen vertrouwen dat het goed komt, zie je ze geleidelijk aan rustig worden. Ze gaan zich veiliger voelen.’

Eén spoor

Carien en Nicole vinden het ‘heel logisch’ dat ze samenwerken. ‘Wat Nicole en ik doen, is gedeelde zorg. Eén kind, één plan. Onderwijs en zorg zijn niet twee sporen die elkaar af en toe kruisen. Bij ons is het één spoor. School, ouders en begeleiders stemmen op elkaar af, waardoor we tot een gezamenlijke aanpak komen. Nicole en ik hebben daar veel contact over. Als een kind steeds hetzelfde hoort en op een zelfde manier wordt behandeld, daalt het vanzelf in.’ 

Nicole geeft als voorbeeld: ‘Een 9-jarig meisje richtte ze heel sterk op de jongens in de klas. Te sterk. De leerkracht en ik gingen in gesprek met de moeder, legden haar uit dat het gedrag niet bij de leeftijd van haar dochter paste en vroegen haar dit uit te dragen naar haar kind. Bijvoorbeeld door haar dochter te stimuleren zich op andere zaken te richten, zoals haar vriendinnetjes. In de opvang kon ik in de gaten houden hoe dit ging en de moeder erbij helpen. Zo ontstond er langzaam maar zeker verandering in het gedrag van het meisje. Daarnaast hebben ze ook met de moeder gepraat over waar het gedrag vandaan kwam. Zij had veel wisselende contacten, daar had het mee te maken. We hebben haar dan ook gestimuleerd zich meer op haar kind te richten. Dat lukte gelukkig.’

‘Als een kind mopperend thuiskomt, kan Nicole uitleggen waarom het op school zo is gegaan’
John Doe

De gedeelde visie werkt goed in het contact naar ouders, vindt de intern begeleider. ‘Omdat we beiden op dezelfde manier met een kind omgaan, is dat voor ouders ook heel duidelijk. Kinderen uiten thuis weleens hun ongenoegen over dingen die ze hebben meegemaakt op school. De juf was te streng, ze moesten te veel… Vooral dat laatste. Deze kinderen krijgen van huis uit meestal weinig structuur mee. Op school is dat wennen voor ze. Als een kind mopperend thuiskomt, steunen ouders vaak hun kind – dat hoort ook zo – zonder het verhaal op school terug te vragen. Het is dan goed dat Nicole rustig kan uitleggen waarom een leerkracht op een bepaalde manier heeft gereageerd en wat de regels zijn. Voor een kind is het heel goed om te zien dat zijn ouders, school en gezinsbegeleider op één lijn zitten. Dat geeft rust en veiligheid.’

Airbag

Als een kind in de opvang het contact met zijn vertrouwde omgeving, familie en vriendjes is verloren, is het vaak ook zijn steunfiguren kwijt. Als het die al had. Hulpverleners uit de keten om het gezin heen kunnen deze rol tijdelijk op zich nemen, denkt Carien. ‘Steun is heel belangrijk. Zie het als een airbag in een auto. Je kunt wel ergens tegenaan lopen, je neus stoten of een verkeerde actie doen, maar als die airbag jou opvangt, is het beter te dragen. Dan praat je samen over wat er is gebeurd en wat er de volgende keer beter kan, waardoor je veerkracht kweekt. Daar leren kinderen – en ouders trouwens ook – veel van.’

De gezinsbegeleider en intern begeleider pleiten er allebei voor dat iedereen in de zorg kinderen uit de opvang een beetje extra steun en aandacht geeft. ‘Wij hebben oog voor alle kinderen hier op school, maar met deze kinderen gaan wij extra liefdevol en met veel warmte om. Bijvoorbeeld door niet meteen boos te worden, maar geduldig en begripvol te zijn,’ zegt intern begeleider Carien. ‘Wij willen eraan bijdragen dat zij zich veilig en ontspannen voelen. Dat hebben ze gewoon nodig.’ 

Volgens Nicole heeft Traverse dezelfde visie. ‘Ik vind het belangrijk dat kinderen de warmte en open communicatie op elke plek ervaren. Dan merken ze dat het heel normaal is om zo met elkaar om te gaan. Door de samenwerking en informatie-uitwisseling over de kinderen en hun ouders, kunnen Carien en ik ze op dezelfde manier steunen. Die samenwerking gaat trouwens heel natuurlijk. Er zijn vaste overlegmomenten, maar de kracht zit ‘m erin dat we elkaar gewoon bellen als we iets willen bespreken.’

‘Deze kinderen hebben het nodig om zich op school veilig en ontspannen te voelen’
John Doe

Volgens de gezinsbegeleider is school dan ook veel meer dan een plek om te leren. ‘Het is een stabiele factor in hun onrustige en onzekere leven. Zij hebben ouders met veel stress, wat een risicofactor is voor huiselijk geweld.’ 

Als daar een vermoeden van is, volgt Traverse de meldcode. ‘Heb ik zorgen over een kind, dan bespreek ik die eerst met de ouders. En in overleg met hen ook met school. Ik leg altijd uit aan ouders hoe belangrijk het is dat alle partijen op de hoogte zijn en dat we allemaal naar hetzelfde doel kijken; dat een kind uitgroeit tot een volwaardig burger. Een kind heeft er niet voor gekozen om in deze moeilijke situatie terecht te komen. Laten we dan met z’n allen proberen daar iets van te maken.’

Tien-minutengesprek

Carien beschouwt Nicole als een opvoedpartner, net zoals de ouders dat zijn. Vandaar dat ze haar vaak bij een tien-minutengesprekken vraagt. ‘Voor ouders die veel hebben meegemaakt is zo’n gesprek vaak heel stressvol,’ zegt de intern begeleider. ‘Wat gaan ze van mijn kind vinden? Doe ik het allemaal wel goed? Daarom is het fijn dat Nicole meeluistert, zodat de ouders naderhand een sparringpartner hebben. Zij kan later herhalen wat goed gaat en wat verbetering behoeft. Tijdens een overleg met de ouders hoor ik ook altijd graag hoe Nicole een kind ziet. Als een kind op school en in de opvang twee heel verschillende beelden laat zien, gaat er iets niet goed. Dan is het ergens niet zichzelf. Bijvoorbeeld als een kind thuis agressief gedrag vertoont en op school niet, of andersom. Daar hebben we het dan over en we onderzoeken waarom dit gedrag zo afwijkt. Sámen met de ouders. Zij worden bij alles betrokken.’

Nicole: ‘Laatst was er op school een gesprek met een Afrikaanse vrouw die niet goed Nederlands sprak. Carien en de leerkracht deden enorm hun best om zo simpel mogelijk uit te leggen hoe ze het beste met haar kind kon omgaan, maar toch bleek na afloop dat niet alles duidelijk was. Thuis in de opvang kon ik het nog eens herhalen, waardoor de informatie beter begrepen werd.’

‘Een kind zit er soms niet op te wachten dat school zo goed op de hoogte is’
John Doe

Dat school en opvang informatie uitwisselen, vinden de kinderen zelf soms best lastig. ‘School is een plek waar de zorgen van thuis er even niet zijn. Dat kan heel lekker zijn,’ zegt Carien. ‘Een kind zit er soms niet op te wachten dat wij zo goed op de hoogte zijn. Maar als een moeder elke drie weken een andere partner heeft, wil ik dat wel graag weten. Omdat het heel goed zou kunnen dat druk gedrag van een kind daar vandaan komt. Ik neem het kind dan bijvoorbeeld apart voor een praatje, waarin ik de ruimte geef om gevoelens te uiten. Dat komt het gedrag ten goede, maar zorgt er vooral ook voor dat het kind zich prettiger voelt. Praten lucht op.’ 

Dat verlangen naar anonimiteit hebben ouders soms ook, zegt Nicole. ‘Er zijn ouders die tegen hun kinderen zeggen dat ze bepaalde dingen maar niet op school moeten vertellen. Omdat ze bang zijn voor de gevolgen, bijvoorbeeld dat ze erop worden aangesproken. Schaamte speelt ook vaak een rol. Ouders die met hun kinderen in de opvang zitten, zijn de regie helemaal kwijt. Ze hebben geen eigen huis meer, zitten vaak in armoede en kunnen hun kinderen niet geven wat ze willen. En dan zijn er ook nog mensen die zich met de opvoeding bemoeien…’ 


Maar open communiceren is nodig, vindt Nicole. En het kan ook als voorbeeld dienen voor zowel de ouders als de kinderen. Zo zien ze dat het goed is om problemen bespreekbaar te maken en samen te werken aan oplossingen.

Nieuwe school

Traverse begeleidt gezinnen uiteindelijk naar een eigen woning. ‘Ook daarna blijven wij ze soms nog enkele maanden tot jaren begeleiden. Per gezin verschilt het hoe die begeleiding eruitziet,’ zegt gezinsbegeleider Nicole. ‘Het mooiste is als kinderen op dezelfde school kunnen blijven, maar als dat niet lukt, doen we er natuurlijk alles aan om ook met de nieuwe school goed samen te werken. Dit komt het welzijn van een kind enorm ten goede. En dat is precies waar we het voor doen.’

Handle with Care 

Augeo Foundation zet zich in om structurele samenwerking te organiseren tussen de maatschappelijke opvang in Tilburg en de scholen waar de kinderen uit die opvang naartoe gaan. Zo is geregeld dat ouders, Traverse en school elkaar op de hoogte houden van alle ontwikkelingen die het functioneren of het welzijn van een kind kunnen beïnvloeden. Opdat een kind in de opvang en op school passende steun ontvangt, waardoor het zich veilig kan voelen en zijn veerkracht kan vergroten. Dit project loopt sinds dit voorjaar bij een aantal scholen in Tilburg. Augeo werkt hierin samen met Stichting Kinderpostzegels om de samenwerking tussen scholen en maatschappelijke- en vrouwenopvang verder te ontwikkelen en te verspreiden.

Reportage

'Als het veilig is, komt papa op bezoek'

Vrouwenopvang Rosa Manus in Leiden ziet niet alleen moeders als cliënten, maar ook hun kinderen. We gingen er op bezoek en zagen hoe zij tegemoetkomen aan de behoeften van deze kinderen. En dat die soms indruisen tegen de wensen van de moeder. 

Auteur: Annemarie van Dijk / Fotografie: Rick Huisinga

Leestijd: 6,5 minuten

Melissa (7) zit aan tafel te verven in het appartement waar ze sinds een paar maanden met haar moeder woont. De eerste weken hier moest Melissa veel huilen en schreeuwde ze in haar slaap, maar nu voelt ze zich een stuk veiliger, zegt haar moeder Wendy. Haar dochter is slachtoffer van huiselijk geweld door haar vader. Om veilig te zijn, vluchtte ze met haar moeder naar Rosa Manus, een huis voor 24-uursopvang en begeleiding aan vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn van geweld – lichamelijk, geestelijk of seksueel – binnen een relatie of familie. 

‘Eerst wilde ik hier niet heen, nu wil ik niet meer weg’
John Doe

‘Melissa’s school belde me een paar keer op om te zeggen dat ze helemaal in paniek was en absoluut niet naar huis durfde,’ vertelt Wendy. ‘Toen besefte ik dat we weg moesten.’ In Rosa Manus hebben ze een woonkamer, slaapkamer, piepklein keukentje en een badkamer voor zichzelf. Ze slapen samen in een bed, want Melissa durft ’s nachts niet alleen te zijn. Overdag gaat ze naar het schooltje in het pand en dat vindt ze erg leuk, zegt Wendy. Net als haar moeder heeft Melissa gesprekken en begeleiding om het trauma te boven te komen. Ze laat er weinig over los, maar zegt wel: ‘Eerst wilde ik hier niet heen, nu wil ik niet meer weg. Ik heb vriendinnetjes hier en ben veel minder bang.’ 

Nachtmerries

Jarenlang was de begeleiding in de vrouwenopvang vooral gericht op de ouders. Sinds 2015 heeft Rosa Manus extra aandacht voor de kinderen. Dat is hard nodig, want deze kinderen maakten allemaal ernstige vormen van huiselijk geweld mee. Zoals ouders die elkaar sloegen. Soms zijn ze zelf direct slachtoffer van mishandeling. Of ze hebben een traumatische vlucht achter de rug, bijvoorbeeld als ze uit een oorlogsgebied komen. Kortom, ze voelen zich vaak onveilig, zijn boos, verdrietig, bang, druk of juist teruggetrokken, en hebben nachtmerries. 

