Augeo Magazine - Editie 9, juni 2018

Zo blijf je bevlogen aan het werk

Je werkt vanuit overtuiging met kinderen en gezinnen: je wilt goed doen, mensen helpen en zinvol bezig zijn. Soms is dat zwaar en emotioneel uitputtend. Hoe zorg je voor een goede balans? Daarover gaat dit nummer.

Reportage: ‘We werken niet voor niets bij Veilig Thuis’

Prof. Cynda Rushton: ‘Mindfulness maakt je moreel veerkrachtig’

Voorwoord

Edith Geurts

Hoofdredacteur 

Augeo magazine

‘Moet jij niet iets leukers gaan doen?’

 ‘Wat doe jij eigenlijk voor werk?’. In een sociale setting, zoals op het schoolplein of op een feestje, vind ik die vraag vaak lastig te beantwoorden. Niet omdat het antwoord zo ingewikkeld is, ik ben namelijk blij met mijn werk en praat daar graag over, maar omdat ik weet dat termen als ‘kindermishandeling’, ‘veilig opgroeien’ en ‘ingrijpende jeugdervaringen’ altijd iets oproepen bij de vraagsteller. En van tevoren kan ik niet altijd goed inschatten wat dat zal zijn. Vaak is het schrik of ongemak: ‘O, goh, wat een heftig onderwerp...’ gevolgd door stilte en gestamel. Het is geen neutraal thema inderdaad. 


Anderen kennen direct een voorbeeld van een kind of gezin uit eigen omgeving en willen daar graag advies over, of ze hebben zelf nare ervaringen. Geweld in gezinnen komt heel vaak voor. 


Weer een andere reactie die ik regelmatig krijg heeft wel iets weg van bewondering of fascinatie: ‘Wat goed van je, ja, dat is een groot probleem. Houd je je daar al twintig jaar mee bezig? Knap hoor.’ En: ‘Vind je het niet zwaar om zo veel nare verhalen te horen?’. Gevolgd door bezorgdheid: ‘Zorg je wel goed voor jezelf?’ en: ‘Wordt het niet eens tijd om iets leukers te gaan doen?’ Mijn antwoord op dergelijke vragen is meestal een beetje ontwijkend: mijn mens- en wereldbeeld is inderdaad wel wat gekleurd, en het is voor de mensen zelf veel zwaarder dan voor mij… 

‘Geweld in gezinnen blijft voor mij een boeiend thema’

John Doe

Tegelijkertijd geven die vragen me de gelegenheid om te vertellen hoe fantastisch ik mijn baan vind. Ik mag me verdiepen in het super interessante thema dat geweld in gezinnen ook is, en daarover nadenken, schrijven en praten. Daar haal ik veel inspiratie en plezier uit. Natuurlijk is dat niet voldoende om het werk vol te houden; net als elke andere professional zoek ik naar de juiste balans, probeer goed voor mezelf te zorgen, doe aan sport, eet gezond, zeg ook weleens ‘nee’ en praat en denk ook over andere dingen dan werk. 


In dit magazine lees je over werkplezier, over hoe je emotioneel zwaar werk volhoudt en over drijfveren. Ik hoop dat het je helpt om met enthousiasme en bevlogenheid te blijven werken.

Emotionele uitputting

Jeugdhulpverleners, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, coaches, pedagogen, artsen, leerlingbegeleiders, groepsbegeleiders, therapeuten… We doen ons werk allemaal met passie en vanuit overtuiging. Geen druk op de knop, maar mensenwerk. Helpen, genezen, een zinvolle bijdrage leveren aan de maatschappij. Met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. 

Maar het is niet niks om dagelijks te werken met verdriet en problemen van anderen, die ‘af te voeren’ en vervolgens door te gaan met je eigen leven. Emotionele uitputting ligt op de loer. Voeg daarbij de regeldruk en bezuinigingen in de zorgsector en het onderwijs en voilà, rijke grond voor stress en een burn-out. 


Het meest recente, grote onderzoek naar de omvang van het probleem in Nederland is Gezond werken in de zorg uit 2014, geïnitieerd door IZZ, het ledencollectief van mensen in de zorg, en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Elfduizend zorgmedewerkers werkten mee en dit kwam eruit: 

  • 6 op de 10 medewerkers vindt dat het privéleven soms lijdt onder het werk;
  • 5,5 procent is ernstig vermoeid, gefrustreerd of voelt zich opgebrand;
  • 50 procent bezoekt een zorgverlener voor fysieke klachten;
  • 20 procent bezoekt een zorgverlener voor psychische klachten.

(Bron: izz.nl)

Weetje: Burn-out 'uitgevonden' in het welzijn

Burn-out ‘uitgevonden’ in het welzijn

De term burn-out werd voor het eerst gebruikt rond 1975, gelijktijdig door de New Yorkse psychotherapeut Herbert Freudenberger en sociaal psycholoog Christina Maslach in San Francisco. Freudenberg gebruikte de term voor vrijwilligers in de drugshulpverlening, zij raakten snel ‘opgebrand’. Maslach onderzocht hoe mensen omgaan met sterke emoties in hun werk.  Zij noemde uitgeputte hulpverleners eveneens burnout en stelde een – inmiddels beroemde – vragenlijst samen om deze uitputtingstoestand te meten: de Maslach Burnout Inventory (MBI). 


Doordat de MBI gericht is op hulpverleners, zijn jarenlang alleen gegevens over hen verzameld. Maar steeds meer werd duidelijk dat ook mensen in andere beroepsgroepen – computerprogrammeurs, productiemedewerkers, managers – opgebrand raken. Er verschenen dan ook versies van de MBI die meer algemeen toepasbaar zijn. 

Een van de psychologen die hieraan een grote bijdrage leverde was hoogleraar Arbeids- en organisatiepsychologie Wilmar Schaufeli. Zijn Nederlandse bewerking van de MBI, de Utrechtse Burn-out Schaal (UBOS) verscheen in 2000. De UBOS bestaat in drie varianten: voor contactuele beroepen, voor leerkrachten en voor algemeen gebruik. Zo kan inmiddels in vrijwel alle beroepsgroepen de mate van een burn-out gemeten worden. 

Taboe op hulp vragen 

De werkelijk cijfers liggen waarschijnlijk nog hoger, maar hulpverleners vinden het niet gemakkelijk om hulp te vragen en dan tellen ze dus niet mee in de statistieken. Die terughoudendheid ziet ook Nathalie Cardinaels, psycholoog en cognitief gedragstherapeut in België. Ze schreef het boek Burn-out bij hulpverleners. ‘Onder professionals rust een taboe op hulp vragen. Tien jaar werkte ik als psycholoog in een ziekenhuis, daar werd vaak verzwegen als iemand zich opgebrand voelde. Van arts tot therapeut: men ging door, maakte er het beste van. Hulp vragen werd al snel gezien als falen. Ze kennen de andere kant van de tafel en denken zichzelf te kunnen helpen. Ook de omgeving is vaak van mening dat hulpverleners de oplossing toch uit zichzelf moeten kunnen halen. Met mijn boek wil ik het taboe bespreekbaar maken en laten zien dat mensen niet alleen staan.’

Typische symptomen 

Wat zijn volgens Cardinaels de typische kenmerken van een burn-out bij hulpverleners? ‘Je ziet bijvoorbeeld compassiemoeheid, dus het lukt niet meer om je in te leven in de patiënt of cliënt terwijl je daar vroeger nooit moeite mee had. Ook komt secundaire traumatisering voor, waarbij je de problemen en verhalen van je patiënten moeilijk uit je gedachten kunt zetten. Als derde verschijnsel heb je de vicarious traumatization, plaatsvervangende traumatisering, waarbij verhalen van patiënten zodanig onder je huid kruipen dat je hele wereldbeeld verandert. Behandel je bijvoorbeeld pedofielen, dan zie je ineens in elke mannelijke oppas een pedofiel.’

‘Bij plaatsvervangende traumatisering verandert je hele wereldbeeld’
John Doe

Maar hulpverleners die opgebrand zijn, hebben natuurlijk ook de ‘gewone’ burn-outsymptomen: ze zijn vaak doodmoe, hebben spanningsklachten (van hartklachten tot slapeloosheid en paniekaanvallen) en/of depressieve gevoelens. Ook zijn ze vaak boos, opstandig en gekwetst, ziet Cardinaels. Ze voelen zich onrechtvaardig behandeld of niet gezien, en tegelijk is er schuldgevoel naar de werkgever en schaamte naar collega’s. ‘Maar dat is niet nodig. Want juist doordát ze altijd klaargestaan hebben voor anderen, zonder rekening te houden met hun eigen grenzen, is het zover gekomen. “Je mag voor jezelf zorgen,” zeg ik tegen hen.’

Oorzaken van burn-out

De inhoud van het werk, zoals heftige problematiek bij patiënten, is zelden de oorzaak van een burn-out. Hulpverleners hebben daarbij juist het gevoel iets nuttigs te kunnen betekenen. De hoge werkdruk en bijvoorbeeld de administratie eromheen kunnen wel oorzaken zijn. 

 

Cardinaels:  ‘Het gaat vaak om een combinatie van hoe iemand in het werk staat en factoren op de werkvloer. Met het eerste bedoel ik: geen nee kunnen zeggen, blijven doorgaan en geen werk uit handen kunnen geven… Het zijn perfectionisten. En wanneer er dan iets op de werkvloer verandert, bijvoorbeeld als een werkgever plotseling erg controlerend wordt, voelen ze zich in hun eer aangetast.’ 


In de kinder- en jeugdhulpverlening komt daar nog iets bij. Cardinaels: ‘Daar moet je vaak met heel wat betrokken partijen rekeninghouden en afstemmen. Er is continu overleg met instellingen, ouders en de school. Dat moet zeer zorgvuldig gebeuren. Samen met een torenhoge case load geeft dit extra werkdruk.’ 


Ook ondergewaardeerd voelen is een grote risicofactor. ‘Mensen willen zich gehoord voelen. Het is prettig en goed casuïstiek met collega’s te delen, maar dat gebeurt doorgaans alleen in werkoverleg. Ook een goede manager hebben, scheelt heel veel. Iemand die weet wat er speelt, probeert tegemoet te komen en duidelijk communiceert,’ zegt Cardinaels. 

Is bevlogenheid een valkuil? 

‘Mensenwerk’ wordt meestal gedaan door mensen die helemaal opgaan in hun vak. Die bevlogenheid is prachtig. Maar is het geen valkuil? Raak je daardoor niet eerder burn-out? Wilmar Schaufeli, hoogleraar Arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht en aan de KU Leuven is in brede kring bekend als expert op het gebied van burn-out. Hij schreef het boek Bevlogen aan het werk. Schaufeli: ‘Nee, uit onderzoek blijkt dat bevlogenheid juist beschermt tegen burn-out. Dat men vaak dénkt dat bevlogen mensen burn-out raken komt doordat bevlogenheid wordt verward met workaholisme (werkverslaving). Workaholics werken ook hard, maar vanuit de ‘verkeerde’ motivatie; ze zijn geobsedeerd door hun werk en kunnen het niet loslaten. Bevlogen mensen werken hard omdat ze het werk inherent leuk vinden, ze kunnen het echter ook loslaten.’

Burn-out voorkomen

Hoe voorkom je dat je opgebrand raakt? Cardinaels adviseert onder andere rustmomenten: ‘Neem een mini-break tussen je afspraken in. Ga niet in de vrije vijf minuten je mail checken, maar doe niks. Staar uit het raam, adem bewust in en uit. En er moet balans zijn tussen werk en privé. Drukke dag gehad? Laat de boel liggen en ga niet meteen bij thuiskomst de vaatwasser uitruimen. Niks doen is belangrijk. Dán laad je op en komt de inspiratie.’

‘Niks doen is belangrijk. Dán laad je op en komt de inspiratie’
John Doe

Hulpverlener Tineke Kool ervaart in de praktijk dat rust inbouwen inderdaad helpt. Als Bijzonder Curator Jeugdzaken en MfN Registermediator behartigt ze de belangen van kinderen bij echtscheidingen. Liet ze vroeger haar cliënten bepalen op welk moment van de dag een gesprek zou plaatsvinden, tegenwoordig plant ze meer zelf. ’s Ochtends ziet ze cliënten, daarna is de dag gevuld met regelwerk, de honden uitlaten én paard Elsje. ‘Sinds ik haar heb is er meer ontspanning. Dat is nodig, anders draait mijn hele dag, elke dag, om echtscheidingen. Tijdens het verzorgen en rijden van mijn paard kan ik mijn hoofd leegmaken. Back to basic. Alleen ’s avonds een rustpunt is voor mij niet genoeg. Als zelfstandige heb ik de regie in eigen handen, maar ook in instellingen zou een meer flexibele dagindeling goed zijn.’ Is er tijd om te kunnen loslaten, dan is vervolgens ook makkelijker om mensen weer naar tevredenheid te kunnen helpen. 

‘Als ik geen rust inbouw, draait elke dag om echtscheidingen’
John Doe
Nog een paar tips

Nog een paar tips

  • ken je grenzen en geef die aan (zeg soms nee);

  • maak onvrede kenbaar; 

  • vraag om hulp – óók als hulpverlener;

  • vraag jezelf af wie/wat je inspireert en motiveert, en maak hiervoor tijd vrij;

  • zorg voor genoeg plezier en ontspanning – zie dit niet als luiheid, maar als noodzaak om je werk goed te kunnen doen!

Tot slot: je bent niet je werk 

Tineke’s hele wereld draaide om echtscheidingen, Maria (zie hieronder) was dag en nacht verloskundige… Zij leken hun werk gewórden. Dat gebeurt net zo goed bij andere beroepen, maar voor een hulpverlener is het wel erg verleidelijk om je te vereenzelvigen met ‘de redder in nood’. En dat kan zwaar gaan voelen. Maar je hoeft niet altijd dienstbaar te zijn voor anderen. Zorg ook goed voor jezelf. Los van je werk ben je evengoed een waardevol en compleet mens. 

  • Lees meer over Wilmar Schaufeli en zijn onderzoek naar bevlogenheid. 
  • Informatie over het werk van Nathalie Cardinaels is te lezen op haar website.
  • Ook de publicatie Tijd voor vitaliteit van Movisie bevat waardevolle informatie.

Maria: ‘Ik voelde me een niet gewaardeerde werkbij’

Maria (47) is verloskundige in een groot ziekenhuis in Midden-Nederland. Ze knakte onder de hoge werkdruk en voelde zich ondergewaardeerd, met een burn-out tot gevolg.  


‘Kort na het overlijden van mijn moeder had ik drie weken zomervakantie. Zo kon ik mooi even tot rust komen, dacht ik. Maar ik kreeg ontzettende rugpijn en last van mijn maag. Ook sliep ik slecht en had ik vreselijke nachtmerries. Verdriet was niet nadrukkelijk aanwezig; mijn moeder had vrede met haar einde. 


Moe ging ik na die vakantie weer aan het werk. Er was iets veranderd, ik was bang fouten te maken, niet alert te zijn in acute situaties waardoor moeder of baby iets zou overkomen. Op de vraag van mijn leidinggevende wat ik nodig had, was mijn antwoord: slaap. 

‘Het was onverantwoord om nog te werken’
John Doe

Zij stelde voor dat ik mijn PLB-uren (Persoonlijk Levensfase Budget, een regeling voor extra vrije uren, red.) zou opnemen. In januari kon dat. Maar het was pas september. En het voelde voor mij onverantwoord om nog op de verloskamers te werken. 


Ik zocht contact met een loopbaancoach, die me doorstuurde naar de bedrijfsarts. “Ga jij maar eens twee weken stoppen,” zei ze. Ondertussen vroeg ik me steeds af wat er met me aan de hand was. Ik ging altijd door, nu lukte dat niet meer.’ 


Poetsen en hardlopen

‘Thuis schoot ik in de hyperstand: ’s ochtends vroeg zat ik keukenlades uit te ruimen, om daarna eindeloos te poetsen en te gaan hardlopen. Ik mocht toch niet zomaar niks doen? Na twee weken stelde mijn leidinggevende voor om samen thee te drinken. Boos was ik. Hoezo theedrinken? Nooit was er tijd geweest voor thee of pauze. Tijdens het werk zat ik nooit. Bij bevallingen werd ik continu gebeld of weggeroepen. Als verloskundige in een ziekenhuis ben je de oren en ogen van de gynaecoloog, die alleen komt als het nodig is. Ik rende van bed naar bed, met stress en onregelmatige diensten. Dat was onbevredigend, ik voelde me vaak een werkbij en niet gewaardeerd. 


Theedrinken met de leidinggevende gebeurde niet. De bedrijfsarts adviseerde me langer thuis te blijven. Ik was nog steeds doodmoe, mijn maagstreek voelde verkrampt. Ik was nog altijd te streng voor mezelf, zei ze. Ik mocht niks doen, óók geen contact hebben met collega’s. Dat was fijn van haar te horen – een arts.

‘Ik bleef weglopen van de narigheid’
John Doe

En toch wilde ik de situatie vooral weer snel oplossen. Vijf keer per week vinyasa yoga, zelfhulpboeken lezen, reiki en massages, bezoeken aan de natuurgeneeskundige, mindfulness en de psycholoog waren mijn plan van aanpak. En ondertussen gleed ik weg in een depressie. Want ik bleef weglopen voor de narigheid. Voor vragen die beantwoord moesten worden. Toen ik eens midden op de dag tv keek, stortte ik echt in. Totaal nutteloos voelde ik me, en heel onveilig. Mijn houvast – het rennen, poetsen, doorgaan – was weg. Ik voelde me waardeloos, kroop onder de wol, ontweek mijn partner, voelde me schuldig tegenover de kinderen, wilde niet in de spiegel kijken. Later begon ik me af te vragen wat ik eigenlijk wilde? Waarom had ik ooit gekozen voor de verloskunde? Voor wie deed ik alles?’


Werk is nu bijzaak

‘De tijd heeft geholpen. Net als yoga, mindfulness, de psycholoog en de boeken die ik heb gelezen. Dit was mijn weg. Het gaat beter nu, negen maanden later. Ik hoef niet meer streng te zijn voor mezelf. Vroeger wás ik mijn werk, alles draaide daaromheen, mijn gezin, relatie, sociale contacten. Nu is mijn werk bijzaak. 

De cultuur in het ziekenhuis is productiedraaien. Mijn idee over goede zorg is anders. Ik wil tijd hebben voor patiënten, en vrouwen die bevallen mondiger en krachtiger maken. 


Onze gedachten zijn zo bepalend, met meditatie en yoga heb ik dat leren inzien. Hiermee zou ik graag aan de slag gaan. Of dat kan op mijn oude werkplek, weet ik niet. Ik doe mijn best om niet meer te piekeren over de toekomst of het verleden. Dat heeft me al veel rust opgeleverd. Ik kan op mezelf vertrouwen. Dat is de grootste les.’


Maria heet in werkelijkheid anders. 

Achtergrondverhaal 

Zo voorkom je een burn-out

Werken met kinderen en ouders met problemen vraagt veel. Soms té veel. En dan kan een gebrek aan waardering of hoge werkdruk net dat laatste zetje richting burn-out geven. Deskundigen en ervaringsdeskundigen weten hoe we wél gezond en geïnspireerd blijven.  

Auteur: Louël de Jong

Reportage

‘Wij werken niet voor niets bij Veilig Thuis’

Als werken met kinderen érgens complex en stressvol is, dan wel bij Veilig Thuis. Wie werken daar? Waar halen ze voldoening uit? En welke maatregelen neemt de organisatie om de werkdruk te reduceren? Augeo Magazine sprak de mensen van Veilig Thuis Zuidoost-Brabant. 

Auteur: Annemarie van Dijk / Fotografie: Rebke Klokke

Lees verder

Judith Kuijpers

Directeur Veilig Thuis

Rudi van Dam

Frontoffice

Ingrid Bongers

Onderzoeker

Backoffice 

Wieteke de Laat

Teamleider Frontoffice 

‘Laatst kwam er een melding binnen van de politie vanwege een drugssituatie bij een jong stel thuis. Hun drie kinderen waren eerder al uit huis geplaatst. De politie trof een baby aan, niemand wist van het bestaan van het kind af. In zo’n noodsituatie moet ik snel schakelen,’ vertelt Rudi van Dam. Hij werkt op de afdeling Frontoffice van Veilig Thuis Zuidoost-Brabant, waar alle eerste meldingen – per mail, telefoon of post – worden beoordeeld. ‘Ik regelde dat er direct een collega naar dat gezin ging.’


Rudi vindt het belangrijk dat hij iets kan betekenen voor de veiligheid van het kind en ook ouders de mogelijkheid kan bieden om zelf voor die veiligheid te zorgen. ‘Ik wil de juiste besluiten nemen en dat is soms best moeilijk. Bovendien zitten betrokkenen niet altijd te wachten op onze bemoeienis.’ 


Bij Veilig Thuis krijgen medewerkers te maken met heftige problematiek. ‘Bovendien is er een grote mate van onvoorspelbaarheid,’ zegt directeur Judith Kuijpers. ‘Elke dag is anders. Daarbij zijn er eisen vanuit de inspectie waar iedereen graag aan wil voldoen, zoals de tijd waarbinnen een onderzoek afgerond moet zijn. Dit brengt soms druk met zich mee. Daarnaast vraagt het werk om enorme zorgvuldigheid: wij moeten steeds nauwgezet alle belangen afwegen. Dit balanceren kan de werkdruk verhogen.’ 


Maar het is ook heel leuk om hier te werken, benadrukt ze. ‘Mijn collega’s houden van complexiteit, ze kiezen niet voor niks voor Veilig Thuis.’ 

Alles tegelijk

Frontoffice-medewerker Rudi heeft jarenlange ervaring in de jeugdzorg en kan de werkdruk goed aan. ‘Het scheelt wel dat ik niet ter plaatse kom, zoals de collega’s van de crisisdienst. Ik vind mijn baan erg leuk, dit werk doet er echt toe. Je kunt een beetje verschil maken in iemands leven.’ Maar tot een jaar geleden sloeg de stress weleens toe. ‘We hadden een andere werkstructuur. Het was een soort multitasking, je was met van alles tegelijk bezig. Daardoor was ik bang om fouten te maken.’ 

‘Nu we per regio een team hebben, is het werk overzichtelijker’
John Doe

De werkprocessen zijn sindsdien veranderd. Wieteke de Laat, teamleider Frontoffice: ‘Ons werkproces was te versnipperd. De een deed de urgentiecheck, een ander de triage. Nu zijn medewerkers van A tot Z verantwoordelijk voor een melding. Ook hebben we inmiddels per regio een eigen team. Dat maakt het werk overzichtelijker.’ 


Rudi: ‘Je kunt een klus nu echt afmaken. Daardoor heb je beter overzicht en meer controle. En als iets niet lekker gaat, bespreek ik dat met mijn collega’s. Bang om verkeerde besluiten te nemen ben ik niet, want uiteindelijk beslissen we alles wel met elkaar. Dat scheelt echt.’


Teamleider Wieteke voert een keer per drie maanden voortgangsgesprekken met haar teamleden. ‘Daarin is ruimte om van alles te bespreken. Heb je het nog naar je zin, past het werk nog bij je? Wat kunnen we eventueel veranderen?’ Die betrokkenheid wordt gewaardeerd. Voelt iemand zich niet goed, dan gaan we na waardoor dat komt. Samen bepalen we welke vervolgstap passend is. Als teamleider vind ik het belangrijk om zicht te houden op mijn mensen.’ 

Overzicht kwijt

Onderzoeker Ingrid Bongers haalt veel voldoening uit de inhoud van haar werk op de afdeling Backoffice. Nadat een melding via de Frontoffice is binnengekomen, pakt zij de case op. Ze voert gesprekken met de betrokken professionals, ouders en kinderen. 


Gedurende de tien weken dat ze hiermee bezig is, kan ze vaak echt iets betekenen voor een gezin. ‘Als wij een melding krijgen over een kind dat mishandeld wordt, helpen wij ouders om weer op het juiste spoor te komen.’ Vaak gebeurt dit door het inzetten van de juiste hulpverlening in het gezin. 


In haar baan kunnen veel zaken naast elkaar spelen en er gebeuren soms onverwachte dingen. ‘Ander werk blijft dan liggen, waardoor ik weleens het overzicht kwijt ben. Dat is inherent aan het werk, dat moet je accepteren.’ 

‘Heftige dingen doen iets met je. Je bent immers mens’
John Doe

Heeft ze crisisdienst, dan gaat Ingrid bij acute meldingen naar de gezinnen toe. Dat kan soms stressvol zijn. ‘Vooral als het gaat om hele kleintjes die fysiek worden mishandeld – dat vind ik afschuwelijk. Of om psychiatrische problemen bij ouders. Hun kinderen zitten er middenin, moeten voor de ouders zorgen en komen niet toe aan “kind zijn”. Zulke heftige dingen doen iets met je, je bent immers mens.’ 


Gelukkig lukt het Ingrid altijd wel om de spanning kwijt te raken. ‘We hebben een fijn team, we kunnen alles bij elkaar kwijt. De collega’s en het management zijn er altijd om ons bij te staan. En complexe zaken doe je nooit alleen, sommige heftige zaken kent iedereen. Dan vraagt een ander even: hoe gaat het, kan ik helpen? Even samen lachen helpt ook. Onze humor is soms op het randje, maar dat neemt wel de lading weg.’ 

Eigen input 

De ondernemingsraad van Veilig Thuis Zuidoost-Brabant neemt de thema’s werkdruk en werkplezier serieus. ‘Het ziekteverzuim is bij ons te hoog ten opzichte van andere sectoren,’ zegt Ingrid Dijkstra, OR-lid en medewerker Frontoffice. 'Daarom huurden we een extern bureau in om met de thema’s aan de slag te gaan. Afgelopen januari was er een bijeenkomst waar medewerkers hun ideeën en ervaringen over werkdruk, werkstress en werkplezier konden inbrengen. Daarna organiseerde de OR een tweedaagse training waarbij van alle functiegroepen iemand aanwezig was. De insteek: hoe ervaren de medewerkers de werkdruk en hoe kun je het plezier in het werk laten toenemen? Met de input is een beleidsstuk gemaakt, met bijpassende doelen. 

‘Een doel was bijvoorbeeld dat medewerkers meer verantwoordelijkheid krijgen en nemen voor hun eigen casussen. 


Een ander doel is een beter gezondheidsbeleid. Zo vinden we dat ziek zijn niet altijd hetzelfde is als volledig verzuim. Bij uitval kunnen mensen soms toch nog bepaalde taken doen,’ vertelt Ingrid Dijkstra.   

Omdenken

‘Laatst werd een medewerker bedreigd toen ze bij een gezin aan de deur was. Voor het eerst in haar al lange carrière moest zij het op een rennen zetten,’ vertelt directeur Judith Kuijpers. ‘Zoiets komt gelukkig niet wekelijks voor maar heeft wel impact. De teammanager gaat dan met de medewerker in gesprek. Je kunt er niet één type aanpak of ondersteuning op loslaten, het is maatwerk. De een heeft coaching nodig, de ander drinkt een biertje op het terras en is het ook kwijt.’ 

‘Een leuke lunchplek kan al tot meer plezier in je werk leiden’
John Doe

Werkplezier staat voor haar hoog op de agenda. ‘Want wie met plezier naar zijn werk gaat, heeft minder last van stress. Daarom zaten we een tijdje geleden met de hele organisatie een ochtend bij elkaar om te sparren over wat we zelf kunnen doen. Soms is dat heel simpel: een leuke lunchplek en informeel contact met elkaar. Zelf vind ik bijvoorbeeld een kerstbijeenkomst belangrijk, omdat ik op zo’n moment mijn waardering naar de medewerkers kan tonen. Zij zijn het belangrijkste kapitaal van de organisatie en ik voel me er verantwoordelijk voor dat medewerkers dat ook echt zo voelen.’


Fijn dat onze directeur zo betrokken is, zegt onderzoeker Ingrid Bongers. ‘Zo regelde ze laatst een workshop ‘omdenken’, daar hadden we echt iets aan. Je leert om anders naar dingen te kijken, waardoor je er beter mee kunt omgaan. Wat al verschil maakt, is in plaats van ‘ja maar’ de woorden ‘ja en’ gebruiken. Hierdoor word je gedwongen te kijken naar de mogelijkheden in plaats van naar wat niet kan.’

Interview

‘Mindfulness vergroot je morele veerkracht’

We kennen ze allemaal wel: collega’s die met de jaren steeds cynischer of apathischer reageren op situaties. Begrijpelijk, want werken in de zorg en het welzijn vraagt veel van onze veerkracht, zegt de Amerikaanse professor Cynda Rushton. Maar nodig is het niet. Ze ziet mindfulness als een goede remedie. 

Auteur: Mariëlle van Bussel

U denkt dat ‘morele veerkracht’ ons beter bestand maakt tegen ‘morele tegenslag’ in ons werk. Over wat voor soort tegenslag heeft u het dan?

‘Morele tegenslag, ofwel moral distress, is de nood die professionals voelen als hun integriteit wordt aangetast. Bijvoorbeeld als een verpleegkundige geconfronteerd wordt met de wens van de patiënt om een behandeling te staken, terwijl de arts die wil voortzetten. Meestal is er sprake van een moreel probleem. Je ziet iets wat niet door de beugel kan, je voelt de verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen, je wikt en je weegt. Maar door een innerlijke of externe beperking kun je niet doen wat je het liefst zou willen doen.’  

Wat kan zo’n innerlijke of externe beperking zijn?

‘Innerlijk kan het gaan om een gebrek aan vertrouwen, een gebrek aan vaardigheden, bezorgdheid of angst. Een externe beperking kan bijvoorbeeld een gebrek aan ondersteuning vanuit de omgeving zijn, kritiek van collega’s of de wetten en regels waar je mee te maken hebt.’

Wat maakt morele tegenslag zo lastig?

‘Laat ik een voorbeeld geven. Stel, je krijgt in je werk te maken met een vermoeden van kindermishandeling. Er wordt dan een universele waarde aangetast, want kwetsbare kinderen moeten juist te allen tijde beschermd worden. Je voelt je als professional dus verplicht om het goede te doen voor het kind. Als je dan niet honderd procent zeker weet of je vermoeden klopt, of je het juist hebt, levert dat spanning op. Hoe moet je reageren? Als je fout zit, dan heeft dat gevolgen voor de relatie met de familie en het kind zelf. En als je goed zit, moet je actie ondernemen – wat ook niet makkelijk is. Want je handelt in het belang van het kind, wat niet altijd overeenkomt met het belang van de ouders. Ook dat levert stress op.’

Morele veerkracht is een oplossing, zegt u….

‘Morele veerkracht is de capaciteit om je integriteit te behouden of te herstellen als antwoord op morele tegenslag. Er zijn allerlei manieren om die veerkracht bij jezelf te ontwikkelen. Allereerst moet je jezelf afvragen wat je persoonlijke en professionele waarden zijn, zoals integriteit, respect of zorgzaamheid. Je kunt je ethische competenties ontwikkelen: het leren herkennen van lastige situaties waarbij je in een gewetensconflict komt, daarover nadenken en reflecteren. Wat is het dat jou aan het wankelen brengt? 


Je moet bovendien zorgdragen voor jezelf, zodat je kunt blijven doorgaan met zorgen voor het welzijn van anderen. En ook zelfbewustzijn en zelfregulatie ontwikkelen, waardoor je beter kunt omgaan met je emoties.’ 

Er zijn manieren om morele veerkracht te ontwikkelen’

John Doe

Mindfulness kan volgens u helpen. Op wat voor een manier?

‘Door mindfulness, dus aandachttraining, merk je op of er spanning is in je lichaam, en waar die precies zit. De spanning kan een teken zijn dat er een belangrijke waarde op het spel staat. Ook emoties leer je beter herkennen. Zaken rondom kindermishandeling roepen vaak sterk negatieve emoties op, zoals boosheid richting de ouders. Als je ze herkent, reageer je minder primair. En voorkom je dat negatieve emoties zich ongemerkt in je zenuwstelsel nestelen, waardoor je bijvoorbeeld minder constructief reageert.’ 

Wat gebeurt er als je hier geen aandacht aan besteedt?

‘Als je regelmatig in soortgelijke situaties terechtkomt, kun je cynisch worden, haatdragend of apathisch. Dat zijn belangrijke signalen dat er aandacht nodig is, zodat je weer nieuwsgierig kunt zijn in plaats van op de automatische piloot te werken. Doe je hier niets aan, dat kan dat leiden tot een burn-out.’

‘Cynisch, haatdragend of apathisch worden... Dat zijn belangrijke signalen’

John Doe

Is de ene persoon beter in morele veerkracht dan de andere?

‘Ik geloof dat iedereen veerkracht in zich heeft, maar niet iedereen weet die aan te boren. Je hebt altijd de mogelijkheid om veerkracht verder te ontwikkelen en uit te diepen. Als je regelmatig met kindermishandeling te maken hebt, loop je een hoog risico op morele tegenslag. Het is dus goed als je een aantal mogelijkheden hebt om hiermee om te gaan, zoals mindfulness, zodat het geen last hoeft te worden.’

Wat kan een manager hierin betekenen?

‘Een manager moet waakzaam zijn op signalen van morele tegenslag en burn-out, variërend van nekklachten tot woede-uitbarstingen en van een verminderde samenwerking in het team tot cynisme. Het is goed als een manager de professionals de ruimte geeft om moeilijke zaken te bespreken met elkaar.’

En de organisatie als geheel?

‘Organisaties hebben een erg belangrijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor een werkomgeving die morele tegenslag niet laat uitgroeien tot iets groots. Kijk bijvoorbeeld naar de case load: hoeveel casussen kan iemand tegelijkertijd aan? Welke ondersteuning hebben de professionals nodig bij het omgaan met morele tegenslag? Ik denk dan aan debriefing-sessies, psychologische ondersteuning of een coach die hen helpt bij het in de gaten houden van de eigen grenzen. Het is essentieel dat je niet in je eentje lijdt, maar dat je de spanning die soms onvermijdelijk is kunt delen.’ 

Het gaat dus, in alle geledingen van een organisatie, om het herkennen van spanningen…

‘Ja, en je eigen grenzen. Je hebt immers met allerlei beperkingen te maken. Een professional die werkt met kinderen voelt vaak een zware verantwoordelijkheid voor het oplossen van situaties die niet altijd oplosbaar zijn. Het is dan belangrijk om te erkennen dat je je soms machteloos voelt. Maar dat betekent niet dat je gefaald hebt. De situatie is nu eenmaal complex. Kortom: heb meer compassie voor jezelf en je eigen situatie.’

‘Dat je je soms machteloos voelt, betekent niet dat je faalt’

John Doe

Dat is, zeker voor professionals in de zorgende beroepen, moeilijk?

‘Dat geldt voor iedereen. We hebben nou eenmaal meer mededogen met anderen dan met onszelf. En ja, mensen die in de zorg werken zijn altijd op anderen gericht. Terwijl je ook moet leren voor jezelf te zorgen, zodat je voor een ander kunt zorgen. Morele tegenslag is onvermijdelijk. Dat erkennen en er zo goed mogelijk mee omgaan, is onze uitdaging.’

Cynda Rushton

Professor Cynda Rushton is verbonden aan de afdeling Acute en Chronische zorg van de John Hopkins Universiteit in Baltimore. Ze bekleedt daar ook de leerstoel Klinische ethiek. Rushton houdt zich op dit moment vooral bezig met morele tegenslag en veerkracht. Met de Mindful Ethical Practice and Resilience Academy (MEPRA) wil ze jonge verpleegkundigen helpen om morele veerkracht te ontwikkelen. Haar laatste onderzoek, Moral Resilience: Transforming Moral Suffering in Health Care, gaat over hoe pleegkundigen morele tegenslag ervaren en hoe morele veerkracht hen sterker kan maken.

Professionals over inspiratie

Wat drijft je?

Vier gedreven docenten en zorgverleners met een mooie staat van dienst nemen even afstand om te praten over wat hen nog altijd enthousiast maakt in hun werk. 

Tekst: Deborah Ligtenberg

Eric van 't Zelfde - ‘Weten dat het anders kan – en er dan voor gaan’

‘Weten dat het anders kan – en er dan voor gaan’

Eric van ’t Zelfde (45) is rector van Lyceum Oudenhoven in Gorinchem. Hij geeft lezingen, schreef twee boeken over het onderwijs en was dit voorjaar te zien in het NTR-televisieprogramma Dream School, waarin hij probeerde schoolverlaters opnieuw te inspireren. 


‘Zes jaar geleden kreeg mijn nichtje van 10 kanker. Ze is de oudste dochter van mijn tweelingbroer. Het was een kutverhaal. Ik zag mijn broer en zijn vrouw eraan kapot gaan. De hele familie had er een stevige dobber aan. Mijn nichtje overleefde het, zij leerde ons wat knokken is. Ik had ontzettend veel respect voor haar en voor de mensen die haar verzorgden. Verpleegkundigen en artsen die elke dag worden geconfronteerd met de dood en toch heel lief zijn. Die hun werk geweldig doen, helden zijn het. Iedereen die met kinderen werkt zou zo moeten zijn. Ook al zit het systeem tegen, is het een klerezooi en is er te weinig geld, het blijft mensenwerk. Blijf mens met elkaar. Alleen dan kun je kinderen helpen.

Ik zit sinds mijn 23ste in het onderwijs. Dat was geen bewuste keuze. Op mijn havo-eindlijst stonden allemaal zesjes en één negen, voor Engels. De decaan vond het een goed idee dat ik docent Engels werd en ik besloot dat dan maar te doen. Ik wist niet wat ik anders moest. Nog steeds eet ik jaarlijks met de leerlingen van de eerste klas die ik lesgaf op een school in de Haagse Schilderswijk. Al 25 jaar. Er zitten advocaten tussen, jongens met goede banen, gewoon omdat iemand in ze geloofde en ze stimuleerde. Ze perspectief, structuur, duidelijkheid, liefde en aandacht gaf. Elk kind zou dat moeten krijgen.

Met mijn boek Superschool, met mijn lezingen, in het tv-programma Dream School en ook in mijn werk als rector op een scholengemeenschap vecht ik voor kinderen die het niet goed hebben. Kinderen in armoede bijvoorbeeld. In Nederland zijn dat er 400.000. Hun gezonde levensverwachting is twintig jaar korter dan die van kinderen die in welvaart leven. Dat is toch te erg? En eveneens 400.000 kinderen hebben de aandacht van jeugdzorg. Doordat er is bezuinigd op wijkteams, wijkagenten, clubhuizen en wijkcentra lopen die kinderen eerder vast. Ze kunnen buiten hun – soms gecompliceerde –  gezin nergens terecht. Ik kan niet anders dan voor ze opkomen. Het is precies zoals mijn oma, die de oorlog meemaakte, altijd zei: “Wees nooit een omstander.” 

‘Ik werd wakker op de hartbewaking' 
John Doe

Misschien heb ik te veel cowboyfilms gekeken en Don Quichot gelezen. Hoe dan ook, ik kan gewoon niet wegkijken. Dat gaat soms ten koste van mezelf. 

Ruim drie jaar geleden werd ik wakker op de hartbewaking. Al die jaren van tachtig uur per week werken waren me te veel geworden. Het leek een wake-upcall, maar toch vrees ik dat er niets is veranderd. Ik werk nog steeds heel veel. Ik kan niet anders dan er met hart en ziel voor gaan. Dat het soms ten koste gaat van mezelf, calculeer ik in.

Mijn baan op de Rotterdamse Hugo de Grootschool heeft dat harde werken alleen maar aangewakkerd. Toen ik daar in 2009 rector werd, waren er maar 34 aanmeldingen en dramatische eindexamenresultaten. Samen met het team lukte het door keihard te werken om in 2014 de beste havo van Nederland te worden. Dát is mijn inspiratie: weten dat het anders kan - en ervoor gaan. Dat is lang niet altijd gemakkelijk, maar het geeft energie en het past bij mij. Tot mijn dood blijf ik ervoor vechten dat elk kind een fantastische schooltijd heeft.’

Sandra Schrama & Mirjam Matla - ‘We hebben een enorm gevoel voor rechtvaardigheid’

‘We hebben een enorm gevoel voor rechtvaardigheid’

Sandra Schrama (46) is kinderarts in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag. Mirjam Matla (50) is daar kinder-, spoedeisendehulp- en forensisch verpleegkundige. Samen leiden zij andere artsen en verpleegkundigen op om goed te handelen bij kindermishandeling en vermoedens daarvan.

Sandra: ‘Mirjam en ik hebben allebei het vuur als het om het beschermen van kinderen gaat.’

Mirjam: ‘Kindermishandeling is bijna altijd een uiting van onmacht. Daar wil ik graag bij helpen. Het gaat niet alleen om de kinderen, maar ook om de ouders. Als de ouder geholpen kan worden, help je daarmee ook het kind.’

Sandra: ‘We hebben beiden een enorm rechtvaardigheidsgevoel. Ik heb dat van huis uit meegekregen. Mijn moeder had een grote maatschappelijke betrokkenheid. Met kerst zaten er altijd extra mensen aan tafel die om de een of andere reden zelf geen kerst konden vierden.’

Mirjam: ‘Ik kan mijn ogen niet sluiten voor dingen die niet goed gaan. Voordat er in het Juliana Kinderziekenhuis geld werd vrijgemaakt voor de aanpak van kindermishandeling ging ik na een dienst weleens naar huis met het gevoel dat ik álles had gedaan wat moest, alle protocollen had gevolgd, maar dat er toch iets niet klopte. Het zat me niet lekker, maar ik had de tools niet om er iets aan te doen.’


Sandra: ‘Toen ik vier jaar geleden budget kreeg om de signalering van kindermishandeling te verbeteren, was Mirjam een van de eerste forensisch verpleegkundigen die ik opleidde. Ik wist meteen dat ik haar moest hebben. Zij is zó betrokken.’

Mirjam: ‘Ik leid nu andere verpleegkundigen op. Het gaat daarbij vooral om communicatietraining; nooit met het vingertje wijzen maar hulp bieden. Nooit zeggen dat je denkt dat iemand zijn kind mishandelt, maar dat je niet begrijpt waarom een kind bepaalde verwondingen heeft. Als je in gesprek gaat, komen de verhalen vaak vanzelf.’

Sandra: ‘Het is heel belangrijk om niet te oordelen, een open houding te hebben.’


Mirjam: ‘Ik heb ooit meegemaakt dat er een baby met blauwe plekken binnenkwam en een collega vrijwel direct tegen de ouders zei dat ze hun kindje hadden mishandeld. Later bleek dat de baby leukemie had, vandaar die blauwe plekken. Het was vreselijk voor de ouders dat ze werden beschuldigd. Sindsdien ben ik heel voorzichtig.’

‘Ik ga nooit meer met een rotgevoel naar huis’
John Doe

Sandra: ‘Wij hebben de grootste Spoedeisende Hulp voor kinderen van Nederland en daardoor hebben wij een belangrijke signaleringsfunctie in onze regio. Sinds wij personeel hierin trainen, is het aantal meldingen bij Veilig Thuis vanuit ons gestegen. Het aantal klachten van patiënten is laag. Ouders hebben begrip voor onze handelwijze. Vriendelijkheid speelt daarbij een grote rol.’

Mirjam: ‘Net als aandacht voor mensen. Soms tref je een duidelijk overbelaste ouder, wat een risico is voor mishandeling. Als je daar over in gesprek gaat, kun je samen naar een oplossing zoeken. Zo nemen we een huilbaby weleens een paar dagen op om de ouders rust te geven.’


Sandra: ‘Ik word steeds vaker gebeld door andere specialisten in het ziekenhuis die bij een patiëntje het gevoel hebben dat er iets niet klopt, maar niet weten wat ze daarmee moeten doen. Daar ben ik ongelooflijk blij om. Zo is ons initiatief een olievlek die steeds groter wordt. Door steeds meer artsen en verpleegkundigen te trainen, kunnen we écht iets doen tegen kindermishandeling.’  

Mirjam: ‘Ik ga nooit meer met een rotgevoel naar huis. Er zijn nooit meer losse eindjes. Dat geeft een heel goed gevoel.’

Hans Groos - ‘Communiceren met mensen, daar heb ik lol in’

‘Communiceren met mensen, daar heb ik  lol in’

Hans Groos (64) werkte veertig jaar in de hulpverlening rondom kindermishandeling en huiselijk geweld. Op 1 juli stopt hij als manager en adviseur bij Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid.

‘Johan Cruijff zei: “Een goede scheidsrechter heeft de fluit in zijn hand en niet in de mond.” Zijn oneliners inspireren mij geregeld. Met deze wilde hij zeggen dat je moet nadenken voordat je iets zegt. Ik ben er een groot voorstander van om pas te reageren als je de impact van je boodschap kunt overzien. Als je te snel gaat, loop je het risico dat je een verkeerde beslissing neemt. Of iets zegt dat helemaal verkeerd valt. In de paar seconden waarin de scheids de fluit naar zijn mond brengt, kan hij nog even nadenken. Twijfelen misschien, waardoor hij besluit om toch niet te fluiten. 


In veertig jaar hulpverlening heb ik geleerd dat alles staat of valt met communicatie. Zowel met cliënten als met partners. Ik heb daar veel lol in en het boeit me. Wanneer je bijvoorbeeld van mening verschilt met bestuurders en beleidsmakers is contact maken van belang. Ik vind het heel boeiend om uit te zoeken hoe je dat zo goed mogelijk doet. Écht contact, waarin je goed samenwerkt en elkaar dingen gunt. Het is daarbij belangrijk om zelf een visie te hebben en te weten waar je naartoe wilt. Zorg dat je als hulpverlener een goed onderbouwd verhaal en voldoende kennis hebt en dat je flexibel bent. Soms heeft iemand een beter idee dan jij. Houd dan niet vast aan je eigen dogma’s. 


Het gaat niet om jezelf maar om de zaak waaraan je werkt en de mensen erachter. Dat sluit aan bij het motto van de Montessori-basisschool waarop mijn zoons zaten en dat ook de mijne werd: Sta open voor beïnvloeding en wees kritisch. Daarbij heeft het mij altijd geholpen om de mening van een ander, het verzet dat ik soms tegenkwam, niet als iets persoonlijks te zien, maar als een middel om gezamenlijk tot een goed besluit te komen. Dat heeft veel meer kans van slagen dan wanneer het eenzijdig wordt opgelegd.

‘Mijn werk deed ertoe’
John Doe

Ik heb mijn werk met ontzettend veel plezier gedaan. Ik heb heftige dingen gezien, maar ook veel mooie. Het deed ertoe, dat is altijd belangrijk voor mij geweest. Na 1 juli ben ik vrij, een gek idee. Ik ga eerst een tijdje rustig aan doen en daarna kijken wat er op mijn pad komt. Ik ga echt nog wel iets doen. Daarvoor vind ik het contact met mensen veel te leuk.’

Anton Horeweg - ‘Ik word gelukkig van collega’s iets leren’  

‘Ik word gelukkig van collega’s iets leren’  

Anton Horeweg (58) is leerkracht op een basisschool, geeft lezingen en schreef boeken over gedragsproblemen en traumasensitief werken in het onderwijs.

‘Ik werk een dag of zes per week. Soms denk ik dat het misschien wel een beetje veel is wat ik allemaal doe. Dat ik het volhoud, komt doordat ik drie keer per week sport, mijn uitlaatklep, maar vooral door mijn enthousiasme.

Het lesgeven kan ik echt niet missen. Daarvoor is het veel te leuk. Daarnaast heb ik de missie om collega’s te vertellen over hoe je kunt omgaan met kinderen die niet vanzelf rechtop in hun bankje blijven zitten. Die missie heb ik sinds mijn studie Master SEN, voor leerkrachten in het speciaal onderwijs. Ik leerde daar dingen waarvan ik vond dat iedereen ze moest weten. Zoals: dat kinderen die moeilijk gedrag laten zien dat nooit expres doen om de meester of juf te sarren, maar uit onmacht. Daar is heel veel wetenschappelijk bewijs voor. 

Toen ik later de opleiding Traumasensitief werken van Leony Coppens volgde, wilde ik ook daar over vertellen. Ik vond het echt bizar dat ik me nooit eerder in deze manier van werken had kunnen verdiepen. Op de pabo had ik dit niet geleerd, terwijl het basiskennis is die iedereen voor de klas staat zou moeten hebben. 

Ik wil mensen graag dingen leren, word daar heel gelukkig van. Dat is dan ook precies de reden waarom ik ‘meester’ ben geworden.


Al op mijn 12de wist ik dat ik het onderwijs in wilde. Ik heb een klik met kinderen die niet goed kunnen meekomen. Geen idee hoe dat komt. Ik was zelf helemaal geen stuiterig kind, maar een ontzettend brave, onopvallende leerling. Tegenpolen trekken elkaar aan, misschien is dat het wel. 


Een tijdje geleden was er een jongetje dat me bij de overgang naar de middelbare school een briefje gaf. We hadden nogal eens gebotst, want ik ben consequent en duidelijk. Dat accepteerde hij niet altijd. “De meester heeft mij altijd gesteund”, stond erop. Ondanks alles had hij gemerkt dat ik het beste met hem voorhad. Zijn briefje ontroerde me omdat dit precies is wat ik wil; dat kinderen zich gezien voelen. 

‘Ik ben graag iemand bij wie een kind veilig is’
John Doe

Voor mijn boek De traumasensitieve school had ik een gesprek met jongeren van de JongerenTaskforce van Augeo. Zonder uitzondering zeiden ze dat ze zo graag hadden gewild dat er een leerkracht was geweest die hen had gevraagd hoe het met ze was. Waarschijnlijk hadden ze geen antwoord gegeven – dat was bij hen te moeilijk en te pijnlijk – maar het had ze het gevoel gegeven dat ze niet zo alleen waren. Dan was hun gedrag misschien ook wel anders geweest. Dat bevestigt mij in het idee dat elk kind iemand nodig heeft die niet wegkijkt. Iemand bij wie je mag zijn wie je bent en bij wie je veilig bent. Zo iemand wil ik zijn.’

Kijk hier voor meer informatie over de boeken en lezingen van Anton Horeweg. 

Brief aan...

‘Door u kreeg ik het vertrouwen in mensen terug’

In deze rubriek vertelt een jongere over een lastige situatie in zijn of haar jeugd − en hoe professionals en andere volwassenen daarop reageerden. Deze keer: Danny Dijkhuizen (25), bekend als rapper ‘Flinke jongen’, maar ook directeur van Kids4Dreams en ambassadeur voor Augeo.

Auteur: Annemarie van Dijk

Brief aan...

Lees de brief van Danny aan zijn tante, pleegouders en meester

Lieve tante en pleegouders, beste meester, 


Ik heb in mijn jeugd iets verschrikkelijks meegemaakt. Iets wat ik altijd met me mee zal blijven dragen. Maar ik weet dat dit niet hoeft te betekenen dat je niets meer van je leven kunt maken. Dat ik er zo insta en mijn dromen toch kan waarmaken, heb ik voor een groot deel te danken aan jullie. 


Ik groeide op met mijn moeder en twee jongere broertjes. Mijn vader is nooit in beeld geweest. Het was niet altijd makkelijk voor mijn moeder: we hadden weinig geld en ze moest een vader én moeder voor ons zijn. Ze had regelmatig een relatie, altijd met mannen die haar niet goed behandelden. Toen ik 11 was, doodde haar toenmalige vriend haar en mijn twee broertjes terwijl ik in de woonkamer lag te slapen. Midden in de nacht werd ik wakker en zag dat alles overhoop was gehaald in huis. Toen vond ik mijn moeder en mijn broertjes. Ik kan me nog precies herinneren hoe geschokt en angstig ik was. Waarom ik ongedeerd bleef, weet ik niet. Ik had een makkelijke prooi kunnen zijn.


Ik had geen thuis meer en verhuisde naar jou, mijn lieve tante. Geweldig dat je me opving. Je voelde als zus van mijn moeder ook veel verdriet én je had al drie kinderen in huis. 

Op school was ik in die tijd heel erg in mezelf gekeerd. Verdrietig. Stil. Bang dat andere mensen om me heen ook uit mijn leven zouden verdwijnen. U reageerde daar precies goed op, meester Taco. U vroeg hoe het met me ging en had een luisterend oor. U pushte niet, maar liet weten dat u er voor mij was, dat ik er mocht zijn, dat mijn leven nog voor me lag. Dat maakte dat ik me steeds rustiger en veiliger voelde. 


Toen al besloot ik om iemand te worden die van betekenis kan zijn voor anderen. Ik kreeg het vertrouwen in mensen terug. Hoe u kinderen begeleidde, was een enorme bron van inspiratie voor mij. Ik weet niet goed hóe u het deed, maar ik probeer het nu wel na te doen bij mijn eigen leerlingen. Via mijn organisatie Kids4Dreams sta ik voor de klas op Brede Scholen in Maasdam, Ridderkerk en Nijmegen. We geven les in persoonlijke ontwikkeling en talentontdekking.


Lieve tante, helaas bleek er uiteindelijk bij jou thuis te weinig ruimte. Letterlijk én figuurlijk: het huis was te klein en we zaten elkaar in de weg met ons verdriet. Ik kwam niet aan rouwen toe. Na twee jaar ben ik naar een pleeggezin gegaan. 


Mike en Marian, jullie hadden al zes kinderen maar maakten ook nog plek voor mij. Ik kwam in een bad van liefde terecht. Het omgekeerde van wat ik gewend was. Bij mij thuis was vroeger veel geweld, zowel verbaal als lichamelijk. Ik dacht dat liefde alleen maar pijn deed. Mijn moeder had vooral negatieve ervaringen met relaties. Door jullie gezin veranderde mijn beeld. Er werd naar me geluisterd, ik kreeg steun. Door die ruimte kon ik me ontwikkelen, zag ik een toekomst. 


Jullie voelen als mijn ouders, nog steeds. Ik heb veel geluk gehad dat ik in zo’n liefdevol gezin terechtkwam, ken genoeg voorbeelden van kinderen bij wie het niet goed gaat in het pleeggezin. Daarom wil ik dit goede voorbeeld doorgeven. Later wil ik zelf ook een pleegkind nemen.

‘Na twee jaar ben ik naar een pleeggezin gegaan.’
John Doe

Dankzij jullie allemaal kon ik uitgroeien tot de persoon die ik nu ben. Gedreven, enthousiast en positief. Ik wil zelf een voorbeeld zijn voor kinderen en jongeren door te laten zien dat als je ergens voor vecht, je dat ook echt kunt bereiken – ook als je negatieve ervaringen hebt in je leven.


Bedankt!

Liefs, Danny

Een reactie van Danny’s pleegouders Mike en Marian

Een reactie van Danny’s pleegouders

Mike en Marian van Zadelhoff: ‘We herinneren ons de eerste kennismaking nog heel goed, Dan. Je kwam met de pleegzorgbegeleider de oprit op lopen, heel verlegen en stilletjes. Al snel vroegen de andere kinderen of je mee wilde doen met een spelletje Pokémon Monopoly, lekker buiten aan tafel in het zonnetje. Het ijs was al snel gebroken. 


Wij als ouders hadden ons voorbereid op een moeilijke periode van veel praten, zodat je kon leren accepteren wat je was overkomen. Maar na drie dagen voelde je je al veilig genoeg om je hele verhaal met ons te delen. Het ging allemaal zo vanzelf. Je werd helemaal in het gezin opgenomen.


Later begon je zoektocht naar je eigen dromen en passies. Wij runden in die tijd een sportcentrum, en als iemand vroeg wat jij wilde worden was het antwoord steevast: sportschoolhouder. Je wereld was nog erg klein, en het geloof in eigen kunnen fragiel. Maar met vallen en opstaan kwam je erachter dat je veel meer in je mars had dan het kopiëren van een voorbeeld.


Inmiddels ben je uitgegroeid tot een sympathieke persoon met grote communicatieve vaardigheden. Je hebt altijd interesse in anderen. Jouw verhaal gebruik je om andere jongeren te helpen. Erg mooi om te zien en wij zijn er maar wat trots op dat we daar onderdeel van uitmaken.’

Column

Nic Drion

Adviseur

William Schrikker

Bureaucratie is zo erg als je haar zelf maakt

Werken in de jeugdzorg gaat helaas gepaard met regeldruk en bureaucratie. Toch kun je met creativiteit ook binnen die opgelegde grenzen veel moois bereiken, bepleit Nic Drion.

Een van de doelstellingen van de transitie was: meer ruimte voor de professional. En daarmee werd niet bedoeld: meer tijd om verslagen te schrijven en aan alle regels te voldoen. Maar: meer tijd om met cliënten te werken en meer ruimte om te kunnen handelen naar het eigen professionele oordeel. De intenties waren dus goed. Alleen de uitvoering is beroerd.

 

Dat komt onder andere doordat beleidsmakers in structuren denken, en elke structuuroplossing nieuwe bureaucratie met zich meebrengt. Zo gaat er zelden wat af, er komt alleen maar bij. Ook een calamiteit in de jeugdzorg kan leiden tot nieuwe maatregelen om elk denkbaar risico af te dekken. Echter, te veel regels maken ons bang en voorzichtig. En bange en voorzichtige mensen maken juist meer fouten, in plaats van minder. 


Maar er is ook hoop. In ieder van ons schuilt naast een volgzame geest, die zich zuchtend voegt naar de regels, ook een dappere, autonome geest, die gewoon de goede dingen wil doen. Het evenwicht tussen die twee is misschien wat zoekgeraakt, maar kan best hersteld worden. 

‘Als we onze bril van frustratie afzetten, zien we tal van creatieve oplossingen’

John Doe

Oplossingsgericht werken helpt hierbij. Een van de uitgangspunten is namelijk: als iets niet werkt, stop er dan mee en probeer iets anders! En aangezien er veel is dat nog niet zo goed werkt, zijn er ook veel dingen die we anders kunnen doen. Een ander uitgangspunt is: veranderingen hoeven niet groots en meeslepend te zijn. Kleine veranderingen zijn vaak al genoeg om toch iets te weeg te brengen. 


Als we onze bril van frustratie afzetten, zien we om ons heen tal van kleine voorbeelden van creatieve oplossingen die echt werken en hoopvol stemmen. Bijvoorbeeld de werker die besluit om twee dagen per week haar laptop niet mee te nemen naar haar werk. ‘Sindsdien ga ik veel vaker op huisbezoek,’ zegt ze blij. Of de hulpverlener die in plaats van een lijvig hulpverleningsplan gewoon een foto maakt van Het Drie Kolommen-model dat ze samen met ouders heeft ingevuld. Lekker snel klaar. Of een gezinsvoogd die tegen ouders zegt: ‘Eigenlijk moet ik binnen zes weken een plan van aanpak maken. Maar veel liever wil ik samen met jullie en belangrijke mensen uit jullie netwerk een plan maken, een familiegroepsplan. Dat wordt ons echte plan! Als we dat niet binnen de termijn afhebben, dan is dat mijn probleem, niet dat van jullie.’ De Veilig Thuis-medewerker die na een huisbezoek samen met ouders in de auto stapt en in een middag een tournee maakt langs opa en oma, de huisarts en school, en zo in één klap van de informatie krijgt van de belangrijkste professionals en mensen uit het netwerk. Super snel en super transparant. 


Of de medewerker uit een wijkteam die een totaal getraumatiseerde en geflipte jongen, met zijn gezin gevlucht uit Syrië, niet gesloten plaatst omdat die onhandelbaar zou zijn, maar voor een paar weken een vakantiehuisje huurt, waar ze als gezin tot rust kunnen komen. Mooi! En de hulpverlener die in casuïstiek-besprekingen, die bol staan van risicoanalyses, steevast vraagt naar wat er goed gaat in een zaak, in plaats van naar alles wat er fout gaat... 


Uiteindelijk is dit waar ook beleidsmakers blij van worden: werkers die indien nodig tegen de bureaucratie ingaan om samen met cliënten te komen tot creatieve oplossingen die echt werken. Daarmee geven die beleidsmakers eigenlijk een signaal: ‘Doe niet slaafs wat wij zeggen. Doe wat nodig is!’ 


Er gebeurt zoveel om trots op te zijn. Laat onze beste creatieve oplossingen een voorbeeld zijn van hoe we langs alle bureaucratie heen gewoon de goede dingen kunnen blijven doen. Zoek de grenzen van de regels op. Dat is ook nodig om vitaal te blijven. Want bureaucratie? Die is zo erg als je haar zelf maakt! 

Nic Drion is adviseur bij het Expertisecentrum William Schrikker. Hij deed eerder ervaring in de jeugdzorg op bij o.a. het Nederlands Jeugdinstituut, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg en diverse jeugdzorgaanbieders. De onderwerpen kindermishandeling en huiselijk geweld vormen een rode draad door zijn carrière. 

BN’er aan het woord 

‘Sport was mijn uitweg naar een beter leven’

Acteur Patrick Wijnhard (40) groeide op bij een drugsverslaafde moeder. Net als zijn broertje en zusjes werd hij uit huis geplaatst. Patrick belandde in een heel ‘wit’ internaat aan de andere kant van het land. Alleen op het voetbalveld hoorde hij erbij.

Auteur: Deborah Ligtenberg / Fotografie: Joel de Haan

Patrick Wijnhard (1977) is personal trainer en heeft de kledinglijn Move2Balance Gear. Als acteur speelde hij o.a. in de televisieserie Vechtershart en in diverse commercials. Patrick inspireert anderen met zijn verhaal door lezingen te geven. Ook is hij bezig met een boek over zijn leven. 

Als 8-jarig jochie was ik heel ongelukkig. Ik woonde op een Limburgse internaat waar jeugdzorg mij vanuit Amsterdam naartoe had gebracht. Het enige donkere kind in een volledig witte wereld. Het nazikamp, zo noem ik dat internaat tot de dag van vandaag. Het was er verschrikkelijk. “Duivel!”, “Zwarte Piet!”… Ik kreeg van alles naar mijn hoofd. Het ging niet om wie ik was, maar om hoe ik eruitzag. Door andere kinderen werd ik gebeukt, uitgescholden en geterroriseerd. Als ik hulp zocht bij de leiding, werd ik niet gesteund. De veiligheid en stabiliteit die je als kind zo nodig hebt, kreeg ik niet. 


Voetbal was een heel fijne uitlaatklep, ik kon er mijn ziel en zaligheid in kwijt. En op het veld hoorde ik er wél bij en werd ik wél door anderen gewaardeerd. Ze zagen me als een ‘zwarte parel’, de nieuwe Gullit. Dat ik bij voetbal op een positieve manier opviel, was heel verwarrend voor me. Ik werd op handen gedragen, maar na de training en wedstrijd hoorde ik er niet meer bij. Toch hield ik van het spel. Het was mijn uitweg naar een beter leven. Als het me zou lukken om prof te worden, kon ik later voor mijn broertje en zusjes zorgen. Voetbal was mijn hoop op een goede toekomst.’

Incapabele moeder

‘Ook toen ik nog bij mijn moeder op de Amsterdamse Wallen woonde, trapte ik graag een balletje op straat. Ik heb weleens bij een voetbalclub gespeeld, maar als er te weinig geld was of ik niet kon komen omdat er thuis gedoe was, ging ik er weer af. Ik moest het allemaal zelf uitzoeken. 

‘Mijn moeder kwam soms dagen niet thuis’
John Doe

Ik weet dat mijn moeder van ons hield, maar ze was niet capabel als moeder. Ze was drugverslaafd en kwam soms dagen niet thuis, dan paste ik op mijn broertje en twee zusjes. Mijn vader zag ik zelden. Inmiddels begrijp ik dat wel. Mijn moeder was onbetrouwbaar en hield hem bij ons weg. Dat was moeilijk voor hem.’ 

Alleen en ver weg

‘Eerst werden mijn zusjes van 1 en 3 jaar uit huis gehaald, daarna mijn broertje en ten slotte ik. Dat ik ver weg in Limburg werd weggestopt, was een heel verkeerd besluit van de hulpverleners. Daarmee werden alle banden met thuis doorgesneden. Ik verloor mijn netwerk, terwijl dat juist zo belangrijk is. Het zorgt ervoor dat je ergens bij hoort. Ik voelde me alleen. 

‘Mijn oma stuurde me zelfgebakken koekjes. Toch iets van thuis’
John Doe

Mijn moeder was niet in staat om naar me toe te komen. Vaak beloofde ze het, maar dan kwam ze toch niet. De afstand was te groot, ook om mij een weekendje naar huis te sturen. Ik was dol op mijn oma, maar zij was ziekelijk, waardoor ze niet naar mij toe kon. Zij belde wel heel veel en stuurde me pakketjes toe. Zelfgebakken Surinaamse koekjes bijvoorbeeld. Toch iets van thuis.’

Een nieuwe ‘moeders’ en ‘ma’

‘Er waren ook andere vrouwen aan wie ik veel steun had. De eerste was Beppie, de groepsleidster op het internaat die op de een of andere manier wist wat ik nodig had:  aandacht en liefde. Ik was zo dol op haar dat ik haar later ‘moeders’ ben gaan noemen. In de weekends en vakanties mocht ik bij haar logeren. In haar gezin hoefde ik niet op mijn hoede te zijn en was het leven zorgeloos. Zoals het hoort te zijn voor een kind. Dat was zó belangrijk voor me. Dan kon ik even ademen.

Op mijn 14de ging ik in een groepshuis wonen, ook in Limburg. Veel beter, want ik kreeg meer vrijheid. In de stad maakte ik Surinaamse vrienden. Bij een vriendin mocht ik gaan wonen. Haar moeder noemde ik ‘ma’. 

‘Door de moeder van een vriendin werd ik wel gezien’
John Doe

Net als ‘moeders’ gaf zij mij wat mijn eigen moeder me niet kon geven: een leven waarin ik gezien werd. Dankzij hen bleef ik in mezelf geloven.’

Straatleven

‘Op mijn 18de keerde ik terug naar Amsterdam. Nog steeds wilde ik profvoetballer worden, maar hoe ouder je bent, hoe moeilijker een profcarrière wordt. Op een gegeven moment kreeg ik allerlei zware blessures waardoor het er niet meer in zat. Maar sport bleef belangrijk voor me. Het is altijd een drijfveer geweest in mijn leven. Ik kan er mijn energie in kwijt. Ook de negatieve. Sport zorgt ervoor dat je je beter voelt. Ik ging kickboksen. Dat paste bij me. Ik ben altijd een vechter geweest.

‘In de gevangenis zat ik vol stoere praat’
John Doe

Doordat de hulpverlening mij vanaf mijn 18de losliet en er in Amsterdam niemand was om mij op te vangen – mijn oma was inmiddels overleden – ging het niet heel goed met me. Ik leefde op straat en kwam geregeld in aanraking met de politie. De eerste keren in de gevangenis zat ik vol stoere praat, maar eigenlijk wilde ik rust. Uit die heksenketel die mijn leven was en waarin ik me niet prettig voelde.’ 

Levensles

‘Zes jaar geleden heb ik een knoop doorgehakt. Ik wilde het rechte pad op en een goed, regelmatig leven gaan leiden. De sleutel lag in sport. Tegenwoordig geef ik personal training als Body Control Coach. Daarnaast ben ik lifestyle coach, acteur en ik heb een eigen kledinglijn. Ik vind het geweldig om mensen te inspireren om gezonder, gelukkiger te gaan leven. Ik vertel ze over mijn eigen levensles: geef nooit op, hoe zwaar het ook is. Dat heb ik ook gedaan. Ik ben geen slachtoffer. Als kind was ik te klein om voor mezelf op te komen. 


Als volwassene heb je een keuze in hoe je met dingen omgaat. Het duurde even voordat ik zag hóé, maar het is me gelukt. Gewoon door niet op te geven. Als dat lukt, komt het uiteindelijk goed.’

Patricks tip aan professionele hulpverleners

‘Zet je met ziel en zaligheid, en met al je inlevingsvermogen in om uit te vinden wat het beste is voor een kind. En durf tegen de regeltjes in te gaan. Als mijn hulpverleners dat hadden gedaan, was ik nooit in die totaal andere omgeving van het Limburgse internaat geplaatst. Dat is voor mij heel slecht geweest. Als je zo’n belangrijke beslissing neemt, moet je zeker weten dat het de juiste is voor het kind.’

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts 
  • Teksten: Mariëlle van Bussel, Annemarie van Dijk, Nic Drion, Edith Geurts, Louël de Jong, Deborah Ligtenberg
  • Advies: Mirjam Blaak, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Anneke Janssen, Marjolijn van de Merwe, Niko Persoon 
  • Beeld: Hüsne Afsar, Rebke Klokke, Roos Koolen fotografie, Shutterstock, Studio 206 fotografie/Joel de Haan  
  • Eindredactie: Hanneke Karssen 
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp 
  • Uitgever: Augeo Foundation

De kinderen op de foto's zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm