
Jeroen en Bo namen deel aan een lotgenotengroep voor hulp na seksueel geweld en hadden daar beiden veel profijt van. ‘Als anderen over hun trauma vertellen, wil je dat zelf ook doen.’
Lees hier de reportage over hun ervaringen.
Lotgenotengroep seksueel misbruik
Leestip van Annemiek
‘Dit blog van onderzoeker Margriet Lenkens en mijzelf gaat over het belang van empathie van professionals in de jeugdzorg. Met achtergrondinformatie over de inzet van ervaringsdeskundigen.’


Kijktip van Noah
‘In het programma Geraldine en de vrouwen volgt Geraldine Kemper zes vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld en kampen met een posttraumatische stressstoornis. Ze gaan twee weken naar Kroatië voor een heel intensieve traumabehandeling. Ik heb zelf intensieve traumatherapie gehad en bij mij werkte dat niet. Dit programma was voor mij geruststellend: het hóeft ook niet voor iedereen te werken.’ Te zien op Videoland.


‘Jongeren willen liever samen dingen ondernemen dan in een kringetje over elkaars problemen praten’
Noah van der Zande:
Noah van der Zande is projectleider en initiatiefnemer van het onderzoek ‘Samen sterk: de rol van lotgenotencontact voor jongeren met traumatische jeugdervaringen’. Daarnaast werkt hij als ervaringsprofessional bij verschillende organisaties.

Annemiek Harder is als bijzonder hoogleraar werkzaam op de Horizon-leerstoel Wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Met haar leerstoel is ze verbonden aan iHUB onderwijs & familiezorg. Daarnaast is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).

Sfeer van competitie
Versplinterd aanbod
Een knelpunt is volgens Van der Zande dat jongeren vaak niet weten waar ze terechtkunnen. ‘Ze komen er pas laat achter dat lotgenotencontact bestaat, en dan is het moeilijk om een passende groep te vinden,’ zegt hij. ‘Alles is versplinterd. En soms mag je ergens niet meer bij omdat je bijvoorbeeld 24 bent, terwijl de groep tot 23 jaar gaat. Zo val je buiten de boot.’
Volgens Harder kunnen professionals hier echt verschil maken. ‘Hulpverleners attenderen soms al op lotgenotencontact, maar dat zou wel wat vaker mogen. Het kan voor jongeren het begin zijn van herstel. Daarbij breiden jongeren er hun netwerk mee uit.’
Van der Zande: ‘Het zou helpen als er één vaste plek is waar jongeren alles kunnen vinden. Een website of platform waar alle initiatieven bij elkaar staan. Want nu moet je het zelf maar uitzoeken, en dat lukt lang niet iedereen."
Enthousiast
Sommige jongeren voelen zich veiliger als het contact online en anoniem is, anderen kiezen voor offline bijeenkomsten
Daarnaast noemden ze therapiegroepen, inloophuizen, participatiegroepen waar je samen kookt of praat, en kampen, zoals het Hojokamp voor queerjongeren.
Verder blijkt dat zowel online als offline contact belangrijk kan zijn, afhankelijk van wat de jongere fijn vindt. Sommige jongeren voelen zich veiliger als ze online en anoniem kunnen praten. Anderen kiezen liever voor bijeenkomsten in het echt, omdat ze dan beter contact maken en zich meer verbonden voelen.
Er bestaan al verschillende vormen van lotgenotencontact die goed aansluiten bij deze wensen. Jongeren uit het onderzoek vertelden bijvoorbeeld enthousiast over ervaringscafés, zoals die van ExpeX, waar je in een ontspannen sfeer anderen ontmoet, creatief bezig kunt zijn of gewoon kunt kletsen.
Goede begeleiding
Wat helpt volgens de jongeren wel? Samen activiteiten doen, met goede begeleiding erbij van een betrokken iemand met begrip. Zonder een betrokken begeleider die de dynamiek goed kan sturen, kunnen de jongeren niet goed leren omgaan met hun emoties en met de ervaringen van anderen. Dat kan leiden tot herbeleving van trauma’s, sociale conflicten of zelfs secundaire trauma’s.
Het contact moet ook toegankelijk zijn, de groep mag niet te groot zijn en de sfeer moet veilig zijn, zodat jongeren elkaar niet op een negatieve manier beïnvloeden.
Het literatuuronderzoek liet vergelijkbare resultaten zien, zegt Harder. ‘Een kleinschalige, informele aanpak lijkt aan te sluiten bij de behoeften van jongeren. In de interviews noemden sommige jongeren dat lotgenotencontact soms op een natuurlijke, vanzelfsprekende manier tot stand komt.’
Organiseer lotgenotencontact regelmatig, bijvoorbeeld elke maand. Jongeren vinden het belangrijk dat het contact blijft bestaan, zodat ze zich gesteund voelen. Zorg ook voor een goede groepsgrootte: niet te klein - zodat een bijeenkomst bij afwezigheid van een paar deelnemers toch door kan gaan - maar ook niet te groot, zodat iedereen zich veilig voelt. Een goede begeleider, bijvoorbeeld een betrokken professional of een vrijwilliger, is belangrijk om gesprekken rustig en veilig te laten verlopen. Daarnaast helpt het om samen iets te doen, zoals eten of een spel, zodat het minder spannend is om te praten. Maak deelname makkelijk: jongeren willen zelf kiezen wanneer ze komen en waar ze over praten. Tot slot: houd het klein en informeel, geen grote of zware bijeenkomsten. Werving werkt het best via scholen en hulpverleners.
Lees hier het onderzoeksrapport.
Aanbevelingen uit het onderzoek
Niet elk lotgenotencontact heeft een positieve uitwerking, blijkt uit de interviews. Waar ligt dat aan? Van der Zande zou het graag verder willen onderzoeken. ‘Mijn hypothese is dat de begeleiding een grote rol speelt. Er heerst al snel een sfeer van competitie: wie is hier het zieligst? Dat heb ik zelf gemerkt.’
Of lotgenotencontact een positieve uitwerking heeft, ligt verder aan de fase van herstel waarin je zit, zegt Van der Zande. In het begin sta je nog niet altijd open voor oplossingen. ‘En in groepen met jongeren met bijvoorbeeld een eetstoornis worden tips met elkaar gedeeld over hoe je nog sneller kunt afvallen. Dat is niet erg helpend. Wat ook vervelend kan zijn, is dat je zorgen van anderen in de groep kunt gaan overnemen.’
Laagdrempelig contact
Niks hoeven bereiken
In de interviews gaven de jongeren aan dat lotgenotencontact zorgt voor een minder eenzaam gevoel: het geeft begrip, herkenning en emotionele steun.
De jongeren hadden duidelijke ideeën over hoe lotgenotencontact vormgegeven moet worden. Wat Van der Zande verraste was dat de jongeren vooral behoefte hebben aan laagdrempelig contact. ‘‘Ze willen liever samen dingen ondernemen dan in een kringetje over elkaars problemen praten. De gesprekken hoeven ook niet altijd over vervelende dingen te gaan. Als je ergens over wilt praten, is die ruimte er, maar het is niet verplicht.’ Kortom, lotgenotencontact hoeft niet zo zwaar te zijn. In contact staan met elkaar is soms al genoeg. Je weet immers: de rest heeft vergelijkbare dingen meegemaakt.
Bij lotgenotencontact breng je jongeren met vergelijkbare ervaringen met elkaar in contact, legt Annemiek Harder uit. ‘Ze wisselen op een laagdrempelige manier ervaringen uit en vinden steun bij elkaar. Het verschil met therapie is dat er geen druk op ligt, ze hoeven niet “iets te bereiken”. Als jongeren op een ongedwongen en gelijkwaardige manier ervaringen delen met leeftijdgenoten die hetzelfde is overkomen, zorgt dat voor erkenning en herkenning. Ze ontdekken: ik ben niet de enige. Dat geeft steun.’
Het onderzoek bestond uit literatuuronderzoek en interviews met 26 jongeren over hun eigen ervaringen en wensen. ‘Hoewel lotgenotencontact veelbelovend lijkt, is er weinig kennis over hoe dit goed vorm te geven,’ zegt Harder. ‘Met het literatuuronderzoek checkten we wat er internationaal aan onderzoek is gedaan naar lotgenotencontact bij jongeren met een traumatische achtergrond. Bij de interviews gingen we niet uitgebreid in op ieders individuele trauma’s, maar keken we vooral naar wat kan helpen bij herstel. Wat was hun behoefte aan lotgenotencontact en wat waren hun ervaringen hiermee?’
Lotgenotencontact: voor Noah van der Zande is het een belangrijk onderwerp. ‘Toen ik herstelde van een verslaving, ontmoette ik jongeren die hetzelfde meemaakten als ik. Dat hielp zó bij mijn herstel, dat ik wilde uitzoeken: zou lotgenotencontact ook helpen bij het verwerken van mentale problemen, zoals ik die zelf heb door mijn pittige jeugd?’
Om die vraag te beantwoorden, wilde Van der Zande een eigen onderzoek starten. Hij schreef een pitch voor het Samen Sterk-traject ‘Onderzoek voor en door jongeren’ van ZonMW rond het thema mentale gezondheid, die werd uitgekozen en Van der Zande werd gekoppeld aan onderzoeker Annemiek Harder. Ze bleken een goede match en gingen samen aan de slag met het onderzoek, dat liep van september 2023 tot en met januari 2025.
onderzoek
5,5 min.
Annemarie van Dijk
Vorige pagina
Volgende pagina

Helpt lotgenotencontact bij traumatische jeugdervaringen?
Jongeren met traumatische jeugdervaringen gaan vaak al in individuele of groepstherapie.
Kan lotgenotencontact - wat iets anders is dan groepstherapie – daar dan nog iets aan toevoegen? En hoe? Noah van der Zande en Annemiek Harder onderzochten het.

Volgende pagina

Jeroen en Bo namen deel aan een lotgenotengroep voor hulp na seksueel geweld en hadden daar beiden veel profijt van. ‘Als anderen over hun trauma vertellen, wil je dat zelf ook doen.’
Lees hier de reportage over hun ervaringen.
Lotgenotengroep seksueel misbruik
Leestip van Annemiek
‘Dit blog van onderzoeker Margriet Lenkens en mijzelf gaat over het belang van empathie van professionals in de jeugdzorg. Met achtergrondinformatie over de inzet van ervaringsdeskundigen.’


Kijktip van Noah
‘In het programma Geraldine en de vrouwen volgt Geraldine Kemper zes vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld en kampen met een posttraumatische stressstoornis. Ze gaan twee weken naar Kroatië voor een heel intensieve traumabehandeling. Ik heb zelf intensieve traumatherapie gehad en bij mij werkte dat niet. Dit programma was voor mij geruststellend: het hóeft ook niet voor iedereen te werken.’ Te zien op Videoland.
Vorige pagina
Een knelpunt is volgens Van der Zande dat jongeren vaak niet weten waar ze terechtkunnen. ‘Ze komen er pas laat achter dat lotgenotencontact bestaat, en dan is het moeilijk om een passende groep te vinden,’ zegt hij. ‘Alles is versplinterd. En soms mag je ergens niet meer bij omdat je bijvoorbeeld 24 bent, terwijl de groep tot 23 jaar gaat. Zo val je buiten de boot.’
Volgens Harder kunnen professionals hier echt verschil maken. ‘Hulpverleners attenderen soms al op lotgenotencontact, maar dat zou wel wat vaker mogen. Het kan voor jongeren het begin zijn van herstel. Daarbij breiden jongeren er hun netwerk mee uit.’
Van der Zande: ‘Het zou helpen als er één vaste plek is waar jongeren alles kunnen vinden. Een website of platform waar alle initiatieven bij elkaar staan. Want nu moet je het zelf maar uitzoeken, en dat lukt lang niet iedereen."
Versplinterd aanbod
Daarnaast noemden ze therapiegroepen, inloophuizen, participatiegroepen waar je samen kookt of praat, en kampen, zoals het Hojokamp voor queerjongeren.
Verder blijkt dat zowel online als offline contact belangrijk kan zijn, afhankelijk van wat de jongere fijn vindt. Sommige jongeren voelen zich veiliger als ze online en anoniem kunnen praten. Anderen kiezen liever voor bijeenkomsten in het echt, omdat ze dan beter contact maken en zich meer verbonden voelen.
Sommige jongeren voelen zich veiliger als het contact online en anoniem is, anderen kiezen voor offline bijeenkomsten
Er bestaan al verschillende vormen van lotgenotencontact die goed aansluiten bij deze wensen. Jongeren uit het onderzoek vertelden bijvoorbeeld enthousiast over ervaringscafés, zoals die van ExpeX, waar je in een ontspannen sfeer anderen ontmoet, creatief bezig kunt zijn of gewoon kunt kletsen.
Enthousiast

Wat helpt volgens de jongeren wel? Samen activiteiten doen, met goede begeleiding erbij van een betrokken iemand met begrip. Zonder een betrokken begeleider die de dynamiek goed kan sturen, kunnen de jongeren niet goed leren omgaan met hun emoties en met de ervaringen van anderen. Dat kan leiden tot herbeleving van trauma’s, sociale conflicten of zelfs secundaire trauma’s.
Het contact moet ook toegankelijk zijn, de groep mag niet te groot zijn en de sfeer moet veilig zijn, zodat jongeren elkaar niet op een negatieve manier beïnvloeden.
Het literatuuronderzoek liet vergelijkbare resultaten zien, zegt Harder. ‘Een kleinschalige, informele aanpak lijkt aan te sluiten bij de behoeften van jongeren. In de interviews noemden sommige jongeren dat lotgenotencontact soms op een natuurlijke, vanzelfsprekende manier tot stand komt.’
Goede begeleiding
Organiseer lotgenotencontact regelmatig, bijvoorbeeld elke maand. Jongeren vinden het belangrijk dat het contact blijft bestaan, zodat ze zich gesteund voelen. Zorg ook voor een goede groepsgrootte: niet te klein - zodat een bijeenkomst bij afwezigheid van een paar deelnemers toch door kan gaan - maar ook niet te groot, zodat iedereen zich veilig voelt. Een goede begeleider, bijvoorbeeld een betrokken professional of een vrijwilliger, is belangrijk om gesprekken rustig en veilig te laten verlopen. Daarnaast helpt het om samen iets te doen, zoals eten of een spel, zodat het minder spannend is om te praten. Maak deelname makkelijk: jongeren willen zelf kiezen wanneer ze komen en waar ze over praten. Tot slot: houd het klein en informeel, geen grote of zware bijeenkomsten. Werving werkt het best via scholen en hulpverleners.
Lees hier het onderzoeksrapport.
Aanbevelingen uit het onderzoek
Niet elk lotgenotencontact heeft een positieve uitwerking, blijkt uit de interviews. Waar ligt dat aan? Van der Zande zou het graag verder willen onderzoeken. ‘Mijn hypothese is dat de begeleiding een grote rol speelt. Er heerst al snel een sfeer van competitie: wie is hier het zieligst? Dat heb ik zelf gemerkt.’
Of lotgenotencontact een positieve uitwerking heeft, ligt verder aan de fase van herstel waarin je zit, zegt Van der Zande. In het begin sta je nog niet altijd open voor oplossingen. ‘En in groepen met jongeren met bijvoorbeeld een eetstoornis worden tips met elkaar gedeeld over hoe je nog sneller kunt afvallen. Dat is niet erg helpend. Wat ook vervelend kan zijn, is dat je zorgen van anderen in de groep kunt gaan overnemen.’
Sfeer van competitie
In de interviews gaven de jongeren aan dat lotgenotencontact zorgt voor een minder eenzaam gevoel: het geeft begrip, herkenning en emotionele steun.
De jongeren hadden duidelijke ideeën over hoe lotgenotencontact vormgegeven moet worden. Wat Van der Zande verraste was dat de jongeren vooral behoefte hebben aan laagdrempelig contact. ‘‘Ze willen liever samen dingen ondernemen dan in een kringetje over elkaars problemen praten. De gesprekken hoeven ook niet altijd over vervelende dingen te gaan. Als je ergens over wilt praten, is die ruimte er, maar het is niet verplicht.’ Kortom, lotgenotencontact hoeft niet zo zwaar te zijn. In contact staan met elkaar is soms al genoeg. Je weet immers: de rest heeft vergelijkbare dingen meegemaakt.
‘Jongeren willen liever samen dingen ondernemen dan in een kringetje over elkaars problemen praten’
Noah van der Zande:
Laagdrempelig contact

Bij lotgenotencontact breng je jongeren met vergelijkbare ervaringen met elkaar in contact, legt Annemiek Harder uit. ‘Ze wisselen op een laagdrempelige manier ervaringen uit en vinden steun bij elkaar. Het verschil met therapie is dat er geen druk op ligt, ze hoeven niet “iets te bereiken”. Als jongeren op een ongedwongen en gelijkwaardige manier ervaringen delen met leeftijdgenoten die hetzelfde is overkomen, zorgt dat voor erkenning en herkenning. Ze ontdekken: ik ben niet de enige. Dat geeft steun.’
Het onderzoek bestond uit literatuuronderzoek en interviews met 26 jongeren over hun eigen ervaringen en wensen. ‘Hoewel lotgenotencontact veelbelovend lijkt, is er weinig kennis over hoe dit goed vorm te geven,’ zegt Harder. ‘Met het literatuuronderzoek checkten we wat er internationaal aan onderzoek is gedaan naar lotgenotencontact bij jongeren met een traumatische achtergrond. Bij de interviews gingen we niet uitgebreid in op ieders individuele trauma’s, maar keken we vooral naar wat kan helpen bij herstel. Wat was hun behoefte aan lotgenotencontact en wat waren hun ervaringen hiermee?’
Niks hoeven bereiken
Noah van der Zande is projectleider en initiatiefnemer van het onderzoek ‘Samen sterk: de rol van lotgenotencontact voor jongeren met traumatische jeugdervaringen’. Daarnaast werkt hij als ervaringsprofessional bij verschillende organisaties.

Annemiek Harder is als bijzonder hoogleraar werkzaam op de Horizon-leerstoel Wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Met haar leerstoel is ze verbonden aan iHUB onderwijs & familiezorg. Daarnaast is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).

Lotgenotencontact: voor Noah van der Zande is het een belangrijk onderwerp. ‘Toen ik herstelde van een verslaving, ontmoette ik jongeren die hetzelfde meemaakten als ik. Dat hielp zó bij mijn herstel, dat ik wilde uitzoeken: zou lotgenotencontact ook helpen bij het verwerken van mentale problemen, zoals ik die zelf heb door mijn pittige jeugd?’
Om die vraag te beantwoorden, wilde Van der Zande een eigen onderzoek starten. Hij schreef een pitch voor het Samen Sterk-traject ‘Onderzoek voor en door jongeren’ van ZonMW rond het thema mentale gezondheid, die werd uitgekozen en Van der Zande werd gekoppeld aan onderzoeker Annemiek Harder. Ze bleken een goede match en gingen samen aan de slag met het onderzoek, dat liep van september 2023 tot en met januari 2025.
onderzoek
5,5 min.
Annemarie van Dijk

Helpt lotgenotencontact bij traumatische jeugdervaringen?
Jongeren met traumatische jeugdervaringen gaan vaak al in individuele of groepstherapie.
Kan lotgenotencontact - wat iets anders is dan groepstherapie – daar dan nog iets aan toevoegen? En hoe? Noah van der Zande en Annemiek Harder onderzochten het.