‘Het belangrijkste is dat de kinderen zich weer fysiek en emotioneel veilig gaan voelen’
John Doe

Hun moeders kampen met een depressie of posttraumatische stressstoornis en kunnen hun kinderen vaak niet helpen. Soms zijn de vrouwen ook helemaal klaar met hun partner, terwijl een kind die vader enorm kan missen. ‘Deze kinderen hebben specifieke hulp nodig om schade voor hun ontwikkeling zoveel mogelijk te beperken,’ zegt Melania Bonofacio, manager staf en projecten. ‘Ze lopen bovendien een grote kans om over tien tot twintig jaar zelf plegers of slachtoffer te zijn. Huiselijk geweld is ontzettend moeilijk te stoppen. Om de overdracht van geweld van generatie op generatie te doorbreken, moeten kinderen hun ervaringen op een goede manier verwerken. Het belangrijkste is dat ze zich weer fysiek en emotioneel veilig gaan voelen, en zo min mogelijk negatieve gevolgen ondervinden van hun nare ervaringen.’

Veerkracht

In 2015 voerde Rosa Manus daarom Veerkracht in, een methode voor de begeleiding van kinderen die met hun moeder in de maatschappelijke of vrouwenopvang terechtkomen. Dankzij een duidelijk stappenplan, technieken en instrumenten kunnen ze praten over wat ze meemaakten en wat ze nodig hebben. Waar nodig krijgen de ouders steun bij de opvoeding. 


Volgens Veerkracht krijgt elk kind een eigen intakegesprek, veiligheidsplan, actieplan en – als het nodig is – specialistische hulp. Het is een systeemgerichte methode die ruimte geeft voor eigen invulling. 


Orthopedagoog Rianne Meijers werd speciaal aangenomen voor de structurele borging en om alle medewerkers hierin mee te nemen. ‘De methode geeft ons handvatten om een kind echt te zien. Dankzij de screening en gesprekken weten we hoe het kind eraan toe is. Het observeren begint meteen als een kind binnenkomt. Maakt het makkelijk contact? Hoe is het met zijn moeder? Speelt het graag? Soms blijkt dat kinderen uit één gezin de situatie verschillend ervaren. Tijdens het intakegesprek gaan we ook uitgebreid in op de voorgeschiedenis en welke hulp er al is geweest.’ 

Orthopedagoog Meijers: ‘We leggen ze op hun eigen niveau uit dat huiselijk geweld niet hoort. Het is belangrijk dat ze zelf begrijpen wat er is gebeurd, waarom ze in Rosa Manus zijn en wat we gaan doen om ze te helpen.’ 

Driehuizenmethode

Ieder kind krijgt een kinderhulpverlener toegewezen met wie het praat tijdens een spelletje of knutselsessie. Dan hebben ze het over: wil je praten over wat er thuis is gebeurd? Wil je meer aandacht van je moeder? Wil je je vader graag zien of juist niet? Jongere kinderen krijgen de vraag om drie huizen te tekenen volgens de Driehuizenmethode: het huis van de zorgen, het huis van de leuke dingen en het droomhuis. Dat biedt aanknopingspunten voor een gesprek. Manager Bonofacio: ‘Het kind krijgt individuele aandacht, zodat het gezien en gehoord wordt en zich veilig voelt. Deze afspraken gaan dan ook altijd door: kinderen moeten er op kunnen vertrouwen.’

Chillkamer

Er wonen op dit moment zo’n 35 kinderen in Rosa Manus, die er gemiddeld zeven tot acht maanden blijven. Binnen is het een wereld op zich. Alle appartementen komen uit op een gang waar de kleintjes met elkaar spelen op kleurige speelplekken, mogelijk gemaakt door stichting Het Vergeten Kind. Een paar moeders staan erbij te kletsen. In de gezellig ingerichte huiswerkkamer trekken middelbarescholieren zich terug. Ook is er een chillkamer voor de tieners, met lekkere banken. In het kinderdagverblijf kunnen kleintjes terecht als hun moeders werken aan hun herstel. 

Bijspijkeren

In de binnenschool geeft juf Gerdy elke ochtend zo’n tien leerlingen les op hun eigen niveau, totdat ze naar een school in de buurt kunnen. Dat zijn vooral getraumatiseerde kinderen en leerlingen met een leerachterstand, bijvoorbeeld doordat ze vaak zijn gewisseld van school. Wie onvoldoende Nederlands spreekt – er wonen bijvoorbeeld ook Syrische kinderen in Rosa Manus – spijkert hier de Nederlandse taal bij. 

‘Wil je iemand een complimentje geven?’ vraagt kinderhulpverlener Helene
John Doe

Deze middag is er ook ‘kindgroep’, waar deze keer elf jongens en meisjes van 7 tot 12 jaar samen praten over allerlei onderwerpen. Ze zitten om een tafel met gezellige schemerlampen. ‘We gaan het vandaag hebben over complimenten geven,’ zegt kinderhulpverlener Helene. ‘Wie weet wat dat is?’ Een jongen van een jaar of 11 legt het uit. ‘Wil je iemand een complimentje geven?’ vraagt Helene. Om de beurt geven de kinderen elkaar complimenten: hij kan goed voetballen, zij heeft mooi haar. De sfeer is ontspannen. Helene zorgt dat iedereen naar elkaar luistert en dat ze allemaal aan het woord komen. Een jongen vertaalt de teksten voor een Syrische jongen die aan tafel zit.

Vader op bezoek

De moeders in Rosa Manus beseffen niet altijd hoe groot de impact van huiselijk geweld is op hun kinderen, merkt Bonofacio. ‘Ze zijn zelf aan het overleven, hebben eerst een periode rust en veiligheid nodig.’ Vaak speelt er meer dan alleen huiselijk geweld: schulden, verslaving en psychiatrische problematiek. Meestal ontbreekt een netwerk om op terug te vallen. 

‘Niet alle vrouwen willen contact met de vader. Maar voor een kind kan dat heel belangrijk zijn’
John Doe

Samen met de hulpverlening maken de vrouwen een plan over ‘hoe verder’, en dat kost veel tijd. Als het nodig is, krijgen ze opvoedondersteuning en praktische hulp. Meijers: ‘Soms zijn ze bang dat hun zoon of dochter het gedrag van de vader gaat kopiëren. Daarom willen niet alle vrouwen dat hun partner contact zoekt. Maar dat is voor de kinderen vaak heel belangrijk. Pas als het veilig is, komt de vader op bezoek. We proberen de ouders in de rol van vader en moeder te zetten, en laten zien wat dat betekent voor hun kind.’ 

Screening, maar zonder vervolg

De kinderen hebben zelf inspraak in hun hulpproces. Meijers: ‘We zien ze echt als cliënten. Wat wil je en wie kan je daarbij helpen? De jongere kinderen gaan daar meestal wel in mee. Tieners staan niet altijd open voor een gesprek met de kinderhulpverlener, zij trekken hun eigen plan. Vanaf een jaar of 16 zie je soms dat ze hun tijd helemaal vol plannen met andere dingen om maar niet over hun problemen na te denken, een coping-strategie. Zonde, want bij trauma’s kunnen ze bijvoorbeeld goed geholpen worden met EMDR.’

 

Om trauma’s beter te kunnen opsporen, startte Rosa Manus onlangs een project traumascreening, met financiering van Stichting Kinderpostzegels. Hiervoor werken ze samen met een medisch orthopedagogisch centrum in de buurt. Meijers: ‘Maar als je traumascreening doet, moet je ook zorgen dat een kind een behandeling krijgt. Helaas zijn daar maandenlange wachtlijsten voor.’ 

rosa-manus.nl

De implementatie van Veerkracht

De methode Veerkracht is een prachtige interventie, maar het implementeren vroeg behoorlijk wat van alle medewerkers, vertelt Rosa Manus-manager Melania Bonofacio. ‘Wij kregen financiële steun van de Stichting Kinderpostzegels en de gemeente Leiden. Dat was een goede stok achter de deur om door te zetten: we moesten transparant zijn en verantwoording afleggen over wat we deden met het geld.’ 


Om de methode in de haarvaten van de organisatie te krijgen, werden projectgroepen gevormd, kregen alle medewerkers trainingen en konden ze regelmatig een nieuwsbrief lezen met Veerkracht-nieuws. 


Inmiddels is het makkelijker om Veerkracht te implementeren, zegt Bonofacio. ‘De methode is doorontwikkeld en bestaat nu uit vijf à zes duidelijke kernpunten die je altijd moet toepassen. Andere onderdelen kunnen naar keuze worden ingezet.’ 


In het boekje Veerkracht vertellen de medewerkers van Rosa Manus hoe zij Veerkracht hebben geïmplementeerd.

Brief aan…

‘Vanaf dag één voelde ik me er doodeenzaam’

In deze rubriek vertelt een jongere over een lastige situatie in zijn of haar jeugd − en hoe professionals daar op reageerden. Deze keer: Suwit (23) schrijft een brief aan zijn groepsbegeleider in de daklozenopvang. 

Auteur: Annemarie van Dijk

Leestijd: 4 minuten

Brief aan…

Lees wat Suwit zijn groepsbegeleider wil vertellen

Beste Sarah,

ik denk dat je geen idee had van de levens die wij hadden geleid. Van alle groepsbegeleiders van de daklozenopvang kon jij je het minst goed in ons inleven. Je had zelf duidelijk nog niets meegemaakt. Zo begreep je niet dat we moeite hadden met regels. We hadden allemaal op straat gewoond, onder bruggen geslapen. Daar doe je niet aan regels. Jij dreigde steeds met: ‘Als je niet doet wat wij zeggen, kun je vertrekken.’ En als ik te laat thuiskwam voor het eten, kreeg ik geen eten van je. Tja, dan zorgde ik dus dat ik zelf aan eten kwam, en dat was niet altijd op een legale manier. Ik was eenzaam en zwaar depressief in die tijd en dat had je gewoon niet in de gaten. Ook omdat je niet écht luisterde als ik iets zei. 


Weet je eigenlijk wel wat mijn voorgeschiedenis was? Mijn biologische Thaise ouders lieten me achter in een kindertehuis toen ik 3 jaar was. Op mijn 4e ben ik door een Nederlands echtpaar geadopteerd. Ze bedoelden het goed met mij, maar ik kreeg niet de aandacht die ik nodig had en we verschilden in bijna alles van opvatting. Ik zat altijd in een overlevingsmodus.


Nadat mijn pleegouders verongelukten, kwam ik op straat terecht. Dat was mijn eigen keus, ik wilde graag een tijdje van de radar verdwijnen. Maar zoals dat vaak gaat op straat: ik ging het criminele pad op. Ik heb mensen bedreigd, geld gestolen en een tijdje drugs gebruikt.


Natuurlijk werd ik gepakt, gelukkig was ik 17 en dus nog te jong voor een strafblad. Iemand van jeugdreclassering had een ernstig gesprek met mij. ‘Je bent oud genoeg om niet in een gesloten inrichting te moeten,’ zei hij, ‘pak je leven weer op en maak er wat van.’ Hij zorgde dat ik in de daklozenopvang van het Leger des Heils terechtkwam. Bij jou dus. 


Vanaf dag één voelde ik me er doodeenzaam. Zoals je weet, zaten we met 23 jongeren in één huis. We hadden allemaal een eigen kamer en deelden de badkamer en keuken. Het was niet te doen: 23 jongeren bij elkaar die drugs gebruikten en zich crimineel gedroegen. Het werd als een re-integratietraject gezien, maar wij hoorden daar niet thuis. Het was vragen om rotzooi. We maakten veel ruzie. Met één jongen had ik een goede band, maar hem raakte ik kwijt aan het geloof. Hij ontmoette Jezus en toen kon ik hem niet meer volgen. 


Jullie aanpak was veel te zakelijk. Op een persoonlijke aanpak hadden we stuk voor stuk beter gereageerd. Vooral jij snapte niet dat ik behoefte had aan iemand die zei: ‘Ik begrijp dat je moeite hebt met regels, dat is logisch als je hebt meegemaakt wat jij hebt meegemaakt.’ Er was geen ervaringsdeskundigheid in dat gebouw. Jullie begeleiders hadden alleen maar kennis uit boeken. Het was tijdverspilling voor mij, ik kwam niet verder bij jullie. Na anderhalf jaar moest ik trouwens toch weg. Jullie vonden me onhandelbaar.


Misschien ben je benieuwd naar hoe het me daarna is vergaan? Ik ben gaan werken, had allerlei baantjes en woonde op mezelf. Toen ik werkeloos werd, kwam ik weer in de daklozenopvang terecht. Ik ontmoette mijn vriendin, met wie ik inmiddels verloofd ben. Voor haar ben ik veranderd, heb ik het criminele leven vaarwel gezegd. 


Daarna kwam ik iemand tegen die zag dat ik wilde werken en via hem kreeg ik een baan. Het gaat nu best goed met me. Ik kamp nog wel steeds met depressies, daarom volg ik traumatherapie. Het trauma dat mijn biologische ouders mij hebben laten vallen en de jaren in het kindertehuis ben ik nog niet kwijt. Eenzaamheid is een terugkerend thema in mijn leven. Ik heb jarenlang gesnoven om de depressie niet te voelen, maar ontdekte: dat is geen oplossing.

‘Ik heb vreselijke dingen gedaan, maar blijf een jongen met een geweten’
John Doe

Ik ben blij dat ik uit dat leven ben. Al heb ik vreselijke dingen gedaan, maar ik blijf een jongen met een geweten. Ik wil me graag inzetten voor jongeren met problemen, maar ben mentaal nog niet sterk genoeg. Eerst moet ik aan mezelf werken, daarna wil ik Sociaal Pedagogische Hulpverlening gaan doen. Want ik ben ervan overtuigd dat je je als ervaringsdeskundige beter kunt inleven in probleemjongeren. Maar dan moet je wel eerst zelf al je trauma’s kwijt zijn.  


Groet, 

Suwit 

3 tips van klinisch psycholoog Margreet Visser 

3 tips van klinisch psycholoog Margreet Visser van het Kinder- en Jeugdtraumacentrum van Kenter

1

Besef als hulpverlener dat kunnen overleven op straat niet hetzelfde is als goed voor jezelf kunnen zorgen. Mensen die op straat leven of hebben geleefd zijn wel vaak sterke mensen. Ga met ze in gesprek en zoek naar hun kracht. Hoe kunnen ze die kracht inzetten in de nieuwe situatie, waar ze niet hoeven te vechten voor hun plek? 

2

Leg uit wat samenleven is – dat is wat anders dan overleven. Waarom zijn er bepaalde regels? Waarvoor zijn die regels handig? Hoe bieden regels veiligheid bij het samenwonen? Zo leren jongeren hoe ze zelf kunnen bijdragen aan hun veiligheid. 

3

Zorg dat je traumasensitief kunt werken, zodat je weet wat het betekent om getraumatiseerd te zijn. Iemand als Suwit is de controle over zijn leven kwijt geweest en wil die graag terug. Als hij gezien en gehoord wordt, kan hij zich weer veilig voelen en zelf meebepalen hoe zijn leven eruitziet. Zo krijgt hij weer grip.

Toevoeging van Margreet Visser: ‘Als een jongere 18 jaar wordt, stopt de jeugdzorg en jeugdbescherming. Voor kinderen die verwaarloosd zijn is dat vaak te vroeg, ze moeten nog heel veel inhalen. Ze hebben extra jaren nodig waarin volwassenen met hen meekijken en voor ze zorgen. Daarna pas kunnen ze op eigen benen staan.’ 

Interview

‘Je kunt je toch niet voorstellen dat dit in Nederland gebeurt?’ 

Jaarlijks raken honderden Nederlandse gezinnen dakloos. Dat kinderen op zo’n moment gescheiden kunnen worden van hun ouders, is onacceptabel én onwettig, zegt jurist Mariëlle Bahlmann van Defence for Children. En dat geldt voor meer gevolgen van huisuitzetting en opvang. 

Auteur: Ditty Eimers

Leestijd: 6 minuten

Mariëlle Bahlmann
jurist Defence for Children

‘Voor jou regelen we een bed in de nachtopvang. En je kinderen worden natuurlijk in een pleeggezin geplaatst. Je wilt toch zeker niet dat zij op straat belanden?’ Dat kreeg moeder Annemarie te horen toen ze zich meldde bij het buurtteam van de gemeente. Ze moest binnen een week met haar drie kinderen het huis uit omdat ze de huur niet meer kon betalen.


‘Dit soort situaties maken we regelmatig mee bij onze kinderrechtenhelpdesk,’ vertelt jurist Mariëlle Bahlmann. Soms krijgen dakloze ouders het dringende advies om hun kinderen aan te melden bij de crisisopvang en zichzelf bij de nachtopvang. 

De hulpverleners van de gemeente, met wie ze dit soort zaken bespreekt, geven meestal aan dat het beter is om dakloze kinderen apart van hun ouders op te vangen. ‘Het verlies van het vertrouwde huis is al heel erg voor een kind. Als het ook nog zijn ouders kwijtraakt, is dat extra traumatisch.’ 

Oorzaken voor dakloosheid bij gezinnen 

Schulden zijn de voornaamste reden waardoor gezinnen hun woning kwijtraken. Maar ook door scheiding, huiselijk geweld, illegale onderverhuur of het runnen van een wietplantage verliezen mensen hun huis. 

Als jurist verbaast Bahlmann zich erover dat de meeste hulpverleners niet weten dat hun aanpak ook in strijd is met de wet. ‘Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zegt dat armoede nooit de enige reden mag zijn om een kind van zijn ouders te scheiden,’ legt Bahlmann uit. ‘“Tsja, dat is uw mening,” antwoorden hulpverleners soms. Maar dit is gewoon vaststaande rechtspraak!’ 

Sinds een jaar of twee kloppen gemiddeld zo’n twee keer per week dakloze gezinnen aan bij de kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children, vertelt Bahlmann. ‘Daarvoor kregen we nauwelijks vragen over dakloosheid.’ Of het aantal dakloze gezinnen afgelopen jaren is toegenomen, weet ze niet. Volgens Aedes, de vereniging van woningcorporaties, waren in 2017 bij 370 huisuitzettingen kinderen betrokken. Maar het aantal gezinnen dat te maken heeft met (dreigende) dakloosheid is waarschijnlijk veel groter. In 2015 deed het Trimbos-instituut in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek naar dakloosheid onder gezinnen. Daaruit bleek dat jaarlijks minstens 800 à 900 gezinnen dakloos worden. 

Intrekken bij familie kost geld

Sinds de invoering van de ‘kostendelersnorm’, waarbij mensen een deel van hun uitkering verliezen als anderen bij hen intrekken, is het voor veel dakloze gezinnen lastiger geworden om onderdak bij familieleden te vinden. Toch worden dakloze gezinnen lang niet altijd toegelaten tot de sterk overbelaste maatschappelijke opvang. Bijvoorbeeld doordat de ouders het stempel ‘voldoende zelfredzaam’ krijgen. ‘Wij vinden dat ouders die hun kinderen geen dak boven het hoofd kunnen bieden, per definitie niet zelfredzaam zijn,’ zegt Bahlmann. ‘Zij zouden altijd toegelaten moeten worden tot de opvang.’

Slapen op mama’s werk 

Bahlmann vertelt over een verpleegkundige met drie dochters van 4, 5 en 6 jaar. Na haar scheiding kon ze tijdelijk met de kinderen terecht in de koopwoning van een kennis. Toen het huis werd verkocht, stond ze met haar kinderen op straat. Ze had een urgentieverklaring, maar er was geen huurhuis beschikbaar. Ze kon niet terecht bij de maatschappelijk opvang en werd zonder hulp de straat op gestuurd. De vrouw was zo radeloos dat ze onbekenden op straat aansprak of ze een slaapplek hadden. Ook sliep ze een paar keer met haar dochters op haar werk. Bahlmann: ‘Je kunt je toch niet voorstellen dat dit in Nederland gebeurt?’ 

‘Zoek het maar uit, is de boodschap die remigranten vaak krijgen’
John Doe

Ze maakt zich ook zorgen over gezinnen die worden weggestuurd omdat ze geen binding hebben met de gemeente waar ze zich melden. Bahlmann: ‘Vaak gaat dat om remigranten met de Nederlandse nationaliteit. Bijvoorbeeld mensen die een tijdje in Irak geweest zijn en dan toch weer terugkeren naar Nederland. Zoek het maar uit, is de boodschap die ze krijgen.’ Dat mag niet, want het is wettelijk vastgelegd dat de maatschappelijke opvang landelijk toegankelijk is: je mag je overal in Nederland aanmelden. De gemeente waar je je meldt moet voor de eerste opvang zorgen.

Te lang in onzekerheid

Gezinnen die wél zijn toegelaten tot de maatschappelijke opvang, verblijven daar vaak veel te lang: soms wel anderhalf jaar. Dat komt doordat in veel gemeenten geen betaalbare huurwoningen beschikbaar zijn. De opvang is voor kinderen allesbehalve een ideale omgeving: vaak ver van school en vriendjes, en behoorlijk stressvol. Bahlmann: ‘Ze zitten op elkaar gepakt met meerdere gezinnen, er is vaak ruzie. Ouders bemoeien zich met de opvoeding van elkaars kinderen en kinderen pesten elkaar. Er is niet altijd ruimte om te spelen of huiswerk te maken. Veel kinderen schamen zich en durven geen vriendjes uit te nodigen. Ook voelen ze zich vaak heel onzeker over hun toekomst: waar ben ik over een paar maanden? Kan ik op mijn school blijven? Waar ga ik wonen?’

Zwarte lijst

Met name voor dakloze gezinnen die door een woningcorporatie uit hun huis zijn gezet is het moeilijk om nieuwe woonruimte te vinden. Dat komt door het gebruik van zwarte lijsten en verhuurdersverklaringen. Huurders die door de corporatie op een zwarte lijst zijn geplaatst, mogen gedurende een bepaalde periode geen nieuw huurcontract aangaan. Als de corporatie deel uitmaakt van een koepel, kunnen andere aangesloten corporaties deze huurders ook weren. Steeds vaker vragen corporaties ook om een verhuurdersverklaring van de vorige verhuurder. Als die negatief is, kan de corporatie de aspirant-huurder weigeren. 

‘Stress, buikklachten, misselijkheid en angstaanvallen komen veel voor bij kinderen die geen vaste plek hebben’
John Doe

Al deze problemen hebben een enorme weerslag op kinderen, vertelt Bahlmann. ‘Het verlies van je huis is heel ingrijpend, zeker als je jong bent. Vaak is het zelfs traumatisch. Als het vele maanden of zelfs jaren duurt voordat je weer een vaste plek hebt, veroorzaakt dat allerlei problemen zoals stress en buikklachten. Ook misselijkheid en angstaanvallen komen veel voor bij deze kinderen.’

Botsing met de kinderrechten

Om de schade voor kinderen zoveel mogelijk te beperken, is het belangrijk dat bij (dreigende) dakloosheid rekening wordt gehouden met de rechten van kinderen, vindt Defence for Children. Bahlmann: ‘In ons contact met gezinnen en met de instanties waarmee deze gezinnen te maken krijgen, merken we dat daar nauwelijks naar wordt gekeken. Meestal staat het gedrag van de ouders centraal. Maar kinderen hebben ook eigen rechten.’ 

Die rechten zijn onder andere vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Daarin staat dat het belang van het kind altijd een eerste overweging moet zijn als er een beslissing wordt genomen die het kind aangaat. Bahlmann: ‘Dat betekent bijvoorbeeld dat woningcorporaties de rechten van de kinderen moeten meenemen bij het al of niet gebruiken van zwarte lijsten of negatieve verhuurdersverklaringen.’ 

‘Bij het onderzoek naar zelfredzaamheid worden de kinderenrechten vergeten’
John Doe

Het feit dat gezinnen met kinderen niet worden toegelaten tot de maatschappelijke opvang omdat de ouders zelfredzaam zijn, is ook in strijd met het Kinderrechtenverdrag. Bahlmann: ‘Bij het onderzoek naar zelfredzaamheid staat de positie van de ouders centraal. Ook hier wordt onvoldoende rekening gehouden met de rechten van kinderen die onder druk komen te staan.’

En tot slot is ook een verblijf van vele maanden in de maatschappelijke opvang in botsing met het Kinderrechtenverdrag: omdat dit niet bevorderlijk is - en soms zelfs schadelijk is - voor de ontwikkeling van kinderen. 


Bahlmann: ‘Het wordt hoogtijd dat woningcorporaties, gemeenten en hulpverleners ervan doordrongen raken dat de rechten van kinderen bij dakloosheid of dreigende dakloosheid altijd moeten worden meegewogen. Los van wat hun ouders hebben gedaan of nagelaten.’ 

Geen gezinnen meer op straat in Capelle aan den IJssel

Sinds de komst van het Meldpunt Woningontruiming, vijf jaar geleden, zijn in Capelle aan den IJssel geen gezinnen meer uit hun huis gezet. In 2014 sprak de gemeente met woningcorporatie Havensteder af dat ze hun uiterste best zouden doen om woningontruimingen van huishoudens met kinderen te voorkomen. 


Als Capelse gezinnen een huurachterstand oplopen, krijgen ze binnen enkele maanden een huisbezoek van de woningcorporatie en vervolgens ook van maatschappelijk werk. De gezinnen krijgen hulp bij het op orde brengen van hun financiën, het opstellen van een plan van aanpak en een betalingsregeling. Ook wordt in de gaten gehouden of de betalingsregeling wordt nageleefd. 

Meer informatie

Het boek Kinderrechten op straat. Problemen van kinderen in armoede op het gebied van onderdak en huisvesting van Mariëlle Bahlmann is gratis te downloaden op de website van  Defence for Children. Hierin staat alle informatie over haar onderzoek en aanbevelingen voor gemeenten, woningcorporaties en hulpverleners rondom gezinnen. 

Ervaringsverhaal

‘Ik ben uit mijn oude leven weggerukt’

Op de vlucht voor een gewelddadige vader, vertrok Jade (15) met haar moeder, broertje en zus naar een vrouwenopvang. Ze moest haar vrienden, school en alles wat vertrouwd was achterlaten. ‘Met drie koffers en een tas gingen we het huis uit.’

Auteur: Dewi Gigengack / Fotografie: Allard de Witte

Leestijd: 7 minuten 

Lees verder

‘Mijn broertje en ik speelden ’s middags na school met een vriendin en haar zusje op het grasveld achter onze flat. We waren bij de zandbak toen ik zei: “Kom, laten we nog een foto maken.” Ik wist dat ik herinneringen moest verzamelen, maar ik kon ze niet vertellen dat ik ze niet meer zou terugzien.


Wekenlang had mijn moeder ons vertrek voorbereid. Als mijn vader weg was, zou er een overblijfjuf van mijn school langskomen om kleine hoeveelheden spullen mee te nemen in haar auto. Fotoboeken, babykleertjes van vroeger, onze kleding. Mijn moeder vertrouwde alleen die juf genoeg om haar vluchtplan mee te delen. Verder had ze niemand. Toen wij terugkwamen van het spelen was het al best laat. Mijn vader was op zijn werk. Mijn moeder reageerde boos: “Waar waren jullie? We gaan zo weg!” Ik liep naar mijn kamer en keek nog één keer rond. Dit moet ik onthouden, dacht ik. Ik zag mijn speelgoed, mijn bed, alles wat ik had. Ik was 11 jaar en ik was bang. Met drie koffers en een tas gingen mijn moeder, mijn zus, mijn broertje en ik het huis uit.’ 

Pluchen poes

‘We waren gestresst en moesten anderhalf uur met de bus en een keer overstappen. We stonden al buiten toen mijn moeder me vroeg of ik binnen nog een tas met boeken wilde pakken die ze was vergeten. Ik liep naar binnen en dacht aan de knuffel, een pluchen poes, die ik al vanaf mijn 4e heb. Snel rende ik naar mijn slaapkamer en pakte de poes uit mijn kast. Afgezien van mijn kleren was dat het enige dat ik van mezelf mee had. 

‘Pas toen we laat op de avond de opvang bereikten, besefte ik dat het echt was’ 
John Doe

Pas toen we laat op de avond de opvang bereikten, besefte ik dat het echt was. Van het ene op het andere moment was ik niet meer in het leven dat ik kende. Niet meer in mijn huis, niet meer in mijn buurt, niet meer op school. Ik was uit mijn oude leven weggerukt. Met mijn zus en broertje zat ik op de gang te wachten tot mijn moeder klaar was met het intakegesprek. Er kwam niemand bij ons zitten. Het was geen warm welkom. De knuffel hield ik stevig tegen me aan.’

Ruzie

‘Toen mijn ouders zestien jaar geleden uit Afghanistan naar Nederland kwamen, was mijn moeder zwanger van mijn zus. Mijn ouders waren niet verliefd op elkaar, dat zijn ze nooit geweest. Mijn moeder had in Afghanistan alleen de basisschool afgemaakt. Ze wist niet dat ze voor zichzelf kon opkomen. Mijn vader wilde niet dat mijn moeder Nederlands leerde. Ze mocht het huis niet uit en ze maakten steeds meer ruzie.

 

Toen ik 7 was, gooide mijn vader tijdens een ruzie de loopauto van mijn broertje naar mijn moeders hoofd. Wij zaten in de woonkamer tv te kijken en hoorden geschreeuw op de gang, maar we durfden er niet naartoe te gaan. Die avond sliep mijn moeder op een matras in de kamer van mijn broertje. Ik voelde dat het echt niet goed was. Ook ging mijn vader mijn moeder bedreigen met een mes. Dat heeft mijn zus me verteld. 


Ik begon mijn vader steeds meer te haten. Hij was streng en afstandelijk, het enige wat we soms samen deden was boodschappen doen. Mijn moeder ging pas bij hem weg toen ze erachter kwam dat mijn vader ons wilde meenemen naar Afghanistan en onze paspoorten wilde verscheuren.’ 

Opgesloten

‘Later is mijn vader alleen vertrokken. Hij is in Afghanistan hertrouwd en een nieuw leven begonnen. Ik zal hem waarschijnlijk nooit meer zien. Als ik andere kinderen zie voetballen met hun vader, voel ik wel een gemis. Maar mijn vader mis ik niet om de persoon die hij was. 

‘Als ik in mijn bed lag, hoorde ik altijd wel iemand huilen’
John Doe

Thuis hadden we al niet veel contacten, maar in de opvang waren we helemaal geïsoleerd. De eerste zes weken mochten we geen contact hebben met de buitenwereld. Naar buiten gaan was niet toegestaan. Ik voelde me opgesloten. In de tuin zijn hielp niet. 


We zochten afleiding in tekenen, lezen en met andere kinderen spelen. In het huis was het vol en iedereen was gespannen. Als ik in mijn bed lag, hoorde ik altijd wel iemand huilen. Er waren regelmatig ruzies, bijvoorbeeld als iemand iets uit de gezamenlijke koelkast miste. Zoiets kon hoog oplopen. Daarna voelde je nog een paar dagen die spanning in huis. 


Spanningen waren er ook binnen ons gezin. Mijn zus was boos dat ze al haar vrienden had moeten achterlaten. Ze zat in de eerste van het vwo. In de opvang zat ze bijna altijd op de kamer. Ze nam het mijn moeder kwalijk dat haar leven was verpest. Aan mijn moeder merkte ik dat ze verdrietig was, maar ook opgelucht. 

Ik had al mijn gevoelens opzijgezet. Ik weet nog dat ik me de eerste dagen in de opvang afvroeg wat het laatste was dat ik tegen mijn vader had gezegd, en tegen de juf op school, maar daarna sloot ik het verleden af.
Ik hield me vooral bezig met mijn jongere broertje, hij was heel verlegen. Vroeger thuis zorgde ik al dat hij met andere kinderen kon spelen, dat bleef ik in de opvang doen. Het leidde me af van mijn eigen gevoelens.’

Diepere band

‘We hebben bijna anderhalf jaar in de opvang gezeten en het werd steeds meer mijn huis. Dat er meer kinderen kwamen, was fijn. Ik voetbalde er veel; er zaten vooral jongens. En we probeerden heel onopvallend nog wat tijd te rekken in de avond, zodat we nog niet om half negen naar onze kamers moesten. Over vroeger of over gevoelens sprak ik nooit met de andere kinderen. Toch voelde ik wel een diepere band met ze, omdat we in dezelfde situatie zaten. 


Alle kinderen die daar zitten hebben iets. Ze zijn depressief, of heel verdrietig. Anderen hebben een kort lontje. Sommige kinderen die er al een tijdje wonen, hebben weer contact met hun vader. Het maakte me verdrietig om ze te horen bellen. 

‘Ik miste het gevoel van een gezin. En een vader die me kon beschermen tegen de buitenwereld’

Mijn zus en broertje hadden een andere band met mijn vader, ze lijken meer op hem. Ik miste alleen het gevoel van een gezin. Ondanks alles had ik het gevoel gehad dat mijn vader me kon beschermen tegen de buitenwereld.’

Geen nazorg

‘Pas toen we de opvang uit waren, merkte ik de impact die mijn verleden op me had. Ik was niet meer omringd door andere kinderen die me konden afleiden. Nazorg was er niet echt. Ik herinner me dat er eens iemand uit de opvang langskwam en zei: “Wat een mooi huis hebben jullie.” Dat was het. Ik snap het wel, ze krijgen daar natuurlijk steeds weer nieuwe bewoners. Dan kun je niet stilstaan bij mensen die al weg zijn. 


We leefden helemaal in het begin samen op een matras in de woonkamer en aten van plastic bordjes. Vanuit het niets moesten we iets opbouwen. Mijn moeder was bezig met overleven. Zij moest zorgen dat er geld binnenkwam, dat was haar prioriteit.


Praten over het verleden deden we niet. Iedereen ging er anders mee om. Mijn moeder was neerslachtig, op sommige dagen zat ze urenlang naar het computerscherm te staren. Mijn zus was alleen maar boos en mijn broertje klampte zich aan mij vast. 

‘De dingen die ik zei, wat ik deed, hoe ik eruitzag: er was niets dat ik níet haatte aan mezelf’
John Doe

Op school zocht ik aandacht en was ik heel druk, maar thuis was ik stil en in mezelf gekeerd. Mijn hele leven had ik gehoord dat ik nutteloos was en niks kon. Geleidelijk aan begon ik mezelf te haten. De dingen die ik zei, wat ik deed, hoe ik eruitzag: er was niets dat ik níet haatte aan mezelf. Ik raakte in een depressie. Je weet wat een depressie is, toch? Nou, zo was het precies. Ik voelde me heel eenzaam en wilde niet meer leven. Het was de lastigste periode uit mijn leven, meer kan ik er niet over zeggen.’

Toekomst

‘Op een gegeven moment kreeg ik een e-mail van de opvang met de vraag of ik kinderen in een soortgelijke situatie wilde helpen. Ik werd lid van een jongerenraad en ontmoette heel veel lieve mensen. In die periode veranderde er iets in mij. Ik leerde over kinderrechten, armoede, echtscheiding en kindermishandeling. Ik ontwikkelde mezelf, ontmoette lotgenoten en praatte veel met hen. Langzaam viel er een last van mijn schouders.


Iets betekenen voor anderen is een deel van het verwerkingsproces geweest. Het werd een doel in mijn leven dat ik belangrijk vond. 


Sinds een half jaar ga ik naar een psycholoog. Het gaat steeds iets beter met me. Je geestelijke gesteldheid is zo bepalend voor je toekomst, want als je die niet voor je ziet, kun je niet verder. 

Mijn moeder, zus, broertje en ik hebben het allemaal zwaar gehad, maar uiteindelijk zijn we een familie die van elkaar houdt. Na mijn tweetalig vwo wil ik gaan reizen en carrière maken: iets creatiefs, maatschappelijks of politieks. Ik heb het gevoel dat ik mijn moeder moet laten zien dat ze niet voor niks alles heeft achtergelaten. Ik wil de toekomst krijgen waar zij van droomde.’

Tips van jade

‘Ik hoop dat andere kinderen in de opvang eerder dan ik horen dat er mensen bestaan die je kunnen helpen, zoals een psycholoog. En dat ze horen dat wat ze hebben meegemaakt, zo’n jeugd, niet normaal is. Ze moeten leren wat wel normaal is en dat ze iets waard zijn - ook al hebben ze dat gevoel nooit gehad.’ 

Dit interview is eerder verschenen in het boek Niets is voor altijd. Over vluchten van thuis en landen in de opvang (gratis download). Daarin vertellen zeven jongeren over hun leven voor, tijdens en na de opvang. Het boek is gemaakt op initiatief van Stichting Kinderpostzegels, in samenwerking met Augeo Foundation, Stichting Het Vergeten Kind en Defence for Children.  

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts 
  • Teksten: Annemarie van Dijk, Ditty Eimers, Edith Geurts, Dewi Gigengack, Deborah Ligtenberg, Ellen de Ruiter
  • Advies: Mirjam Blaak, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Anneke Janssen, Marjolijn van de Merwe, Niko Persoon, Ruud Slotboom 
  • Beeld: Hüsne Afsar, Rick Huisinga, Rebke Klokke, Allard de Witte, AdobeStock, Shutterstock.
  • Eindredactie: Hanneke Karssen 
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp 
  • Uitgever: Augeo Foundation

De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm