Deel deze pagina:

Ook al was Joop penoze – ‘zelfkanter’, zo noemde hij zich – en groeide ik op in die rare wereld op de Wallen, wat Joop voor mij deed was cruciaal. Ik ben nooit meer iemand tegengekomen die zo ongelooflijk altruïstisch was. Ik weet niet wat hem bezielde om mij te helpen. Die vraag heb ik hem nooit gesteld en inmiddels leeft hij niet meer. Ik ben hem ongelooflijk dankbaar. Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.’

‘Zwarte Joop was mijn redding. Hij had een woonboot in de Prinsengracht, waar ik op mijn 12de alleen ging wonen. Ik wist niet wat ik meemaakte. Een bed met schone lakens, voldoende te eten en een telefoon… We hadden een deal, Joop en ik. Hij gaf me 25 gulden per dag, maar dan moest ik boodschappen voor hem doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. Als ik ooit iets illegaals deed, zou hij al mijn botten breken.

‘Zelfkanter’

Bas van Hout

is misdaad- en onderzoeksjournalist. Hij schreef onder meer voor De Telegraaf, Panorama, Nieuwe Revu en de Nederlandse edities van Penthouse en Playboy. Ook publiceerde Bas boeken over Steve Brown (1995) en Klaas Bruinsma (2000) en werkte hij mee aan diverse tv-programma’s. Bas heeft een relatie en twee volwassen kinderen.

Op hoge poten

Geen ballen

Vrijstaat

‘Ik was bang voor de straf
van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde’

Een juf die ons die beschimmelde krentenbollen zag eten, ging op hoge poten met ons naar de bakker. Geweldig vond ik dat. Er kwam iemand voor ons op! We kregen verse en dat was het.

Best raar eigenlijk dat de juf er verder geen werk van maakte. Op dat moment vond ik dat niet erg. Misschien was ik er zelfs blij om. Ik was bang voor de straf van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde. Ik onderging het allemaal en vond er helemaal niets van. Echt niet. Door deze copingstrategie heb ik het gered. Mijn zus niet. Haar jeugd heeft haar geknakt. Op haar 11de ging ze bij de buren wonen, maar ze is nooit gelukkig geworden. Inmiddels is ze overleden.’

‘Mijn zus en ik leefden in diepe armoede. We liepen in oude kleren en werden naar school gestuurd zonder ontbijt en lunch. Nee, ook op school trok niemand aan de bel. Ik herinner me dat mijn zus en ik twintig cent hadden. Daarmee gingen we naar de bakker, eindelijk konden we iets lekkers kopen! We konden kiezen uit twee verse krentenbollen of vijf oude. Natuurlijk kozen we het laatste, dat was meer. Dat ze groen uitgeslagen waren, zagen we niet eens. Bovendien waren we bedorven voedsel gewend.

‘Tot mijn 6de kwam mijn vader eens in de twee weken een half uur op bezoek, onder strikt toezicht van mijn moeder. We durfden niets verkeerds te zeggen, niet om hulp te vragen. Als hij nieuwe kleren voor ons kocht, vroeg ze om het bonnetje, voor als het bij nader inzien toch te klein was. Die kleren gingen altijd terug en zij hield het geld.

Na mijn 6de verdween mijn vader uit beeld. Was hij maar naar school gekomen om me een gulden te geven voor wat eten en een briefje met zijn telefoonnummer. Dan had ik me misschien wat minder eenzaam gevoeld. Mijn vader had geen ballen.’

‘Het is ongelooflijk dat niemand ingreep. De Wallen waren een soort vrijstaat, vol wapens en criminaliteit, waar de Kinderbescherming niet kwam en wij totaal aan ons lot en aan de grillen van onze gekke moeder waren overgelaten. Er waren een paar lichtpuntjes, zoals de hoeren die de politie belden toen ze ons geschreeuw hoorden omdat we werden afgeranseld. Toen de politie kwam, zat ik opgesloten in de kast. Die ene waar ik mijn behoefte ook in deed en het verschrikkelijk stonk. Mijn moeder zei dat ik verstoppertje speelde en de politie droop af.

Als mijn zus of ik jarig was, hing mijn moeder de leuke vrouw uit. Vreselijk vond ik dat. We kregen cadeautjes die we daarna weer moesten inleveren. Het was alsof je levenslang hebt gekregen en één dag op proefverlof mag. Daar kun je niet van genieten, want de volgende dag moet je de cel weer in.’

Onze behoefte deden we in een kast, of in een oude krant die we uit het raam in de gracht gooiden. Mijn moeder ging soms twee weken op vakantie en liet ons dan achter met een grote teil hutspot die buiten op het platje stond. Als de zon scheen werd die zuur, als het regende werd het soep. We aten het, want we hadden niets anders. Ze mishandelde ons en speelde mijn zus en mij voortdurend tegen elkaar uit, zodat we elkaar niet konden steunen.’

We woonden op de bovenste twee verdiepingen van een pand aan de Oudezijds Achterburgwal. Mijn moeder op de onderste, mijn zus en ik op zolder. Mijn kamer was volgestouwd met de troep die mijn moeder verzamelde. Geregeld deed ze de deur op slot, zodat wij niet naar de wc op haar verdieping konden.

Mijn moeder was een slechte vrouw. Totaal gestoord. De enige mens voor wie ik ooit bang ben geweest. Vergeleken met de tijd bij haar, is de rest van mijn leven a walk in the park. Mijn ouders scheidden toen ik 1 was. Daarvoor waren we geloof ik een redelijk normaal gezin, maar daarna ging alles mis. Mijn moeder was agressief, alcoholist en mishandelde en verwaarloosde mijn drie jaar oudere zus en mij.

‘“Hee jongen!’ Ik was 9 en stond met een hoop vriendjes op een brug. Het was Zwarte Joop die mij riep. “Hee jongen, ga je mee een stukje rijden?” Uit al die jongetjes koos hij mij! Ik vond het geweldig. Natuurlijk ging ik mee! In die grote auto toerden we over het Rokin, de Dam, dwars door Amsterdam. En daarna zette Joop koers richting Zandvoort. We reden over het strand, door het water, het was een geweldige middag. Een keerpunt in mijn leven.

Ik had Zwarte Joop, zoals ze Maurits de Vries noemden, een half jaar eerder leren kennen in een kroeg waar ik barjongen was. Toen hij daar binnenstapte, vulde hij meteen de hele ruimte. Die grote man met zwarte baard, als een soort oermens stond hij daar. Hij kwam voor twee penoze-mannen die overduidelijk doodsbang voor hem waren. Kerels die ongetwijfeld wapens bij zich hadden, maar die niet durfden te gebruiken. Toen Joop riep dat hij met ze in de zandbak achter het café wilde vechten, sidderden ze van angst. Ik observeerde het allemaal en mijn kinderbrein vond het bijzonder grappig. Ik lachte en Joop wees naar mij. “Daar,” bulderde hij, “staat de enige echte kerel.” Het was een monumentaal moment. Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk. Ik voelde, ik wíst dat wij nog veel voor elkaar gingen betekenen. Dat bleek na die middag in zijn auto. Hij ging voor mij zorgen. Dankzij hem kon ik voorgoed weg bij mij moeder.

Misdaadjournalist Bas van Hout groeide op met armoede, verwaarlozing en mishandeling. Zijn moeder was verslaafd en agressief. Uitgerekend de Amsterdamse penoze-koning ‘Zwarte Joop’ was zijn redding. ‘Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk.’

Bas van Hout:
‘Mijn moeder is
de enige voor wie ik ooit bang ben geweest’

‘Als mijn moeder op vakantie
ging, liet ze ons achter met een grote teil hutspot’

‘Vergeleken met de tijd bij mijn moeder,
is de rest van mijn leven
a walk in the park’

ervaringsverhaal

6,5 min

Rebke Klokke

Deborah Ligtenberg, Mariëlle Dekker

In deze video vertelt Moraya over de speciale band met familievriend Tony.

Offline influencers

Kinderen en jongeren bij wie het thuis niet zo fijn is, hebben behoefte aan steun en aandacht. Dat hoeft niet altijd door te praten, maar kan ook door leuke dingen te doen, een kop thee te drinken of praktische hulp. ‘Offline influencers’ worden mensen genoemd die deze positieve ervaringen bieden. Dat kan de buurvrouw zijn, de judocoach, de leerkracht of iemand uit de familie. In de campagne ‘Offline influencers’ van De Gezonde Generatie hoor je verhalen van jongeren en lees je tips voor hoe iemand een belangrijk steunfiguur kan worden.

Wat inspireerde Mariëlle Dekker, algemeen directeur van Augeo, aan het interview met Bas van Hout?

Onverwachte steunfiguur

Sociale vaardigheden

Zwarte Joop:
een penoze als steunfiguur’

‘In Amerika hoorde ik ooit van een project dat lijkt op wat we hier JIM noemen, jouw ingebrachte mentor. Mishandelde kinderen “nomineerden” iemand die hun steunfiguur mocht worden. Twee voorbeelden herinner ik me nog. Een kind koos zijn kapper; dat had niemand bedacht. Een ander kind koos een leerkracht; deze leerkracht viel steil achterover want zij dacht uit diens afwerende  gedrag in de klas vooral op te maken dat het kind haar niet mocht. Aan deze voorbeelden moest ik denken bij Zwarte Joop: een penoze als steunfiguur. Je bedenkt het niet als hulpverlener en ik zal er op deze plek ook niet voor pleiten. Maar hoe dan ook, we kunnen leren van welke steunfiguren kinderen zelf aantrekken of uitkiezen, dat illustreert dit verhaal van Bas voor mij.’

‘Het verhaal van Zwarte Joop kende ik nog niet. Het bevestigt voor mij wat zoveel vakliteratuur vertelt: sociale steun, maar ook de eigenschappen van een kind zelf, bepalen voor een groot deel diens veerkracht. Bas vraagt zich af waarom Zwarte Joop hem koos. Ik denk vanwege diezelfde eigenschappen die Bas veerkrachtig maken: hij beschikte als kind wellicht precies over de sociale vaardigheden die ervoor zorgden dat hij de steun en de mensen die hij nodig had, ook kon aantrekken. Zoals Bas het zegt: “Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter, maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.”’

Tientallen keren heb ik de film Geheim geweld… en nu? van Hameeda Lakho gezien, waarin Bas teruggaat naar het huis van zijn moeder. De beelden van de kast waarin hij opgesloten zat en van de dakgoot waar de pan met hutspot stond, staan op m’n netvlies gebrand. Bas en zijn zus spreken in deze film over hun jeugd. De last die Bas’ zus dan nog steeds met zich meedraagt, is tussen de regels door hoorbaar. In dit interview lees ik dat ze nooit gelukkig is geworden en inmiddels is overleden.’

‘Zo, dat was nog eens een mentor, deze “Zwarte Joop”. Eentje die zichzelf aan een kind in nood aanbood en het vervolgens jarenlang waarmaakte. Die Bas in zijn woonboot nam en hem dagelijks 25 gulden gaf, in ruil waarvoor Bas boodschappen moest doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. En hij mocht niets illegaals doen, want dan “zou hij al mijn botten breken”, aldus Bas. Een reddingsboei voor de jonge Bas. Maar natuurlijk ook een man die in deze tijd van mentorprojecten waarschijnlijk nooit de proeve van een Verklaring Omtrent Gedrag had doorstaan…

Deel deze pagina:

Wat inspireerde Mariëlle Dekker, algemeen directeur van Augeo, aan het interview met Bas van Hout?

Onverwachte steunfiguur

Sociale vaardigheden

Zwarte Joop:
een penoze als steunfiguur’

‘In Amerika hoorde ik ooit van een project dat lijkt op wat we hier JIM noemen, jouw ingebrachte mentor. Mishandelde kinderen “nomineerden” iemand die hun steunfiguur mocht worden. Twee voorbeelden herinner ik me nog. Een kind koos zijn kapper; dat had niemand bedacht. Een ander kind koos een leerkracht; deze leerkracht viel steil achterover want zij dacht uit diens afwerende  gedrag in de klas vooral op te maken dat het kind haar niet mocht. Aan deze voorbeelden moest ik denken bij Zwarte Joop: een penoze als steunfiguur. Je bedenkt het niet als hulpverlener en ik zal er op deze plek ook niet voor pleiten. Maar hoe dan ook, we kunnen leren van welke steunfiguren kinderen zelf aantrekken of uitkiezen, dat illustreert dit verhaal van Bas voor mij.’

‘Het verhaal van Zwarte Joop kende ik nog niet. Het bevestigt voor mij wat zoveel vakliteratuur vertelt: sociale steun, maar ook de eigenschappen van een kind zelf, bepalen voor een groot deel diens veerkracht. Bas vraagt zich af waarom Zwarte Joop hem koos. Ik denk vanwege diezelfde eigenschappen die Bas veerkrachtig maken: hij beschikte als kind wellicht precies over de sociale vaardigheden die ervoor zorgden dat hij de steun en de mensen die hij nodig had, ook kon aantrekken. Zoals Bas het zegt: “Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter, maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.”’

Tientallen keren heb ik de film Geheim geweld… en nu? van Hameeda Lakho gezien, waarin Bas teruggaat naar het huis van zijn moeder. De beelden van de kast waarin hij opgesloten zat en van de dakgoot waar de pan met hutspot stond, staan op m’n netvlies gebrand. Bas en zijn zus spreken in deze film over hun jeugd. De last die Bas’ zus dan nog steeds met zich meedraagt, is tussen de regels door hoorbaar. In dit interview lees ik dat ze nooit gelukkig is geworden en inmiddels is overleden.’

‘Zo, dat was nog eens een mentor, deze “Zwarte Joop”. Eentje die zichzelf aan een kind in nood aanbood en het vervolgens jarenlang waarmaakte. Die Bas in zijn woonboot nam en hem dagelijks 25 gulden gaf, in ruil waarvoor Bas boodschappen moest doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. En hij mocht niets illegaals doen, want dan “zou hij al mijn botten breken”, aldus Bas. Een reddingsboei voor de jonge Bas. Maar natuurlijk ook een man die in deze tijd van mentorprojecten waarschijnlijk nooit de proeve van een Verklaring Omtrent Gedrag had doorstaan…

In deze video vertelt Moraya over de speciale band met familievriend Tony.

Offline influencers

Kinderen en jongeren bij wie het thuis niet zo fijn is, hebben behoefte aan steun en aandacht. Dat hoeft niet altijd door te praten, maar kan ook door leuke dingen te doen, een kop thee te drinken of praktische hulp. ‘Offline influencers’ worden mensen genoemd die deze positieve ervaringen bieden. Dat kan de buurvrouw zijn, de judocoach, de leerkracht of iemand uit de familie. In de campagne ‘Offline influencers’ van De Gezonde Generatie hoor je verhalen van jongeren en lees je tips voor hoe iemand een belangrijk steunfiguur kan worden.

Ook al was Joop penoze – ‘zelfkanter’, zo noemde hij zich – en groeide ik op in die rare wereld op de Wallen, wat Joop voor mij deed was cruciaal. Ik ben nooit meer iemand tegengekomen die zo ongelooflijk altruïstisch was. Ik weet niet wat hem bezielde om mij te helpen. Die vraag heb ik hem nooit gesteld en inmiddels leeft hij niet meer. Ik ben hem ongelooflijk dankbaar. Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.’

‘Zwarte Joop was mijn redding. Hij had een woonboot in de Prinsengracht, waar ik op mijn 12de alleen ging wonen. Ik wist niet wat ik meemaakte. Een bed met schone lakens, voldoende te eten en een telefoon… We hadden een deal, Joop en ik. Hij gaf me 25 gulden per dag, maar dan moest ik boodschappen voor hem doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. Als ik ooit iets illegaals deed, zou hij al mijn botten breken.

Een juf die ons die beschimmelde krentenbollen zag eten, ging op hoge poten met ons naar de bakker. Geweldig vond ik dat. Er kwam iemand voor ons op! We kregen verse en dat was het.

Best raar eigenlijk dat de juf er verder geen werk van maakte. Op dat moment vond ik dat niet erg. Misschien was ik er zelfs blij om. Ik was bang voor de straf van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde. Ik onderging het allemaal en vond er helemaal niets van. Echt niet. Door deze copingstrategie heb ik het gered. Mijn zus niet. Haar jeugd heeft haar geknakt. Op haar 11de ging ze bij de buren wonen, maar ze is nooit gelukkig geworden. Inmiddels is ze overleden.’

‘Ik was bang voor de straf
van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde’

‘Mijn zus en ik leefden in diepe armoede. We liepen in oude kleren en werden naar school gestuurd zonder ontbijt en lunch. Nee, ook op school trok niemand aan de bel. Ik herinner me dat mijn zus en ik twintig cent hadden. Daarmee gingen we naar de bakker, eindelijk konden we iets lekkers kopen! We konden kiezen uit twee verse krentenbollen of vijf oude. Natuurlijk kozen we het laatste, dat was meer. Dat ze groen uitgeslagen waren, zagen we niet eens. Bovendien waren we bedorven voedsel gewend.

Op hoge poten

‘Tot mijn 6de kwam mijn vader eens in de twee weken een half uur op bezoek, onder strikt toezicht van mijn moeder. We durfden niets verkeerds te zeggen, niet om hulp te vragen. Als hij nieuwe kleren voor ons kocht, vroeg ze om het bonnetje, voor als het bij nader inzien toch te klein was. Die kleren gingen altijd terug en zij hield het geld.

Na mijn 6de verdween mijn vader uit beeld. Was hij maar naar school gekomen om me een gulden te geven voor wat eten en een briefje met zijn telefoonnummer. Dan had ik me misschien wat minder eenzaam gevoeld. Mijn vader had geen ballen.’

Geen ballen

‘Het is ongelooflijk dat niemand ingreep. De Wallen waren een soort vrijstaat, vol wapens en criminaliteit, waar de Kinderbescherming niet kwam en wij totaal aan ons lot en aan de grillen van onze gekke moeder waren overgelaten. Er waren een paar lichtpuntjes, zoals de hoeren die de politie belden toen ze ons geschreeuw hoorden omdat we werden afgeranseld. Toen de politie kwam, zat ik opgesloten in de kast. Die ene waar ik mijn behoefte ook in deed en het verschrikkelijk stonk. Mijn moeder zei dat ik verstoppertje speelde en de politie droop af.

Als mijn zus of ik jarig was, hing mijn moeder de leuke vrouw uit. Vreselijk vond ik dat. We kregen cadeautjes die we daarna weer moesten inleveren. Het was alsof je levenslang hebt gekregen en één dag op proefverlof mag. Daar kun je niet van genieten, want de volgende dag moet je de cel weer in.’

Vrijstaat

Onze behoefte deden we in een kast, of in een oude krant die we uit het raam in de gracht gooiden. Mijn moeder ging soms twee weken op vakantie en liet ons dan achter met een grote teil hutspot die buiten op het platje stond. Als de zon scheen werd die zuur, als het regende werd het soep. We aten het, want we hadden niets anders. Ze mishandelde ons en speelde mijn zus en mij voortdurend tegen elkaar uit, zodat we elkaar niet konden steunen.’

‘Als mijn moeder op vakantie
ging, liet ze ons achter met een grote teil hutspot’

We woonden op de bovenste twee verdiepingen van een pand aan de Oudezijds Achterburgwal. Mijn moeder op de onderste, mijn zus en ik op zolder. Mijn kamer was volgestouwd met de troep die mijn moeder verzamelde. Geregeld deed ze de deur op slot, zodat wij niet naar de wc op haar verdieping konden.

Mijn moeder was een slechte vrouw. Totaal gestoord. De enige mens voor wie ik ooit bang ben geweest. Vergeleken met de tijd bij haar, is de rest van mijn leven a walk in the park. Mijn ouders scheidden toen ik 1 was. Daarvoor waren we geloof ik een redelijk normaal gezin, maar daarna ging alles mis. Mijn moeder was agressief, alcoholist en mishandelde en verwaarloosde mijn drie jaar oudere zus en mij.

Bas van Hout

is misdaad- en onderzoeksjournalist. Hij schreef onder meer voor De Telegraaf, Panorama, Nieuwe Revu en de Nederlandse edities van Penthouse en Playboy. Ook publiceerde Bas boeken over Steve Brown (1995) en Klaas Bruinsma (2000) en werkte hij mee aan diverse tv-programma’s. Bas heeft een relatie en twee volwassen kinderen.

‘“Hee jongen!’ Ik was 9 en stond met een hoop vriendjes op een brug. Het was Zwarte Joop die mij riep. “Hee jongen, ga je mee een stukje rijden?” Uit al die jongetjes koos hij mij! Ik vond het geweldig. Natuurlijk ging ik mee! In die grote auto toerden we over het Rokin, de Dam, dwars door Amsterdam. En daarna zette Joop koers richting Zandvoort. We reden over het strand, door het water, het was een geweldige middag. Een keerpunt in mijn leven.

Ik had Zwarte Joop, zoals ze Maurits de Vries noemden, een half jaar eerder leren kennen in een kroeg waar ik barjongen was. Toen hij daar binnenstapte, vulde hij meteen de hele ruimte. Die grote man met zwarte baard, als een soort oermens stond hij daar. Hij kwam voor twee penoze-mannen die overduidelijk doodsbang voor hem waren. Kerels die ongetwijfeld wapens bij zich hadden, maar die niet durfden te gebruiken. Toen Joop riep dat hij met ze in de zandbak achter het café wilde vechten, sidderden ze van angst. Ik observeerde het allemaal en mijn kinderbrein vond het bijzonder grappig. Ik lachte en Joop wees naar mij. “Daar,” bulderde hij, “staat de enige echte kerel.” Het was een monumentaal moment. Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk. Ik voelde, ik wíst dat wij nog veel voor elkaar gingen betekenen. Dat bleek na die middag in zijn auto. Hij ging voor mij zorgen. Dankzij hem kon ik voorgoed weg bij mij moeder.

Bas van Hout:
‘Mijn moeder is
de enige voor wie ik ooit bang ben geweest’

Misdaadjournalist Bas van Hout groeide op met armoede, verwaarlozing en mishandeling. Zijn moeder was verslaafd en agressief. Uitgerekend de Amsterdamse penoze-koning ‘Zwarte Joop’ was zijn redding. ‘Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk.’

ervaringsverhaal

Deborah Ligtenberg, Mariëlle Dekker

6,5 min

Rebke Klokke

‘Vergeleken met de tijd bij mijn moeder,
is de rest van mijn leven
a walk in the park’

‘Zelfkanter’

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm