Overmatig alcoholgebruik en kinderen: ze gaan slecht samen. Gezinnen raken ontwricht wanneer ouders veel drinken. En wie kent niet de verhalen van jongeren die door alcohol in coma raken?
Dit nummer gaat over de invloed van alcohol op het gezin. Met ervaringsverhalen, achtergrondinformatie en tips.
Voorwoord
Edith Geurts
Hoofdredacteur
Augeo Magazine
Leestijd: 1.5 minuten
Als scholier vertelde ze soms over de feestjes die haar ouders hielden: doordeweeks, tot diep in de nacht, met veel drank, harde muziek en gelach. Maria sliep er slecht door, had dan haar huiswerk niet af en kwam te laat op school. Niemand had het er verder over: alle ouders dronken weleens een glaasje en sommigen waren dronken tijdens carnaval of op een huwelijksfeest. Niks bijzonders.
Nu is ze volwassen en heeft zelf een gezin. Haar vrienden noemen haar gekscherend ‘een Maria Magdalena met een drankprobleem’. Ze lacht erom, want ja, ze wil altijd iedereen helpen, maar een alcoholprobleem heeft ze niet, zóveel drinkt ze nou ook weer niet. En alleen na het eten, nooit waar de kinderen bij zijn. Ja, ze komt weleens moeilijk uit bed, en toegegeven, ze schreeuwt best vaak tegen de kinderen als ze lawaai maken en misschien heeft ze hun ook weleens hardhandig beetgepakt omdat ze het speelgoed weer niet hadden opgeruimd. Maar hun vader zou ook weleens wat vaker mogen inspingen. Waarom moet ze altijd alles alleen doen?
Maria was in haar jeugd een van de vele kinderen die opgroeien met een ouder met een alcoholprobleem. Nu maakt zij deel uit van de 8 procent van de ouders die overmatig drinkt.
Was te voorkomen dat haar kinderen nu hetzelfde meemaken? Met zekerheid kunnen we dat natuurlijk niet zeggen, maar het had misschien anders kunnen lopen als haar ouders en Maria destijds al hulp en ondersteuning hadden gekregen en hadden ingezien welke rol alcohol speelde in hun gezin.
Maria en haar man hebben een kring van vrienden die hen steunen. Ook heeft ze professionele hulp aanvaard. Dat de kinderen onder haar gedrag leden, heeft de doorslag gegeven. Ze is er nog niet, maar de eerste stappen zijn gezet.
In dit nummer besteden we aandacht aan de invloed die alcohol heeft op kinderen: als hun ouders te veel drinken, als zij zelf gaan drinken en wat professionals voor hen kunnen betekenen. Om hun leed nu en in de toekomst te helpen voorkomen.
Wat is precies de link tussen overmatig gebruik van alcohol en ACE’s? Daar is veel onderzoek naar gedaan. Journalist Ditty Eimers zette de belangrijkste uitkomsten op een rij en sprak met psycholoog Fleur Kraanen, die promoveerde op de relatie tussen huiselijk geweld en verslavingen.
Auteur: Ditty Eimers
Leestijd: 9 minuten
‘Die stumper heeft vast een vreselijke rotjeugd gehad,’ zeiden mensen vroeger hoofdschuddend als ze een alcoholist zagen die zijn roes uitsliep op een bankje. De opvatting dat een alcoholverslaving wellicht te maken heeft met nare jeugdervaringen, is al decennialang wijdverbreid. Toch werd het verband tussen traumatische jeugdervaringen en alcoholverslaving pas eind jaren negentig van de vorige eeuw voor het eerst wetenschappelijk aangetoond. In het inmiddels als klassiek bekendstaande, grootschalige onderzoek naar Adverse Childhood Experiences (ACE study) uit 1998 vonden de Amerikaanse arts Vincent Felitti en zijn collega’s een opmerkelijk sterke relatie tussen het meemaken van ingrijpende, nare jeugdervaringen (ACE’s) en alcoholisme op latere leeftijd.
De Amerikaanse ACE-studie werd gehouden onder zeventienduizend volwassenen die zich met gezondheidsklachten meldden bij een zorgverzekeraar. Zij kregen de vraag voorgelegd of ze in hun jeugd nare ervaringen hadden meegemaakt. Vervolgens werd bekeken of er een relatie was tussen deze ervaringen en hun gezondheid als volwassene. De onderzoekers hadden ‘nare jeugdervaringen’ onderverdeeld in tien categorieën: lichamelijke mishandeling, emotionele mishandeling, seksuele mishandeling, emotionele verwaarlozing, lichamelijke verwaarlozing, het meemaken van een scheiding van de ouders, huiselijk geweld, opgroeien met een verslaafde ouder, opgroeien in een gezin met een psychiatrische patiënt of met een gezinslid dat in de gevangenis zat. Uit het onderzoek kwam naar voren dat 63 procent van de respondenten tenminste een van die categorieën had meegemaakt. Meer dan 20 procent had zelfs drie of meer soorten traumatische ervaringen meegemaakt. Lees hier meer over dit onderzoek.
Uit het onderzoek bleek bovendien dat er een verband bestond tussen het aantal traumatische jeugdervaringen en de gezondheid - zowel geestelijk als mentaal - op latere leeftijd. Ook wat betreft de kans op een alcoholverslaving. Van de mensen die vier of meer ACE’s ‘scoorden’, kampte meer dan 15 procent als volwassene met problematisch alcoholgebruik, naast allerlei andere gezondheidsklachten. Dat percentage was ruim zes keer zo hoog als bij mensen die geen jeugdtrauma’s rapporteerden. In dit onderzoek ging het om mensen die zichzelf als alcoholist typeerden. Gezien de schaamte over alcoholisme, lijkt het waarschijnlijk dat het werkelijke percentage nog hoger was.
Vier of meer ACE’s, dat lijkt veel. Dat is eigenlijk niet zo, want bij een aanzienlijk deel van de kinderen die iets naars als mishandeling hebben meegemaakt, komt die narigheid niet alleen. Vaak stapelen de ellendige gebeurtenissen zich op. Velen groeien op met meerdere, elkaar versterkende risicofactoren voor hun latere gezondheid.
Aanvankelijk werd het onderzoek van Felitti met wantrouwen bekeken. Dat kon toch niet, dat kindermishandeling en huiselijk geweld zulke verstrekkende gevolgen hadden voor de gezondheid en het verslavingsgedrag op latere leeftijd? Maar vervolgonderzoeken in de Verenigde Staten en enkele andere landen leverden de afgelopen decennia soortgelijke bevindingen op. Zowel bij mannen als bij vrouwen is steeds weer een sterk verband gevonden tussen negatieve jeugdervaringen, zoals huiselijk geweld, en overmatig alcoholgebruik op latere leeftijd.
Het risico van een alcoholverslaving is nog groter wanneer een van de ouders alcoholist is. Het kan zijn dat kinderen van wie de ouders veel drinken hun gewoonte later zonder veel nadenken overnemen. Volgens het Trimbos, het kennisinstituut voor geestelijke gezondheid en verslaving, is uit onderzoek gebleken dat er ook een zekere erfelijke aanleg is voor het krijgen van alcoholproblemen: een biologische kwetsbaarheid waardoor sommige mensen meer verslavingsgevoelig zijn. Het is niet bekend hoe groot dat extra risico is. ‘En ook al ben je biologisch gezien nog zo kwetsbaar, je wordt pas een probleemdrinker als je ook daadwerkelijk vaak met alcohol in aanraking komt,’ zegt psycholoog Fleur Kraanen. In 2014 promoveerde ze op een onderzoek naar huiselijk geweld en middelengebruik.
Uit onderzoek is ook bekend dat dochters van wie tenminste één ouder alcoholverslaafd is, vaker trouwen met probleemdrinkers. Mensen die vier of meer ACE’s hebben meegemaakt, kiezen eveneens eerder een alcoholist als partner.
Kinderen die opgroeien met huiselijk geweld, kindermishandeling of andere negatieve ervaringen, beginnen zelf op een jongere leeftijd te drinken dan hun leeftijdgenoten. In een Amerikaanse studie zagen de onderzoekers dat pubers die jeugdtrauma’s hebben opgelopen vergeleken met kinderen die in een veilige omgeving opgroeiden twee tot drie keer zo vaak al op 14-jarige leeftijd beginnen met alcohol.
Er is slechts één Nederlandse studie (2010) naar ACE’s onder volwassenen. Daarin wordt een veel voorzichtiger schatting gedaan over de relatie tussen ACE’s en een verslaving aan alcohol: ‘Volwassenen met een depressie en/of een verslaving aan alcohol hebben vaker vier of meer ACE’s meegemaakt dan de algemene bevolking.’
Het meemaken van huiselijk geweld en andere nare jeugdervaringen geeft dus een verhoogde kans op alcoholproblemen op latere leeftijd. Hoe komt dat? Een mogelijke verklaring die onderzoekers geven, is dat deze kinderen door nare jeugdervaringen gevoeliger worden voor stress en angsten. Bovendien kunnen ze blijvend kampen met ondraaglijke herinneringen. Die kunnen hen doen vluchten in de verdoving die alcohol biedt.
‘Overmatig alcoholgebruik is bijna altijd een vorm van coping: een manier om met problemen om te gaan,’ beaamt Fleur Kraanen. ‘Op de korte termijn werkt het en voelen alcoholisten zich wat lekkerder. Maar op de lange termijn voelen ze zich vaak nog slechter.’
De kans dat een volwassene die mede door nare jeugdervaringen verslaafd is geraakt aan alcohol zelf thuis ook geweld gaat plegen is aanzienlijk. Er is geen onderzoek gedaan naar dit specifieke verband, maar uit een overzicht van allerlei Europese studies blijkt dat alcohol in het spel is bij 40 procent van al het huiselijk geweld. Dat beeld wijkt niet veel af van de situatie in Nederland. Bij gezinnen die worden aangemeld bij Veilig Thuis is bij meer dan 40 procent van de vaders en 30 procent van de moeders sprake van problematisch alcoholgebruik, blijkt uit recent onderzoek van het Verwey Jonker Instituut.
In de wetenschappelijke literatuur worden drie verklaringen genoemd voor het verband tussen huiselijk geweld en het gebruik van alcohol:
De alcohol neemt remmingen weg en mensen hebben hun agressie daardoor minder in de hand. Alcohol beïnvloedt onder andere de werking van de prefrontale cortex, die de impulscontrole regelt. Die controle wordt op een lager pitje gezet, waardoor we minder nadenken voordat we iets doen.
Conflicten met de partner gaan vaak over het alcoholgebruik.
Een andere factor, zoals impulsiviteit, kan een onderliggende oorzaak zijn van zowel alcoholverslaving als huiselijk geweld.
‘Ik denk dat alle drie de verklaringen tegelijkertijd waar kunnen zijn,’ zegt Fleur Kraanen. ‘Of twee van de drie.’ Ze baseert zich zowel op haar eigen klinische ervaring als op casestudies.
Wanneer aan alcohol verslaafde plegers van huiselijk geweld succesvol behandeld worden voor hun verslaving, stopt het huiselijk geweld, blijkt uit Kraanens onderzoek. Die behandeling bestaat uit cognitieve gedragstherapie. Er wordt eerst gewerkt aan het vergroten van de motivatie voor verandering. Daarna bekijken cliënt en behandelaar welke functie het gebruik van alcohol heeft: waarom gebruik je? Vervolgens richt de aandacht zich op andere manieren om met moeilijke situaties en emoties om te gaan.
Kraanen: ‘Eigenlijk zou je alleen een behandelovereenkomst moeten aangaan met plegers die bereid zijn om niet alleen aan hun agressieve gedrag, maar ook aan hun middelengebruik te werken. Anders is er mogelijk sprake van een schijnbehandeling.’
In de forensische psychiatrie, waar veel veroordeelde plegers van huiselijk geweld terechtkomen voor een behandeling, is volgens Kraanen inmiddels voldoende aandacht voor de rol van alcoholverslaving bij huiselijk geweld. Maar andersom is er bij verslavingsinstellingen nog te weinig aandacht voor huiselijk geweld, vindt Kraanen. Van de mensen die zich aanmelden bij de Jellinek Kliniek heeft 20 procent thuis ernstig geweld gebruikt, blijkt uit haar onderzoek. Kraanen: ‘Dan heb je het echt over schoppen en wurgpogingen.’
Kraanen: ‘Eigenlijk zou je alleen een behandelovereenkomst moeten aangaan met plegers die bereid zijn om niet alleen aan hun agressieve gedrag, maar ook aan hun middelengebruik te werken. Anders is er mogelijk sprake van een schijnbehandeling.’
Volgens psycholoog Fleur Kraanen zou er meer aandacht moeten uitgaan naar mannen én vrouwen, en naar zowel slachtoffers als plegers. ‘Want 50 procent van het huiselijk geweld is wederkerig: de man slaat de vrouw en andersom. In een kwart van de gevallen slaat de vrouw de man, en in een kwart mishandelt de man de vrouw. Vrouwen zijn dus even vaak pleger als mannen. En in de helft van de gevallen is het slachtoffer óók pleger.’
Verder wijst Kraanen erop dat mensen die huiselijk geweld plegen, meestal niet voldoen aan het klassieke beeld van de antisociale persoonlijkheid, die de partner doelbewust mishandelt om controle uit te oefenen. ‘Die groep bestaat wel, maar in verreweg de meeste gevallen gaat het om mensen die geweld gebruiken uit onmacht. Mannen en vrouwen die van hun partner en hun kinderen houden, maar in hun jeugd nooit hebben geleerd om met conflicten en problemen om te gaan. Vaak willen ze zelf ook het liefst met het geweld stoppen.’ Het zou goed zijn als plegers van huiselijk geweld meer begripvol worden benaderd, vindt ze. Zonder dat je hun gedrag goedkeurt. ‘Dan stellen zij zich veel eerder open voor behandeling.’
Volgens Kraanen zou iedere verslavingsinstelling bij mensen die zich aanmelden moeten informeren naar huiselijk geweld. ‘Dat gebeurt veel te weinig doordat de link nog niet vanzelfsprekend wordt gelegd. En er rust nog een taboe op. Bovendien bestaan er nog nauwelijks therapieën waarin beide problemen tegelijk worden behandeld.’
Volgens het Trimbos-instituut groeien ongeveer 300.000 kinderen in Nederland op met een alcoholverslaafde ouder. Hoe zo’n ouder zich gedraagt, hangt sterk af van zijn of haar persoonlijkheid en de reactie van de omgeving. Toch zijn er wel een paar kenmerken die vaak voorkomen:
Veel kinderen met een verslaafde ouder voelen zich thuis onveilig, ook vanwege onverwachte woede-uitbarstingen en ouderlijke ruzies. Bij verslavingsinstelling Brijder krijgen alle ouders een gesprek over ‘verslaving en opvoeden’. Ook met hun kinderen wordt soms gepraat. In die gesprekken komt regelmatig naar voren dat het kind voor de verslaafde ouder zorgt in plaats van andersom. Kinderen vertellen soms dat ze veel piekeren. Verslaafde ouders geven aan dat ze het moeilijk vinden om consequent te zijn. Communiceren met hun puberende kinderen vinden ze ook lastig. Vooral als die kinderen meer gericht zijn op vrienden dan op de ouders.
Als een moeder alcohol drinkt tijdens de zwangerschap kan dat leiden tot lichamelijke en geestelijke afwijkingen, het Foetaal Alcoholsyndroom (FAS). De hersenen en het zenuwstelsel van de foetus zijn volop in ontwikkeling en daardoor extra gevoelig voor de giftige effecten van alcohol. Het is niet bekend hoeveel alcoholgebruik precies FAS kan veroorzaken, maar volgens de Hersenstichting zijn de moeders van FAS-kinderen meestal zware drinkers. En een avondje doorzakken als je bijvoorbeeld nog niet weet dat je zwanger bent, kan ook al ernstige schade tot gevolg hebben.
De hersenen van baby’s met FAS zijn kleiner dan van gezonde baby’s. Hun hoofd is daardoor ook kleiner. Ze hebben een afgeplat gezicht, lage oren en een kleine kin. Kinderen met FAS hebben een lager geboortegewicht en krijgen vaak leerproblemen. Ook spraakproblemen komen voor. Bovendien blijft hun sociale en emotionele ontwikkeling achter, wat kan leiden tot allerlei gedragsproblemen. Slechte spiercoördinatie, hyperactiviteit en ook autistisch gedrag komen veel voor. De aandoening geneest niet.
Het is niet bekend hoeveel kinderen met FAS worden geboren. Op basis van een aantal studies wordt geschat dat het 1 tot 3 op de 1000 kinderen zijn.
Expertisecentrum alcohol van Trimbos-instituut biedt professionals actuele kennis over alcoholgebruik en alcoholpreventie.
Informatie over alcohol voor het algemeen publiek is te vinden op www.alcoholinfo.nl.
Meer informatie over alcohol en het opvoeden van kinderen is hier te vinden.
Nicole (51) begeleidt voor haar werk gezinnen met problemen. Toch duurde het lang voordat ze erkende dat ze zelf een drankprobleem had. Samen met haar jongste dochter Renske (21) doet ze haar verhaal.
Auteur: Annemarie van Dijk
Leestijd: 5 minuten
‘Ik heb als moeder een heleboel steken laten vallen. Jarenlang vond ik drank belangrijker dan mijn dochters. Het duurde lang voor ik besefte dat ik een probleem had en moest stoppen. Dat was geen kwestie van te weinig wilskracht hebben. Alcoholisme is een ziekte waarvan je nooit helemaal geneest. Ik kan nooit meer een wijntje drinken, dan raakt het hek weer van de dam.’
Nicole drinkt sinds haar 14e alcohol, sinds haar 19e elke dag. ‘Ik vond het lekker, vooral het roesgevoel. Als anderen aan één glas genoeg hadden, nam ik er twee. Dat ging gewoon door toen ik kinderen kreeg. Zodra ik uit mijn werk kwam, schonk ik mijn eerste glas wijn in. Jarenlang zag ik mezelf niet als alcoholist, ik werkte toch gewoon en dronk niet vóór vier uur ‘s middags? Alcoholisten drinken stiekem en verstoppen de drank, dacht ik altijd. Mijn man, inmiddels mijn ex-man, deed gezellig met me mee. Af en toe hadden we er wel ruzie over, dan vond hij dat ik te veel dronk. Daarna haalde hij gewoon weer wijn in huis.’
Haar jongste dochter Renske wist jarenlang niet wat een alcoholverslaving was. Ze merkte pas dat er thuis iets mis was toen ze als 10-jarige bij een vriendin zag dat haar ouders na twee glazen wijn stopten met drinken. ‘Zij vonden twee glazen meer dan genoeg. Dat kon dus ook.’ Een tijdlang verstopte Renske de wijnflessen, in de hoop dat haar moeder minder zou drinken.
‘Ik vroeg mijn vader weleens: waarom stop je niet met wijn voor haar kopen? Maar hij wilde dat gevecht niet aangaan met mijn moeder. Toen ik ouder werd, stal ik zelf wijn uit de koelkast en dronk die stiekem met vriendinnen op. Ik schaamde me behoorlijk voor mijn moeder, maar nam wel vriendinnen mee. Mijn oudere zus deed dat niet, zij trok zich meestal terug op haar kamer.’
Toen Nicole’s man in 2010 ziek werd, stond ze er alleen voor met haar twee jonge dochters. Ze ging nog meer drinken, zeker drie flessen wijn per dag. ‘Ik kreeg vervelende klachten: black-outs en geheugenverlies. Soms wist ik niet eens of mijn dochters thuis waren. Dat vonden ze verschrikkelijk. Elke dag weer nam ik me voor om te stoppen, maar zodra ik mijn eerste glas ophad, dacht ik: laat de boel maar waaien.’
Renske had er veel last van. ‘Ik werd enorm op mezelf teruggeworpen. Mijn moeder vergat alles, mijn vader was ziek en zei doorlopend: vraag maar aan je moeder. Hij nam nergens meer verantwoordelijkheid voor. Ik werd somber en kraste mezelf.’
Nicole: ‘Door mijn opleiding wist ik dat kinderen die zichzelf krassen vaak een alcoholist als ouder hebben. Daar voelde ik me ontzettend schuldig over. Als ik zou stoppen met drinken, zou Renske vast stoppen met krassen. Om toch iets goed te maken gaf ik haar meestal haar zin.’
Toen Renske steeds depressiever werd, ging ze nog maar drie uur per dag naar school. ‘Op school dachten ze dat mijn depressie kwam doordat mijn vader zo ziek was. Over het drankprobleem van mijn moeder sprak ik niet.’ Daarnaast volgde ze therapie bij het Riagg: eerst in een groep, later kwam daar individuele therapie bij omdat het nog steeds niet goed met haar ging. ‘Groepstherapie hielp vooral voor het idee dat ik niet de enige was met problemen, daar heb ik verder niet heel veel aan gehad. De individuele therapie ging beter. Aan die therapeut heb ik wel verteld over mijn moeders drankprobleem, al voelde ik me daar heel schuldig over. Hij was best hard: jij moet er zelf ook aan werken, zei hij. Ik kreeg een soort cognitieve gedragstherapie, leerde praten over wat ik dacht en dat ik niet elke keer “Ik weet het niet” moest zeggen.’
Nicole: ‘Die therapeut regelde dat ik bij het Riagg op het matje moest komen om over mijn drankprobleem te praten. Ik was bang dat de kinderen uit huis geplaatst zouden worden, maar daar is gelukkig nooit sprake van geweest. Het was voor mij wel een stap richting het besef dat het echt anders moest.’
Op school trok Renske zich terug en was stilletjes, thuis gedroeg ze zich dwars en luisterde niet. Nicole en zij hadden vaak enorme ruzies. ‘Achteraf denk ik dat ze aandacht vroeg om mij weg te houden bij de drank,’ zegt Nicole. ‘Eén keer pakte ik haar zelfs bij de keel toen ze weer eens niet wilde luisteren. Ik had toen even een black-out. Daar schrok ik enorm van: dit kon zo niet meer.’
Renske: ‘Je vond dat ik te weinig begrip voor je had. Terwijl ik dacht: hallo, je bent mijn moeder, ik hoef jou niet te begrijpen. Je moet voor míj zorgen in plaats van dat ik voor jóu moet zorgen.’
Vijf jaar geleden werd Nicole boventallig op haar werk en raakte ze in een diepe depressie. ‘Mijn werk had me altijd overeind gehouden. Ik wist dat ik moest stoppen met drinken. Maar ik kon me niet voorstellen dat het leven zonder drank ooit nog leuk zou worden.’ Ze deed een zelfmoordpoging; Renske vond haar. Opgenomen op de PAAZ kreeg Nicole tien dagen medicatie om de afkickverschijnselen te beteugelen. Daarna deed ze een dagbehandeling bij een centrum voor verslavingszorg. ‘Eindelijk was ik gemotiveerd om te stoppen. Ik wist: als ik nu weer ga drinken, raak ik het vertrouwen van mijn dochters voor altijd kwijt.’
Daarna zat ze nog drie jaar bij de Anonieme Alcoholisten (AA). ‘Je kunt niet alleen van de drank af komen, je hebt echt hulp nodig. Nog lange tijd had ik regelmatig zin in een borrel. Maar zo’n moment gaat altijd over.’
Renske: ‘Toen ze gestopt was met drinken, vond ze dat ik trots op haar moest zijn. Ja daag, dacht ik. Ik ben toen drie maanden bij een vriendin gaan wonen. Die afstand was goed. Daarna liep het thuis veel beter. Ik kon beter verwoorden wat ik dacht en voelde, hoefde mezelf niet meer te snijden. Inmiddels snap ik dat verslaving een ziekte is waar mijn moeder niet om heeft gevraagd. Soms ben ik nog wel boos. Zoals toen ik tijdens mijn studie leerde dat je ADD kunt krijgen als je moeder drinkt tijdens de zwangerschap. Ik héb ADD.’
Renske woont inmiddels op kamers. Ze is niet bang dat ze een 'verslavingsgen' heeft. ‘Ik kan makkelijk dagen van de drank afblijven, heb het echt wel in de hand.’
Nicole: ‘Het is nu weer goed tussen ons. Renske is opener geworden, we praten meer en botsen minder. Mijn man en ik zijn gescheiden, al had dat niets te maken met mijn verslaving. We gaan nog als vrienden met elkaar om.’
‘Je kunt niet tegen een verslaafde zeggen: je moet stoppen met drinken. Maar de familie zou meer grenzen moeten aangeven. Als partner kun je bijvoorbeeld zeggen: ik wil dat je vanwege de kinderen niet hier in huis dronken bent. Zo komen de kinderen er niet mee in aanraking. En professionals moeten het bespreekbaar maken, bijvoorbeeld in de klas, zodat kinderen er makkelijk over kunnen praten.’
De 15-jarige Stijn belandde bewusteloos in het ziekenhuis met een promillage van 2,2 in zijn bloed. Dat staat gelijk aan circa twaalf glazen alcohol. Voor zijn moeder Simone kwam dit als een totale schok. Ze had dat nooit verwacht van haar zoon. ‘Stijn is een verstandige jongen die op het vwo hoge cijfers haalt en zelden uitgaat. Ik wist helemaal niet dat hij al alcohol dronk. Ik betrapte mezelf op de gedachte dat comadrinken iets was voor onnozele tieners en jongeren uit de lagere sociale klasse. Hoe heb ik zo naïef kunnen zijn? Ik weet nu dat het iedere puber kan overkomen.’
Ze vertelt dat haar zoon met vier vrienden vastenavond vierde, de avond voor carnaval. ‘Nog voordat die voorbij was, belde een vriend dat Stijn zich niet lekker voelde en een uur later zat ik op de spoedeisende hulp. Stijn had zo veel gedronken dat hij buiten bewustzijn raakte en niet meer op prikkels reageerde. Daar in het ziekenhuisbed lag mijn kind, een bleek hoopje met een kotsbakje onder zijn kin. Dat trof me in mijn hart omdat ik me realiseerde dat hij ondanks zijn 1,85 meter lengte en stoerheid nog steeds zo kwetsbaar is.’
Volgens VeiligheidNL belanden ieder jaar 1400 jongeren van onder de 18 vanwege een drankcoma in het ziekenhuis en op de spoedeisende hulp. Bovendien raken nog eens 800 jongeren gewond door ongevallen, struikelpartijen, botsingen en geweld als gevolg van overmatig alcoholgebruik.
Het aantal jonge meisjes (12 -17 jaar) dat met een alcoholvergiftiging op de spoedeisende hulp komt, stijgt. Volgens VeiligheidNL waren dat er in 2017 maar liefst 2500. Dat is 700 meisjes meer dan in 2008.
Meisjes zijn extra kwetsbaar. Uit onderzoek blijkt dat 1 op de 5 ooit dronken seks had met iemand van wie ze achteraf niet meer wist wie het was. Soms weten de meisjes naderhand niet eens dat ze seks hebben gehad. De volgende dag merkten ze dat er iets gebeurd was met hun lichaam, door sporen van het seksueel contact. Ook zwangerschap komt voor.
Wat is binge-drinken?
Meisjes: in korte tijd inname van 4 of meer glazen/eenheden alcohol
Jongens: in korte tijd inname van 5 of meer glazen/eenheden alcohol
‘Het is afschuwelijk als een meisje van 15 jaar zwanger is van iemand die ze niet kent, maar het gebeurt,’ zegt Bas Zegers. Hij is kinderarts sociale pediatrie (kind en omgeving) en werkt bij de polikliniek Jeugd en Alcohol van het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven.
Zegers ziet gemiddeld een keer per week een jongere die bewusteloos is geraakt door de drank. Volgens hem leidt regelmatig comadrinken niet alleen tot lichamelijke schade, zoals aan de lever, maar ook tot hersenschade. Dat uit zich in geheugen- en concentratieproblemen, vertraagd denkvermogen, trage emoties en korte lontjes. Ook wordt door drankgebruik de kans groter dat een jongere op latere leeftijd verslaafd zal raken aan alcohol, drugs, gamen of gokken.
Zegers: ‘Bij jongeren die al voor hun 15e jaar drinken is de kans op verslaving op latere leeftijd vier tot zes keer groter dan bij kinderen die dan nog niet drinken. ‘Een uit de kluiten gewassen tiener kan er volwassen uitzien, maar zijn hersenen zijn nog die van een kind. De groei van het puberbrein loopt ongeveer acht jaar achter op het lichaam.’
De hersen- en leverschade kan volgens Zegers herstellen als een jongere een aantal weken achter elkaar geen alcohol drinkt. Gunt hij zijn lichaam niet zo’n langdurige rustperiode, dan is de schade volgens de kinderarts uiteindelijk onherstelbaar.
Ondanks de gezondheidsrisico’s is Zegers geen voorstander van een volledige ‘drooglegging’. Jongeren zouden volgens hem naar alternatieven zoeken die even schadelijk als alcohol kunnen zijn, zoals drugs. ‘Maar ik ben wel blij met de NIX18- campagne die de overheid in 2014 lanceerde, en met de vernieuwde regelgeving. Doordat jongeren pas op hun 18e in plaats van hun 16e alcohol mogen kopen, drinken 13- en 14-jarigen aantoonbaar minder dan tien jaar geleden. Dat is geweldig nieuws!’
Helaas zijn de 15- tot 18-jarigen die wél alcohol drinken juist veel meer en veel sterkere drank gaan drinken. Voor het uitgaan gaan ze vaak ‘indrinken’ bij iemand thuis. ‘Dat gaat zo snel dat de jongere geen lichamelijke waarschuwing krijgt, door de roes heen schiet en al snel out gaat.’
Bij de 15-jarige Stijn gebeurde precies hetzelfde. Hij was met vrienden bij een klasgenootje thuis. Met de ID-kaart van een oudere broer hadden ze twee flessen Bacardi, 25 blikjes bier en friet gekocht. De drank was in drie kwartier op. Hij liep vervolgens met zijn vrienden naar de bushalte. De anderen moesten hem helpen bij het instappen in de bus. Vanaf dat moment kan hij zich niks meer herinneren. Zijn klasgenootjes filmden hoe hij bewusteloos in zijn eigen braaksel in de bus lag.
Als een filmpje van een dronken jongere op social media gaat rondzwerven, is dat natuurlijk vreselijk voor dat kind. Echte vrienden zouden zoiets ook niet moeten doen. Kinderarts Zegers oppert dat de ouders wél een filmpje zouden kunnen maken van hun kind, voor privégebruik. Om aan het kind te laten zien wat er is gebeurd.
‘Jongeren hebben geen flauw idee hoe riskant hun gedrag is, of ze denken dat het niet erg was. Na mijn noeste arbeid in het ziekenhuis, voelt een jongere zich de volgende dag prima, heeft geen kater en geen gênante herinneringen. Als het kind naar huis gaat, zeg ik nog voor de vorm: “Foei, foei, nooit meer doen!” Maar het effect daarvan is nihil.’
Tot voor kort zag Zegers dan ook regelmatig dezelfde jongeren bewusteloos terug op de spoedeisende hulp. Dat frustreerde hem enorm. Maar die frustratie is verdwenen, want hij verwijst de tieners en hun ouders nu door naar preventiewerkers in de verslavingszorg. ‘Dat werkt fantastisch. Ik zie de jongeren niet meer terug.’
Floris Brocaar is zo’n preventiewerker. Hij werkt bij de verslavingszorginstelling Novadic-Kentron in Eindhoven. Wat doet hij met een jongere die te veel drinkt? ‘We leggen de nadruk op de vraag waaróm een jongere drinkt. Welke keuzes maakte hij of zij? Is het de groepsdruk of een ontsnapping aan de realiteit? Is het iets eenmaligs of drinkt de jongere regelmatig zo veel dat hij bewusteloos raakt?’
De redenen waarom jongeren met problemen verdoving zoeken in alcoholdrinken, varieert. Volgens Brocaar gaat het vaak om gepest worden op school, liefdesverdriet, depressiviteit, onzekerheid over seksuele voorkeur, misbruik of geweld thuis. ‘Het is voor preventiewerkers belangrijk om daarachter te komen en de jongere door te verwijzen naar gerichte hulpverlening en begeleiding.
Maar bij het merendeel is dat binge-drinken een eenmalige actie. Jongeren willen graag meedoen met de rest. ‘Wat ook meespeelt is dat alcohol een verbindende factor is onder jongeren. Met drank worden vriendschappen versterkt en dat is voor pubers erg belangrijk. Je ziet bovendien bij 13- en 14-jarigen dat ze experimenteel gedrag vertonen. Ze ontdekken zichzelf en hun omgeving en dat is goed want dat hoort bij een gezonde ontwikkeling.’
Er is natuurlijk geen sprake meer van experimenteren als een jongere het doodnormaal vindt om regelmatig grote hoeveelheden te drinken, het niet erg – of zelfs stoer – vindt om in het ziekenhuis te liggen of als hij drinkt om te ontsnappen aan de realiteit. Drank dempt gevoelens en jongeren denken dat ze beter met problemen kunnen omgaan als ze gedronken hebben (coping) of dat ze beter tot rust komen. Brocaar: ‘Om die reden drinken soms ook jongeren met autisme, adhd, een licht verstandelijke beperking of een depressie te veel.’
Volgens Brocaar is het stoppen met alcohol moeilijker dan stoppen met drugs doordat drank zo volledig geaccepteerd is in onze maatschappij. Hij adviseert ouders daarom om met hun kind te blijven praten over de gevaren van alcohol. Dat werkt beter dan boos worden. Ook professionals zijn belangrijk als rolmodel voor pubers. Preventiewerker Brocaar geeft als fictief voorbeeld: ‘Stel dat een leerling in de klas stoer vertelt dat hij het afgelopen weekend drie kratjes bier achterovergeslagen heeft. Wat zeg je dan als leraar? Lach je erom of zeg je dat je bingen van alcohol en dergelijke stoere uitspraken ongepast vindt? Als je het laatste kiest, weten leerlingen dat veel drinken abnormaal is en dat jongeren die niet drinken de norm zijn, niet de uitzondering.’
Als een jongere structureel te veel alcohol drinkt vanwege problemen thuis of op school, kan een docent of zorgprofessional een melding doen bij Veilig Thuis. Die onderzoekt of en welke problemen er zijn en zoekt gerichte hulp voor het kind en de omgeving.
Volgens Simone waren het geen ernstige problemen op school of thuis die haar zoon aanzetten tot het binge-drinken. Tegen de preventiewerkers en tegen zijn ouders vertelde Stijn dat hij zo veel dronk omdat de anderen dat ook deden, dat hij stoer wilde zijn en niet wilde onderdoen bij de rest. Het was nooit zijn bedoeling om het zo uit de hand te laten lopen. Stijn schaamde zich omdat hij zichzelf niet onder controle had en was bang dat hij zijn ouders teleurgesteld had.
Moeder Simone: ‘Toen hij na de ziekenhuisopname thuiskwam, liet hij merken dat hij dankbaar en opgelucht was weer thuis te zijn. Hij knuffelde mij en zijn zus, dat doet hij anders nooit. Hij leek zich te realiseren dat het allemaal weleens veel slechter had kunnen aflopen. We hebben hem op het hart gedrukt voorzichtig te zijn met sterke drank. Zijn klasgenoten lieten hem later het filmpje zien waarop hij laveloos in het gangpad van de bus lag. Dat vond hij enorm gênant. Toch was ik blij dat hij zelf zag hoe heftig het was. Hij zei: “Ik doe dit nooit meer!” Je weet natuurlijk nooit zeker of hij zich daaraan houdt, maar ik geloof hem. Deze ervaring vergeet hij zijn leven niet.’
Op verzoek van de geïnterviewden zijn de namen Simone en Stijn gefingeerd.
De gemiddelde leeftijd waarop jongeren voor het eerst alcohol drinken is gestegen van 14,9 jaar in 2007 naar 15,5 jaar in 2016.
Jongeren blijven gemiddeld drie uur in een alcoholcoma.
Ouders zijn strenger geworden. In 2016 gaf 19 procent toestemming aan pubers voor alcoholgebruik. In 2011 was dat nog 69 procent.
H. Valkenberg e.a., Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol 2017, VeiligheidNL (2017)
K. Nienhuis e.a., 10 jaar alcoholintoxicaties bij jongeren, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (2019)
We kénnen dat verontrustende cijfer: jaarlijks belanden 1400 jongeren bewusteloos in het ziekenhuis door alcoholgebruik. Binge-drinken, indrinken… Je leest er overal over, je ziet het om je heen. Waar gaat het mis? En welke hulp kunnen deze kinderen krijgen?
Auteur: Petra Wolthuis
Leestijd: 8 minuten
Het drankgebruik van Patrick (51), werkzaam in de ggz, was jarenlang onverantwoord. Hij vloog zelfs met de auto uit de bocht terwijl zijn dochters Jitte en Floor op de achterbank zaten. ‘Langzaam moet ik hun vertrouwen terugwinnen.’
Auteur: Annemarie van Dijk
Leestijd: 5 minuten
Patrick: ‘Ik ben niet iemand die dagelijks of wekelijks alcohol neemt. Maar áls ik drink, kan ik het niet met mate. Een verslavingsgevoeligheid waarmee ik blijkbaar ben geboren. Al in mijn puberteit merkte ik dat ik na een biertje minder geremd werd, losser. En ik vond het ook erg lekker. In mijn studententijd ging ik helemaal los met alcohol.’
Jarenlang speelde de drankverslaving een grote rol in Patricks leven. Hij kickte af maar begon weer opnieuw. In zijn relatie zorgde de alcohol soms voor problemen. Toen hij kinderen kreeg, besefte hij dat het anders moest. Zeker toen hij in 2010 een keer onder invloed het traphekje liet openstaan en dochter Jitte (1) van de trap viel. Het liep goed af, maar het was de reden om zeven jaar lang de alcohol te laten staan. ‘Al beperk je het drinken tot eens in de drie maanden, het is altijd gedoe. De weken dat je niet drinkt, ben je er immers ook mee bezig.’
Het ging goed tot Patricks vrouw Susan in 2017 overleed aan borstkanker. ‘Na de afscheidsviering logeerden mijn dochters bij de ouders van Suzan, en heb ik het thuis op een drinken gezet. Toen een van mijn meisjes eerder opgehaald wilde worden omdat ze graag thuis wilde zijn, liet ik niets van me horen. Mijn schoonouders reden naar me toe en troffen me onder invloed aan.’
De dagen erna was er steeds iemand van de familie in Patricks buurt om te zorgen dat hij niet zou terugvallen. Na vijf dagen kon hij bij de Jellinek Kliniek terecht voor een detox van twaalf dagen. Zijn dochters logeerden bij familie. ‘Ik ben toen niet helemaal eerlijk naar hen geweest om ze niet ongerust te maken. Zij dachten dat ik in de kliniek zat om van het roken af te komen.’
Na de klinische opname ging Patrick een ambulant traject in bij Jellinek. Eerst had hij elke week een gesprek, daarna tweewekelijks en nu alleen nog een kort telefoongesprek per maand. ‘Die gesprekken hielpen zeker. We spraken over mogelijke triggers om te drinken. En ik kreeg het inzicht dat alcohol veel vaker in mijn gedachten is dan ik zelf besefte. Die bewustwording was goed: drank is altijd dichterbij dan je denkt.’
Hij nam zich voor om niet meer te drinken. Toch ging het in mei 2018 nog een keer mis. Nu merkten zijn dochters het wel. Jitte (9): ‘Papa zat op de deurmat te huilen, heel gek. Daarna gingen we Chinees halen en de auto vloog uit de bocht. Het eten rolde door de auto. Toen had ik door dat hij gedronken had. Daar ben ik wel van geschrokken.’
‘Het ongeluk heeft mijn dochters behoorlijk achterdochtig gemaakt. Ze maken zich meer zorgen dan vroeger of het wel goed met me gaat. Pak ik een 0.0-biertje, dan checken ze bijvoorbeeld of het echt alcoholvrij is. Langzaam moet ik hun vertrouwen terugwinnen.’
Floor: ‘Als papa moe op de bank ligt of emotioneel is, vraag ik soms: “Heb je gedronken?”’
Jitte: ‘Ik was een tijdje voor alles bang. Vooral dat er dingen met papa zouden gebeuren.’
Jitte en Floor vinden het alcoholprobleem van hun vader lastig te begrijpen.
Jitte: ‘Ik geloof dat het iets is wat je niet wilt doen maar toch moet doen.’
Floor: ‘Ik snap het misschien wel, zelf ben ik ook best nieuwsgierig naar hoe het voelt om dronken te zijn. Maar als je ervoor kiest om kinderen te krijgen kun je beter niet te veel drinken.’
Ze heeft gelijk, zegt Patrick. ‘De keuze om weer een glas alcohol te nemen is bewust en ligt altijd bij jezelf, daar is geen excuus voor te vinden.’
Patricks dochters spraken twee keer met een maatschappelijk werker van Jellinek. Patrick: ‘Eerst had ik mijn bedenkingen: dat maakt het zo groot, je krijgt dossiers waar je nooit meer vanaf komt. Maar de familie vond het nodig. Het was voor mij wel een geruststelling dat er een objectief persoon met een frisse blik even kwam polsen hoe het was. Ze kwam bij ons thuis. Wat er precies is besproken weet ik niet, dat hoeft ook niet. Maar uit het eindverslag bleek dat het goed ging met mijn meisjes.’
Jitte: ‘Ik heb met haar niet eens veel over papa gepraat, meer over andere dingen. Over mijn konijn bijvoorbeeld.’
Floor: ‘Ik vond het fijn om met iemand te praten die ons niet kende. Daarom praat ik liever niet met mijn vriendinnen of iemand uit de familie: die kennen ons te goed. Mijn meester op school wilde ook een gesprek met me, maar daar had ik helemaal geen zin in.’
Jitte: ‘Ik heb het wel aan mijn juf verteld. Sinds mama is overleden, praat ik elke week met haar over hoe het thuis gaat.’
Sinds mei vorig jaar heeft Patrick geen druppel meer gedronken. Dat valt hem eigenlijk helemaal niet zwaar. ‘Er zijn al veel situaties geweest waarbij ik dacht: vroeger had ik naar de drank gegrepen en nu gaat het ook prima zonder. Het is een bevrijding om niet te drinken. Dat besef zakt weleens weg, het is de kunst om dat vast te houden. Maar ik weet wat ik te verliezen heb: mijn dochters. Ik moet er niet aan denken dat ze uit huis geplaatst zouden worden, of onder toezicht worden gesteld. Te veel alcohol drinken en voor kinderen zorgen gaat gewoon niet samen.’
Floor: ‘Laat een kind zelf aangeven of het wil vertellen over het alcoholprobleem van zijn vader of moeder.’
Jitte: ‘De juf of meester moet eerst vragen of een kind erover wil praten. En ze moeten niet altijd van die standaard vragen stellen. Als iemand vraagt: “Hoe gaat het met je?”, zeg ik vaak: “Goed.” Dan heb ik gewoon geen zin om meer uit te leggen.’
Opgroeien in een gezin waar een ouder (of beide ouders) te veel drinkt, betekent meestal: leven in een onveilige en onvoorspelbare omgeving. Kinderen binnen zo’n gezin krijgen minder aandacht en kunnen verwaarloosd worden. Bijvoorbeeld als de moeder door haar verslaving alleen maar bezig is met alcohol in huis krijgen, drinken en haar roes uitslapen. Eten koken schiet er dan vaak bij in. Door agressie en frustraties van de ouder worden deze kinderen ook vaker mishandeld. Doordat er veel drank wordt gekocht, zijn er soms ook financiële problemen.
Kinderen schamen zich vaak voor thuis en durven geen vriendjes mee naar huis te nemen. En jongeren kunnen eraan gewend raken dat er altijd drank in huis is en de gewoonte om veel te drinken overnemen.
De gevolgen voor de kinderen hangen uiteraard af van de ernst van het alcoholprobleem, de manier waarop het gezin ermee omgaat en de beschikbaarheid van een niet-drinkende ouder.
Helaas zijn signalen van kinderen met een alcoholverslaafde ouder lastig te herkennen, simpelweg omdat deze kinderen vaak niet opvallen. Ze hebben geleerd om niemand iets van het drankprobleem te laten merken. Op school zijn ze nogal eens de ideale leerling om zo niet nog meer problemen te krijgen. Ze passen zich aan, vragen niet veel aandacht en zijn vooral bezig met dat anderen zich prettig voelen. Bij de vraag hoe het gaat, doen ze alsof alles goed met hen is – uit loyaliteit naar de ouders toe. Een extreem stil kind dat zich afzondert van anderen kan geïsoleerd raken omdat het te veel gericht is op wat er thuis gebeurt. Ook afwijkend gedrag komt voor: iemand hangt de clown uit, is onhandelbaar, spijbelt, wordt snel boos of krast zichzelf.
Doordat alcohol drinken algemeen geaccepteerd is, valt het niet snel op als iemand ongewoon veel drinkt en een alcoholprobleem heeft. Heb je een vermoeden dat dit speelt, dan kun je letten op signalen als vergeetachtigheid, te laat komen op afspraken, liegen, ontkennen van problemen, veel kauwgom eten om de dranklucht te verbergen, trillen en zweten, agressie en financiële problemen.
Veel verslaafden ontkennen hun probleem en verzinnen redenen voor het bovenmatig drinken. Ze schamen zich dat ze drank nodig hebben en zien de ernst van de situatie niet, of willen die niet zien.
Er bestaat trouwens geen ‘typische’ alcoholverslaafde, alcoholisme kan voorkomen in elke bevolkingsgroep, bij elke intelligentie, elk inkomen en elke culturele achtergrond.
Ga bij een niet-pluisgevoel in gesprek met het kind. Probeer goed en onbevooroordeeld te luisteren. Vermijd te snelle interpretaties en dingen zelf invullen. Wanneer je zegt: ‘Jij hebt het moeilijk’, klapt een kind dicht. Maar als je je vermoeden uit, komt er een ingang tot een gesprek: ‘Zijn er dingen waar je je zorgen over maakt? Waar je over piekert?’ En benoem de aanleiding: ‘Het valt me op dat je…’ Zegt het kind dat het goed gaat, maar straalt het het tegenovergestelde uit, dan moet er een belletje gaan rinkelen. Vraag door en houd rekening met de loyaliteit die het kind naar zijn vader of moeder toe heeft. ‘Durf je met mij te praten over hoe het thuis gaat? Heb jij een idee waardoor het komt dat het thuis niet lekker loopt? Vind je het lastig om over je ouders te praten?’ Praat ook met de ouders over je zorgen. Zo toets je of het klopt wat het kind vertelt. Er kan immers ook iets anders aan de hand zijn.
Vraag ouders om toestemming voor het bieden van hulp aan hun kind. Breng daarna eventueel het kind in contact met een vertrouwenspersoon die het verder kan helpen. Voor leerkrachten kan het goed zijn om door te verwijzen naar de schoolmaatschappelijk werker. Of misschien heeft het kind een steunend persoon in de eigen omgeving bij wie het terechtkan? Staat het kind hier niet voor open, laat dan merken dat jij er voor hem bent en dat het altijd bij je terechtkan als het wil.
Om te voorkomen dat het kind in een loyaliteitsconflict komt, is het verstandig om, als het even kan, samen met hem en zijn vader en/of moeder te praten. Het kind merkt dan: we mogen het hier dus hardop over hebben.
Kinderen weten vaak nauwelijks wat een alcoholverslaving inhoudt. Belangrijk dus om uit te leggen wat dit is, wat het effect ervan is op het gedrag van de ouder en op het kind zelf.
Vertel bijvoorbeeld dat:
Kinderen betrekken veel op zichzelf, voelen zich verantwoordelijk. Daarom is het belangrijk om tegen een kind te zeggen: ‘Het is niet jouw schuld.’ Ook denken kinderen vaak dat ze de ouder kunnen redden: ‘Als ik maar lief genoeg ben, wil papa wel stoppen met drinken.’ Ontkracht ook zo’n gedachte voor het kind: papa (of mama) is ‘ziek’ daar kan het kind niks aan doen. Kinderen kunnen zich ook schamen voor hun verslaafde ouder en willen daarom geen vriendjes mee naar huis nemen. Steun het kind in een gesprek: ‘Het is normaal dat je dat denkt en voelt. Je bent niet de enige die opgroeit met vader of moeder die niet lekker in zijn vel zit.’ Benadruk verder dat het kind leuke dingen mag doen waar het energie van krijgt, zoals sporten, muziek luisteren, met vrienden afspreken en films kijken.
Een alcoholverslaafde ouder voelt zich vaak enorm schuldig. Maar hij (of zij) heeft juist zelfvertrouwen nodig om het gebruik aan te pakken, plus het idee dat hij voor anderen nog steeds de moeite waard is. Toon dus respect voor de ouder. Ga naast hem staan: hoe is het voor jou? Informeer waar de ouder tegenaan loopt bij de opvoeding. Wat zou hij willen dat beter gaat en wat is daarvoor nodig? Dat geeft aanknopingspunten voor een gesprek over hoe je kunt helpen.
Sta daarnaast stil bij wat er wél goed verloopt in het gezin – als de ouder bijvoorbeeld zorgt dat er elke avond een gezonde maaltijd op tafel staat.
Leg uit dat het bijna nooit lukt om het probleem zonder hulp van buiten op te lossen en dat het kind steun nodig heeft van vertrouwde en/of deskundige mensen in zijn omgeving. Goed om te weten: het betrekken van het gezin werkt vaak heel goed bij de behandeling van een verslaafde patiënt in de ggz.
Is de verslaafde zelf niet in behandeling, dan is er meestal ook weinig hulp voor de kinderen. Is dat wel het geval, dan kan de professional aan de ouder vragen of hij toestemming geeft aan het kind om met iemand te praten over de problemen thuis. Het kind kan dan praten met de hulpverlener van de ouder, maar ook met de schoolmaatschappelijk werker of aangemeld worden voor een KOPP/KVO-groep (zie tip 8).
Als huisarts of andere professional kun je vragen naar het verleden van de ouder en wat de invloed is van alcoholgebruik op de opvoeding en op de kinderen: hoe merkt het kind dat de vader of moeder gedronken heeft, hoe reageert het kind en hoe probeert hij om te helpen? Overleg samen wie zou kunnen helpen bij de opvoeding. Bied eventueel aan om samen het gesprek te voeren met de professional of vertrouwenspersoon erbij.
Probeer met de ouder(s) in contact te blijven, zodat je kunt monitoren hoe het bij het kind thuis gaat. Vraag of je af en toe contact mag opnemen en of je verder iets kunt doen.
Professionals die contact hebben met volwassenen die een alcoholprobleem lijken te hebben, zijn wettelijk verplicht om de kindcheck te doen: is er thuis een minderjarig kind voor wie de volwassene zorgt? En zo ja: groeien de kinderen veilig op? Wanneer je vermoedt dat de situatie schadelijk kan zijn voor opgroeiende kinderen, volg je de stappen van de meldcode, en doe je zo nodig een melding bij Veilig Thuis.
Goed om te weten: je kunt de situatie altijd anoniem voorleggen aan Veilig Thuis, dus zonder meteen een melding te doen.
Contact met anderen die ook een verslaafde vader of moeder hebben, is vaak fijn voor een kind. Het kan met lotgenoten praten over: wat een verslaving is, de kans om zelf verslaafd te raken, het vinden van personen in zijn omgeving op wie hij kan terugvallen, gevoelens van schuld en schaamte, de reden waarom zijn vader/moeder niet gewoon kan stoppen… Kinderen krijgen zo meer kennis over en inzicht in de verslaving, leren beter omgaan met de thuissituatie en ontwikkelen een positiever zelfbeeld.
KOPP-KVO-groepen zijn groepen speciaal voor Kinderen van Ouders met Psychische Problematiek (KOPP) en Kinderen van Verslaafde Ouders (KVO). Veel kinderen vinden het een fijne en veilige plek om naartoe te gaan.
Meer informatie
Video’s over de KOPP-KVO-groepen, voor de leeftijdscategorieën: 3-8 jaar , 8-12 jaar en 12-16 jaar
KOPP/KVO van Trimbos-instituut
Zo’n 300.000 Nederlandse kinderen leven in een gezin met een ‘alcoholgeheim’. Deze tips helpen je om zo’n probleem te signaleren, bespreekbaar te maken en de gezinsleden te ondersteunen.
Auteur: Annemarie van Dijk.
M.m.v. Yara van der Ven, orthopedagoog bij Arkin
Leestijd: 7 minuten
Als kind wist hij niet beter, maar terugkijkend realiseert de voormalig Nederlands kampioen boksen Radmilo Soda (46) zich dat zijn jeugd in Kroatië ‘tragisch’ was. ‘Om mijn pijn niet te voelen, gebruikte ik alcohol en drugs.’
Auteur: Deborah Ligtenberg / Fotografie: Esther Gebuis
Leestijd: 6 minuten
Radmilo Soda (1972)
werd in 1993, 1994 en 1995 Nederlands kampioen boksen. Tegenwoordig heeft Radmilo een eigen sportstudio: Soda Bodyfit in Amsterdam. In het televisieprogramma Obese coacht hij mensen die willen afvallen. Radmilo schreef twee boeken: Echt Radmilo (2014) en MOMS (2016). Op 4 april komt Radmilo’s nieuwe boek uit: Seniority over anti-aging en verouderingsprocessen.
‘Ik ben opgegroeid in Split en verhuisde in 1988 van Kroatië naar Nederland. Ik had geen fijne jeugd. Als ik terugkijk, zie ik een jongetje dat aan het overleven was. Mijn ouders zijn kort na mijn geboorte gescheiden; mijn vader zag ik daarna niet meer. Mijn moeder was alcoholist en had geen werk. We woonden buiten de stad in een soort boerderijtje zonder stromend water, toilet en verwarming. Mijn vier jaar oudere zus en ik leefden op straat. Altijd waren we op zoek naar eten. Soms stalen we het. Je moet toch wat om in leven te blijven. Dat begon al op mijn 4de.
Als ze nuchter was, was mijn moeder de mooiste en liefste vrouw van de wereld. Maar haar leven was hard: ze had weinig geld en was in haar eentje verantwoordelijk voor twee kinderen. Ze dronk dagelijks. Vaak had ze een kort lontje; ze haalde geregeld naar me uit. Kindermishandeling wil ik het niet meteen noemen, maar er was wel veel agressie. Rust en liefde kende ik nauwelijks. Mijn oma, die ver weg woonde, kwam weleens langs en de buurvrouw gaf ons soms wat te eten, maar dat was het wel. Ik was een eenzaam kind. Ongelukkig was ik niet. Voor mij was dat leven heel normaal, ik wist niet beter. Pas nu ik ouder ben, zie ik dat het best wel tragisch was.’
Harde hand
‘Dat mijn zus en ik een zigeunerleven leidden, viel op bij de jeugdbescherming. Op mijn 6e werden we van straat gehaald en in een internaat gezet. In het begin zat ik nog in hetzelfde huis als mijn zus, maar omdat ik steeds wegliep, werd ik overgeplaatst naar een strenger internaat.
Ik miste mijn moeder zo erg, ik wilde naar haar terug. Als ik wegliep, ging ik naar haar. Ook al zorgde ze misschien niet goed voor ons, mijn moeders liefde was wel de enige liefde die ik kreeg. Daar ben je als kind toch naar op zoek. Ook al deed ze me soms pijn. Ik hield van haar, ze bood toch een soort van veiligheid.
Als ik was weggelopen, werd ik steeds opnieuw naar een internaat gebracht. Ik heb in drie verschillende opvanghuizen gezeten. Daar was ik net zo hard aan het overleven als op straat. Oké, ik had te eten en een warme douche, maar daar was alles wel mee gezegd. Er zaten driehonderd kinderen en ik moest letterlijk en figuurlijk vechten voor mijn plek. Ik kan me niet herinneren dat de leiding ons veel aandacht gaf. Er werd met harde hand geregeerd. Als je niet gehoorzaam genoeg was, werd je geslagen.
Om mijn pijn niet te voelen, begon ik al heel jong met alcohol en drugs. Op mijn 8e met roken en drinken en toen ik 9 was, snoof ik voor het eerst lijm. Allemaal stiekem natuurlijk.’
Pleeggezin
‘Op mijn 14e zag de jeugdbescherming in dat een internaat geen goede plek voor mij was en mocht ik naar een pleeggezin. Ik belandde bij een ouder stel, bij wie ik het goed had. Zij lieten mij in mijn waarde. Van hen kreeg ik niet de liefde die je van een vader of moeder krijgt, maar ze respecteerden me. Ik mocht zijn wie ik was, waardoor ik stopte met gebruiken en tot rust kwam. Ik leerde normen en waarden. Doordat zij zo goed met mij omgingen, wilde ik van hen leren. Af en toe zag ik mijn moeder nog, gelukkig wel. Ik liep niet meer weg, omdat ik wel voelde dat ik in het pleeggezin beter af was dan bij haar.’
Uitlaatklep
‘In 1988 werd het onrustig in ons land, dat toen nog deel uitmaakte van het voormalige Joegoslavië. Er was oorlog op komst. Ik was 16 en had de middelbare school afgerond. Mijn zus woonde inmiddels in Nederland, in Lelystad. Ze vroeg me om bij haar en haar man te komen wonen. Ik ben twee jaar bij ze gebleven, tot ik een eigen plek had.
De tijd bij mijn zus betekende een keerpunt in mijn leven. Via haar kwam ik in contact met een restauranthouder, voor wie ik als kok ging werken. Deze man gaf me een duwtje in de goede richting. Hij vond dat ik Nederlands moest leren en stuurde me naar een taalopleiding. Daarna heb ik de AALO en fysiotherapie gedaan.
Sporten was altijd al een uitlaatklep voor me. In boksen bleek ik heel goed te zijn; daar besteedde ik al mijn vrije tijd aan. Drie jaar achter elkaar werd ik Nederlands kampioen. Dat ik ergens in uitblonk, was heel belangrijk voor mij. Ik voelde me gewaardeerd. Dat gaf me zelfvertrouwen: ik wás iemand. Hierdoor ben ik op het rechte pad gebleven. Met mijn achtergrond had het zomaar heel anders kunnen lopen.’
Chronisch alcoholist
‘Mijn vader zocht een paar jaar geleden contact met mij. Sinds hij ons gezin verliet, had ik hem nooit meer gezien. Maar opeens belde hij. We hebben elkaar ontmoet, dat deed me weinig. Ik heb ook zijn dochter, mijn halfzus, gesproken. Zij is bij hem opgegroeid en vertelde dat hij chronisch alcoholist is en alleen aan zichzelf denkt. Hij zorgde niet voor mij, maar ook niet voor zijn andere kinderen. Daarom heb ik hem laten weten dat ik verder geen contact wil.
Mijn moeder overleed toen ik 18 was en al in Nederland woonde. Haar dood raakte me diep. Net toen het beter met me ging, ik het boksen had ontdekt, stierf zij in mijn geboorteland. Ik had haar graag laten zien hoe goed het met me ging. Dat ik er niet voor haar was toen ze overleed, vond ik heel moeilijk. Mijn zus en ik zijn naar Kroatië gegaan om haar de laatste eer te bewijzen en te begraven.’
Eerlijkheid
‘Tegenwoordig heb ik een sportschool, ben ik personal trainer en schrijf ik boeken over een gezonde leefstijl. Ik ben trots op waar ik ben gekomen, maar vooral op mijn kinderen. Ik wil ze onvoorwaardelijke liefde meegeven. Dat heeft een kind nodig om zich veilig te voelen. Dan kan het zich ontwikkelen. Eerlijkheid is ook belangrijk voor mij. Ik heb in mijn jeugd moeten stelen om te overleven, maar dat was niet wat ik wilde. Als je iets wilt bereiken, moet je ervoor werken. Dat je daarbij weerstand tegenkomt, is niet erg. Daar leer je van. Ook al heb je geen makkelijke komaf, het is nooit een excuus om niet alles eruit te halen en iets moois neer te kunnen zetten.
Elke ochtend als ik wakker word, voel ik me blij. Ik geniet van elke dag en van alles waarmee ik bezig ben.In mijn werk mag ik mensen inspireren en helpen om meer zelfvertrouwen te krijgen. Dat vind ik mooi. Ik houd van mensen.'
‘Zorg ervoor dat kinderen zichzelf kunnen zijn. Help ze om te ontdekken wat ze leuk vinden en geef ze de kans om zich daarin te ontwikkelen. Als een kind iets moet doen waarin het niet goed is en dat het niet leuk vindt, krijgt het nooit zelfvertrouwen.’
Van arts tot verloskundige: iedereen die met gezinnen werkt, krijgt te maken met alcoholproblemen. Hoe kaart je die aan? 'Ouders zeggen snel: "Waar bemoei jij je mee?", vertelt een locatiemanager uit de kinderopvang. Zij en vijf andere professionals reageren op een situatie uit de praktijk.
Auteur: Annette Wiesman
Leestijd: 2 minuten per interview
De situatie:
Een kind van 10 jaar en zijn moeder komen naar de spoedeisende hulp met letsel dat volgens hen ontstaan is tijdens het sporten. Terwijl je met ze praat, merk je dat de moeder onder invloed is.
Merel van Loon, SEH-arts in Haaglanden Medisch Centrum: ‘Ik begin met het systematisch vragen naar de toedracht, ofwel de anamnese. Daarbij kijk ik ook hoe het kind zich gedraagt, hoe de interactie tussen ouder en kind is en of ze geloofwaardige informatie geven. Als de moeder onder invloed lijkt te zijn, ben ik daar extra op gespitst. De anamnese is ook een middel om te kijken: hoe adequaat is die ouder? Daarmee bedoel ik: in hoeverre is hij of zij in staat om de gezondheid en de behoeften van het kind in de gaten te houden? In dit geval zou ik ook sociale anamnese doen: dan vraag je naar de samenstelling van het gezin en de situatie thuis. Daarna onderzoek ik het letsel en doe ik het standaard top-teenonderzoek, een algemeen lichamelijk onderzoek om na te gaan of er ander letsel is.’
Huisarts bellen
‘Vervolgens praat ik meestal apart met het kind, waarbij ik hem vraag naar de toedracht en de thuissituatie. Ik neem de moeder apart en benoem dat zij met dubbele tong lijkt te praten, of niet adequaat antwoordt en naar alcohol ruikt. Dat doe ik op een open manier, niet beschuldigend: “Dat baart me zorgen, hoe zit dat?” Ik vraag ook of er andere verzorgers zijn die ik kan bellen. En ik vraag of ik de huisarts mag bellen, want die kent het gezin vaak goed en misschien is er al hulp op poten gezet. Buiten kantooruren kan dat niet, dan doen we meestal een melding bij Veilig Thuis.’
‘Zolang je je niet verwijtend opstelt, staan ouders meestal open voor een gesprek en vaak hebben zij behoefte aan hulp. Ik zeg bijvoorbeeld: “Uw situatie lijkt me heel lastig. Ik denk dat u ondersteuning kunt gebruiken en daarvoor schakel ik Veilig Thuis in.” Dat vinden ze soms vervelend, en dan leg ik het opnieuw uit, met de nadruk op het belang van ondersteuning. Ik heb een aantal zinsneden uit mijn hoofd geleerd, omdat het zó belangrijk is dat je niet verwijtend klinkt maar wel duidelijk bent. Dit soort gesprekken moet je echt oefenen. Zo vermijd ik de term kindermishandeling. De basis is bezorgdheid en betrokkenheid: “Hoe gaan we samen verder?”’
Gemeenschappelijk doel
‘Als het erop lijkt dat het geen sportletsel is maar iets anders, zeg ik: “Ik heb de indruk dat het letsel niet past bij wat u beschrijft. Dan moeten wij altijd in het hoofd houden dat het letsel mogelijk is toegebracht.” Dat zijn nooit makkelijke gesprekken, dus je moet je erop voorbereiden.
Vaak schrijf ik voor mezelf even op wat mijn doel is voordat ik de spreekkamer inga. Het is belangrijk om steeds samen te vatten en door te vragen, rustig te blijven en de tijd te nemen. En ik doe een beroep op het gemeenschappelijke doel dat ik met de ouders heb: het welzijn en de gezondheid van het kind.’
De situatie:
Een zwangere vrouw die op het spreekuur komt, vertelt dat ze in het weekend haar glas wijn niet kan laten staan.
Rineke van den Brink, verloskundige in de Isalakliniek Zwolle: ‘Ik probeer er eerst achter te komen of de vrouw alleen in het weekend een glas drinkt of ook doordeweeks, en hoeveel ze dan drinkt. En ik zal haar op het hart drukken om dat glas toch echt te laten staan, omdat alcohol schadelijk is voor de baby. Bij de intake vragen we altijd specifiek of vrouwen regelmatig alcohol, medicijnen of drugs gebruiken. Daarop wordt bijna nooit “ja” gezegd, terwijl veel vrouwen waarschijnlijk wel af en toe drinken. Daarna vragen we er niet meer naar. Eigenlijk hebben we het te weinig over alcoholgebruik. Ik denk dat we het vaker aan de orde zouden moeten stellen, en anders. Misschien moeten we de vraag anders formuleren: “Denk je dat je alcohol volledig kunt laten staan?” Dat nodigt meer uit tot een gesprek.’
Geen veilige ondergrens
‘In de achttien jaar dat ik als verloskundige werk, heb ik één cliënt gehad die zo overmatig alcohol gebruikte dat ik er niet eens naar hoefde te vragen. Er waren veel zorgen om deze zwangere, maar ook om het ongeboren kind. Zij kreeg na drie maanden een miskraam.
Ook vrouwen die af en toe drinken, moeten oppassen, omdat er geen veilige ondergrens is aan alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Veel vrouwen denken dat één glas geen kwaad kan. De vrouw uit het voorbeeld zou ik vertellen dat de foetus in het eerste trimester extra kwetsbaar is omdat de organen dan worden aangelegd en er blijvende schade kan optreden. Bij chronisch alcoholgebruik gedurende de hele zwangerschap kunnen de placenta, de groei van de baby en de cognitieve functies worden aangetast. Als je weinig drinkt zal dat niet zo’n vaart lopen, maar omdat we niet weten wat één glas doet, is het advies om helemaal niet te drinken.’
Aanstaande vader
‘Het kan natuurlijk ook voorkomen dat de aanstaande vader te veel lijkt te drinken. Een vermoeden is lastig uit te spreken, maar je zou kunnen benoemen dat je een alcohollucht ruikt. De aanleiding moet concreet zijn. Als je vaker alcohol ruikt, zou je kunnen vragen: “We hebben in het begin gevraagd naar alcoholgebruik van u beiden, hoe zit het nu? Wat voor invloed heeft uw alcoholgebruik op de zwangere, en wellicht later op uw vaderschap?” Dan zou ik nogmaals de risico’s uitleggen en adviezen geven.’
Alcoholverslaving
‘Wanneer een aanstaande moeder alcoholverslaafd blijkt, betrekken we de ggz en maatschappelijk werk.
Een melding bij Veilig Thuis doet meestal de ggz-collega of die van maatschappelijk werk, om te voorkomen dat de vrouw onze zorg gaat mijden. We willen wel dat een zwangere blijft komen voor haar controles.’
De situatie:
Een vader komt zijn kind van de dagopvang ophalen. Terwijl je met hem praat, merk je dat hij sterk naar alcohol ruikt.
Danica Belic, locatiemanager bij kinderopvangorganisatie Hestia Amsterdam: ‘Wanneer heeft iemand “te veel gedronken”? Als ik alcohol ruik, maar de vader functioneert niet zichtbaar anders en het is donderdag- of vrijdagmiddag, dan gaan er geen alarmbellen rinkelen. Ik zal het wel bespreken met collega’s en opletten of het vaker voorkomt. Vaak zorgt de ouder er wel voor dat het niet nog eens gebeurt.
Maar wanneer de vader echt een beschonken indruk maakt als hij zijn kind ophaalt, zal ik zeker actie ondernemen. In dat geval vraag ik of een collega komt verifiëren of mijn interpretatie klopt. Ook voor mijn eigen veiligheid is het handig als iemand anders op de hoogte is. Dan zal ik met de vader praten. Dat kan amicaal: “Goh, heb je al een borreltje gehad? Ik merk het.” Of: “Mag ik u wat vragen, kan het kloppen dat ik alcohol ruik?” Ik heb zoiets twee keer meegemaakt. Het is een ongemakkelijk gesprek dat je moet voeren, omdat je niet weet hoe de ander zal reageren.’
Partner bellen
‘We hebben weleens een vader gehad die zo beschonken was dat hij niet kon autorijden, en die boos werd omdat wij de kinderen niet meegaven. We vroegen hem of iemand anders de kinderen kon komen ophalen, maar dat vond hij onzin. Uiteindelijk hebben we de moeder gebeld en die kwam, met het schaamrood op de kaken. Dat was een eenmalig incident. Alcohol is erg geaccepteerd, maar mensen onderschatten de gevolgen ervan.
En onder invloed overschatten ze hun eigen mogelijkheden. Ze voelen zich snel aangevallen als je ze erop aanspreekt, je krijgt reacties als: “Waar bemoei je je mee? Mijn kinderen zijn mijn eigen verantwoordelijkheid.”’
Veiligheid benadrukken
‘Wanneer zo’n situatie met een aangeschoten ouder vaker voorkomt en ik denk dat er meer aan de hand is, bijvoorbeeld verwaarlozing van de kinderen of kindermishandeling, gebruik ik de meldcode. Een protocol geeft duidelijkheid. Maar bij alcoholgebruik blijft het vaak lastig inschatten hoe ernstig het is, dus tactvol met de ouders praten is het belangrijkst. Ik probeer daarbij altijd duidelijk te maken dat ik niemand veroordeel of wil dwarszitten. Als ik zeg: “Luister, het gaat me alleen om de veiligheid van je kind, help mij daarbij”, draaien ze altijd wel bij.’
De situatie:
Een tiener vertelt aan een jeugdverpleegkundige dat zijn vader weleens te veel drinkt.
Marjon van Klaveren, jeugdverpleegkundige GGD Gelderland-Zuid: ‘In een gesprek met een jongere vind ik het belangrijk om als het ware naast hem te gaan staan en te vragen: “Wat vind je van de situatie?” Hij moet weten dat het gesprek vertrouwelijk is, tenzij er iets is dat zorgen baart. In dit soort gesprekken is vertrouwen de basis: ik beloof dat ik niks zomaar doe en dat ik zal helpen. En ik stop het gesprek als ik zie dat het voor de ander te snel gaat. Dan zeg ik: “Wil je er nog even over nadenken? Dan hebben we het er later deze week nog eens over.”
Ouders spreken
‘Als de jongere eenmaal heeft aangegeven dat er iets aan de hand is, is er actie nodig. “Dan zeg ik: dit stukje vind ik echt zorgelijk, ik wil het graag met je ouders bespreken, liefst met jou erbij.”
Ik heb weleens een ernstiger geval meegemaakt op een middelbare school. Daar voeren we gesprekken met kinderen aan de hand van door henzelf ingevulde vragenlijsten. Deze 14-jarige jongen vertelde dat hij zijn vader elke ochtend moest wekken omdat hij laveloos in bed lag en anders niet op tijd naar zijn werk ging. Zijn ouders waren gescheiden en hij sliep meestal bij zijn vader. Ook vertelde hij zelf weleens te drinken.’
In dit geval was mijn eerste doel om de veiligheid van die jongen bij zijn vader te onderzoeken. En ik wilde weten of er al hulpverleners bij het gezin betrokken waren. Vooraf bereid ik zo’n oudergesprek altijd samen met de jongere voor, om te bepalen waarover we het gaan hebben.’
Bedenktijd
‘Tijdens het gesprek vertelde de jongen aan zijn vader dat hij bang was dat hij hem op een dag dood in zijn bed zou aantreffen. De vader bagatelliseerde het probleem. Hij voelde zich aangevallen, zei dat hij al eens hulp had gehad en daar geen zin meer in had. Maar na een bedenktijd accepteerde hij toch verslavingshulp. Ook met de moeder had ik een gesprek. Ik vertelde haar dat haar zoon een verhoogd risico had op drankverslaving en dat het nodig was om de grens scherper te stellen.’
Stappenplan
‘Wanneer de vader geen hulp geaccepteerd zou hebben, hadden we gemeld bij Veilig Thuis. We hebben deze casus in de Verwijsindex gezet, zodat andere hulpverleners op de hoogte zijn. Omdat sinds de aanscherping van de meldcode signalen van structurele onveiligheid altijd gemeld moeten worden bij Veilig Thuis, zou ik dat tegenwoordig meteen gedaan hebben. In dit geval bleef het bij het doorlopen van het stappenplan van de meldcode en het organiseren van hulp. ’
De situatie:
Een tiener komt bij je op spreekuur met klachten die lijken te wijzen op een beginnende alcoholverslaving.
Arstrid van Heusden, Huisarts/praktijkhouder bij Huisartspraktijk Anna Paulowna/Breezand: ‘Om te beginnen komt dat bijna niet voor, want je ziet het niet aan de jongeren en ze vertellen het je ook niet. In de 31 jaar dat ik huisarts ben, heb ik slechts twee mensen op mijn spreekuur gehad die over hun alcoholprobleem vertelden, en dat waren volwassenen. En dat terwijl het hier op het Noord-Hollandse platteland sociaal geaccepteerd is om te drinken. Er is veel binge-drinken. Met hun fitte lijven mankeren jongeren met een alcoholprobleem meestal niks, tenzij ze door de alcohol een verkeersongeluk krijgen – en die zijn er op het platteland door het drankgebruik en de onverlichte wegen heel veel.’
Psychische component
‘Maar als een jongere vermoeidheidsklachten heeft en veel ongelukjes maakt, en ik heb de indruk dat hij zowel in het weekend als doordeweeks drinkt, onderzoek ik zijn bloed. Onder andere op de leverfuncties, omdat die door chronisch alcoholgebruik worden aangetast. Er is vaak een psychische component bij een alcoholverslaving, daarom geef ik zo’n jongen ook de vierdimensionale klachtenlijst (4DKL) mee, waarmee je veelvoorkomende psychosociale klachten opspoort. Of ik adviseer hem om zijn levenslijn op te schrijven en te kijken waar hij mee zit, met op de achterkant een bucketlist. Daar kunnen we het dan de volgende keer over hebben.
Bij een beginnende alcoholverslaving zou ik proberen de ouders voor een gesprek uit te nodigen. Want als zij ook drinken, zal het kind moeilijk kunnen stoppen. Daar moet je ouders op aanspreken. Bij minderjarige kinderen attendeer ik de ouders erop dat zij aansprakelijk zijn wanneer hun kinderen ongelukken veroorzaken.’
Huisarts aan zet
‘Toen ik een paar jaar geleden door een buurthuis werd uitgenodigd om een praatje te houden over drugsgebruik onder jongeren, heb ik gezegd: “We gaan het eerst over onze eigen verslavingsproblemen hebben.” Toen ik vroeg wie weleens een ernstig alcoholprobleem bij vrienden of kennissen had gezien, ging de ene na de andere hand omhoog. “En wie heeft daar iets van gezegd?”, vroeg ik toen. Dat had bijna niemand. Ik heb ze opgeroepen om in zo’n geval naar de huisarts te gaan.
Het sociale domein is iets waar veel huisartsen voor terugschrikken, soms omdat ze het niet als hun taak zien, maar ook vanwege tijdgebrek. Dat vind ik een gemiste kans: ik vind dat de huisarts dit maatschappelijke probleem aan de kaak mag stellen. Houd gesprekken op scholen, ga het vertellen. En gebruik humor, zo bereik je jongeren.’
De situatie:
Een moeder vertelt aan de intern begeleider dat zij zich zorgen maakt over het vriendje van haar kind, omdat ‘zijn vader aan de drank is’. Want: ‘Iedereen weet het, maar niemand zegt er iets van.’
Adriaan Langerak, intern begeleider en aandachtsfunctionaris bij basisscholengroep Zaan Primair: ‘Ouders die een ernstige zorg zoals deze signaleren, geef ik altijd het advies om Veilig Thuis te bellen en om advies te vragen, desnoods anoniem. Ook breng ik de directeur of de leerkracht die bij ons gedragsspecialist is, op de hoogte.
In eerste instantie hebben ouders die zoiets signaleren vaak geen zin om Veilig Thuis te bellen en vragen ze of ik dat kan doen. Wanneer het om informatie uit de tweede hand gaat, doe ik dat niet. Als professional doe ik niks achter de rug van ouders om. Vaak spreek ik met de signalerende ouders af om een week later te kijken hoe het gegaan is.’
Wel of niet melden
‘Intussen vraag ik de collega die het betreffende kind in de klas heeft of hij de zorgen herkent, misschien kan hij extra letten op hoe het met het kind gaat. Als hij de zorgen herkent, zou dat een aanleiding kunnen zijn om met de ouders te gaan praten.
Ik documenteer elke stap. Wanneer de signalerende moeder niet met Veilig Thuis heeft gebeld voor advies, probeer ik haar nogmaals te overtuigen; meestal lukt dat wel. Bij Veilig Thuis kunnen ze checken of een gezin al bekend is bij de hulpverlening.
Als het tot een melding komt, neemt Veilig Thuis contact op met de school en organiseert een gesprek met het kind, de ouders en ons. Meestal is dat het moment waarop ik met de ouders in gesprek kom.’
Hulp op gang brengen
‘Als de signalerende moeder Veilig Thuis niet wil bellen, neem ik contact op met de betreffende ouders. Ik vertel dat mij bepaalde zorgen ter ore zijn gekomen waarover ik graag wil praten. In de tien jaar dat ik dit werk doe, is dat twee keer gebeurd. Eén keer reageerden de ouders heftig en boos, de andere keer opgelucht. Ik vraag ze dan of ik hun telefoonnummer mag doorgeven aan het jeugdteam of de ggd-jeugdverpleegkundige. “Zij zijn discreet,” zeg ik. En: “Dit is ernstig en er moet iets gebeuren. Als de situatie niet verbetert, moet ik melden bij Veilig Thuis.” Mijn doel is het op gang brengen van de hulpverlening, wat tegelijk simpel en ingewikkeld is. De risicoanalyse is elke keer het moeilijkst. Die verantwoordelijkheid weegt soms zwaar. Daarom opereer ik nooit op eigen houtje.’
Over Augeo
Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.
Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.
Aan dit nummer werkten mee:
De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.