Kinderen in armoede
Armoede is een veelkoppig monster. Kinderen dreigen al aan het begin van hun leven op allerlei manieren een achterstand op te lopen. Wat kun je ertegen doen? In dit nummer achtergronden, verhalen en tips over omgaan met gezinnen in armoede.
Kinderombudsvrouw: 'De schaamte onder kinderen uit arme gezinnen is groot.'
Armoedepijn: hoe geldgebrek kinderen ziek kan maken.
Voorwoord
Edith Geurts
Hoofdredacteur
Augeo magazine
Armoedestress
In Nederland komen zelden mensen om van de honger. Toch krijgt 1 op de 9 kinderen niet wat het nodig heeft: het groeit op in een gezin dat onder de grens van ‘niet veel, maar toereikend’ leeft, zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau het noemt. Eenvoudiger gezegd: er is minder geld beschikbaar dan nodig voor voedsel, kleding, wonen en sociale participatie.
Die situatie kan op allerlei manieren zijn ontstaan. Er zijn families waar armoede van generatie op generatie is overgedragen; geen van de familieleden kan zich nog voorstellen hoe het ook anders kan. Ook zijn er gezinnen die van de ene op de andere dag alles zijn kwijtgeraakt, bijvoorbeeld door een faillissement, een echtscheiding of vanwege een vlucht voor oorlog en geweld.
Armoede staat niet altijd op zichzelf, er kunnen meer problemen meespelen. Zo kan het zijn dat de weinige inkomsten opgaan aan een verslaving van ouders of aan de medische kosten van een chronisch ziek gezinslid. En soms is dan ook nog sprake van werkeloosheid of slechte woonomstandigheden. Wat oorzaak of gevolg is, valt vaak niet meer te achterhalen.
Dat arme mensen structureel last hebben van hoge stress zal dan ook niemand verbazen. Elke dag de eindjes aan elkaar knopen is geen sinecure. En ook al proberen ouders er het beste van te maken, lukt het hen om met minimale inkomsten de kinderen te kleden, te voeden en af en toe een leuk (gratis) uitstapje te maken, de stress verdwijnt nooit helemaal. Armoede is altijd aanwezig en heeft altijd in meer of mindere mate effect op de kinderen, hoe goed ouders hun best ook doen. Kinderen maken zich zorgen over hun ouders of over de omstandigheden, ze voelen zich gespannen, onzeker en anders dan andere kinderen, ze proberen hun thuissituatie te verbergen voor vriendjes, ze kunnen niet meedoen aan sociale activiteiten terwijl ze dat wel graag willen.
‘Armoede heeft altijd effect op de kinderen, hoe goed ouders hun best ook doen’
Je zou als professional lamledig kunnen worden van de complexiteit van de problemen, die te veelomvattend lijken om op te lossen. Toch zijn er wel gezinnen en kinderen die zich ontworstelen aan hun omstandigheden, al dan niet met hulp van professionals. Een uitspraak van Nadja Jungman, lector Schulden & Incasso daarover is hoopgevend: ‘Alles wat jij als professional doet, is relevant,’ zegt zij. Jungman pleit ervoor de impact van stress met mensen bespreekbaar te maken en hen via beloningen op korte termijn te helpen betere keuzes te maken en hun gevoel van zelfwaardering te vergroten.
Ik denk aan het verhaal van AD-journalist Vincent Cardinaal, opgegroeid in armoede, die beschrijft hoe witheet van woede hij werd van het medelijden van anderen. Zo kwaad dat hij een gekregen walkman kapot gooide en de gever nooit meer wilde zien. Een vechter is hij geworden van de armoede. En praktisch. ‘Het is geen pretje, maar het maakt flexibel. Wie weinig heeft, leert snel hoe daar het maximale uit te halen,’ zegt hij.
Als professional kun je niet alle problemen van een kind of gezin in armoede oplossen. Wel kan elke professional een verschil maken voor kinderen met ouders die daar door armoedestress onvoldoende toe in staat zijn. Door naast het kind te gaan staan, het te zien, te horen en in zijn waarde te laten. Kinderen hebben steun van een betrouwbare volwassene nodig die ze vertrouwen geeft, hun natuurlijke veerkracht vergroot en ze levensvaardigheden leert waar zij de rest van hun leven profijt van hebben.
Psychologische effecten
Angely Garcia woont samen met haar twee dochters (8 en 9) in Den Haag. Zeventien jaar geleden kwam ze uit Nicaragua naar Nederland, maar pas vorig jaar kreeg ze haar verblijfsvergunning.
In de vluchtelingenopvang moest ze rondkomen van vijftig euro per week. Dat lukte bijna niet. ‘Als de kinderen ziek waren, moest ik de dokter contant betalen, want we waren niet verzekerd,’ zegt Angely. ‘Dat was geen leuke situatie.’ Sinds vorig jaar heeft ze een uitkering.
Gedragsverandering
Armoede staat in de belangstelling. De documentaireserie Schuldig (2016), over de Amsterdamse Vogelbuurt, genereerde aandacht voor de beleving van armoede.
Een paar jaar eerder zorgde het boek Schaarste van econoom Sendhil Mullainathan en psycholoog Eldar Shafir (2013) al voor een omslag in het denken. Waar het vroeger gangbaar was om armoede sociologisch te benaderen, bekeken deze auteurs wat dit op individueel niveau voor mensen betekent.
Er zijn bewijzen dat er in het brein veranderingen optreden wanneer iemand langdurig in financiële stress verkeert. ‘Dat laat zien dat het onontkoombaar is dat mensen onder die moeilijke omstandigheden ander gedrag gaan vertonen,’ zegt Roeland van Geuns, lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam.
Schaarstementaliteit
Er zijn aanwijzingen dat mensen die in beslag genomen worden door aanhoudende financiële stress een tunnelvisie krijgen. Eigenschappen als geduld, zelfbeheersing, aandacht en toewijding lijden daaronder. Door hun focus op de korte termijn maken mensen met financiële problemen vaker onverstandige keuzes. Ze schaffen bijvoorbeeld het nieuwste model iPad aan in plaats van kinderschoenen, of laten gemeentelijke regelingen die hen kunnen ondersteunen, links liggen.
Dit mechanisme heeft niets te maken met aanleg of intelligentie, betogen Shafir en Mullainathan. Het is de schaarstementaliteit die in dit soort omstandigheden bezit neemt van mensen. Zie de documentaire Schuldig, waarin Ron, die kampt met grote schulden, zegt dat hij geen beschermingsbewind nodig heeft. En in één adem door: 'Maar als dat joch van mij knappe Nikes van 150 euro wil, dan krijgt hij ze.' Die dialoog zegt alles, aldus Van Geuns: ‘Ron blijkt niet te kunnen reflecteren op zijn situatie, maar wil ook álles voor zijn kind doen.’
Verdrietige gezichten
De Haagse Angely Garcia maakte die onverstandige keuzes niet. Ze had geen schulden en hield de hand op de knip. Maar al die beperkingen vielen haar wel zwaar. ‘Door het geldgebrek kon ik mijn kinderen nooit iets geven,’ zegt ze. ‘Ik vond dat heel pijnlijk; elk jaar gaan andere kinderen op vakantie, vieren ze verjaardagen, hebben ze uitjes. Dat konden mijn dochters niet. Als de kinderen graag speelgoed wilden, zei ik altijd: nee, dat kan niet. Het is pijnlijk om hun verdrietige gezichten te zien.’
Ook nu ze een uitkering heeft, is er voor hobby’s en sport geen geld. Vanwege haar lage inkomen kreeg Angely van de gemeente een Ooievaarspas, die korting geeft op uitjes, sport en cultuur. Maar ze gebruikt hem weinig, omdat ze dan uiteindelijk tóch geld kwijt is. Bovendien krijgt het gezin na jarenlange verhuizingen binnenkort eindelijk een eigen huis en daar wil ze voor sparen. ‘Maar als we straks kinderbijslag krijgen, ben ik van plan iets leuks met de kinderen te gaan doen. Misschien eindelijk eens een kleine vakantie.’
Schuldgevoel
Ouders met weinig geld kampen ook met een niet-aflatend schuldgevoel jegens hun kinderen. Ze willen graag dat zij het later beter hebben, maar over de vraag hoe dat te bereiken, denken ze niet altijd na, zegt Van Geuns. ‘Ze beseffen vaak niet dat je aandacht moet besteden aan school, dat kinderen niet acht uur achter een scherm moeten zitten, dat gesprekken belangrijk zijn en dat sommige dingen geen geld hoeven te kosten, zoals het park bezoeken of de bibliotheek.’
Minder aandacht voor opvoeding
Voor ouders die kampen met geldgebrek is het moeilijker om hun rol als opvoeder optimaal in te vullen. ‘Stress vertaalt zich bij ouders in gedrag ten nadele van het kind,’ zegt Van Geuns. ‘Zij leven van dag tot dag.’
Daardoor komt een vraag als: wat is goed voor de ontwikkeling van mijn kind? niet zo snel aan bod. ‘En belangrijker nog: kinderen krijgen niet voorgeleefd hoe je verstandig leeft. Ze zien hun ouders niet rustig nadenken of plannen. Niet zo gek, want ze hebben een leven waarin weinig zeker is.’
Speciaal onderwijs
Ook in het leven van Angely en haar kinderen is tot nu toe weinig zekerheid geweest. ‘Er waren momenten dat ik gefrustreerd was en dacht: wanneer gaat deze situatie voorbij?’ zegt ze. ‘Als je met je hoofd ergens anders bent, is het moeilijk om echte aandacht aan je kinderen te geven.’
Haar oudste dochter ontwikkelde gedragsproblemen: ze luisterde slecht en kon erg boos worden. Dat kwam door alle stress en verhuizingen, en ook doordat haar vader, die ook in Den Haag woonde, werd uitgezet naar Colombia.
De dochter ging een paar jaar naar een school voor speciaal onderwijs. ‘Ik werd zo moe van de hele situatie,’ zegt Angely. ‘Gelukkig ben ik een sterke vrouw. Ik heb mijn oudste dochter vooral veel liefde gegeven en geprobeerd haar zich thuis te laten voelen. Nu gaat het weer beter.’
Voor wat betreft de opvoeding vindt ze het vooral belangrijk om rustig te blijven. ‘Want als mama rustig is, is alles ok; zo denken kinderen.’ Daarbij ondervond ze veel steun van de kerk, waar ze tweemaal per week naartoe gaat.
Minder beschikbaar
Uit het rapport Alle kinderen kansrijk van de Kinderombudsman (2017) blijkt dat veel ouders vinden dat zij minder aandacht voor hun kinderen hebben dan ze zouden willen. Van Geuns ziet in het onderzoek een bevestiging van de theorieën van Robert Putnam. ‘In zijn prachtige boek Our kids (2015) beschrijft Putnam hoe arme ouders dagelijks bijna een uur minder met hun kind praten dan bemiddelde ouders.’ Door de problemen en de stress hierover zijn ouders minder beschikbaar. Zij hebben minder tijd, minder interesse en tonen minder betrokkenheid. ‘Ouders met geldproblemen hebben ook meer de neiging om over praktische zaken te praten, en in opdrachten,’ zegt Van Geuns, ‘Er is minder ruimte voor tweerichtingsverkeer en reflectie.’
Stapeling van problemen
Armoede is vrijwel nooit een op zichzelf staand probleem, maar een opeenstapeling van problemen en risicofactoren, zoals: slechte voeding, slechte huisvesting, gebrekkig sociaal netwerk, minder goed onderwijs, lagere carrièrekansen en verwaarlozing.
Uit verschillende Amerikaanse onderzoeken blijkt dat risicofactoren voor armoede binnen gezinnen steeds vaker in combinatie met elkaar voorkomen. Daardoor hebben kinderen veel minder kans om uit armoede te ontsnappen.
Alarmbellen
In hoeverre kun je deze verontrustende observaties vertalen naar Nederland? Hoewel de situatie hier beter is, ziet Van Geuns de Amerikaanse trends bij ons, in milde vorm, opduiken. Ook hier zijn steeds meer werkende armen, een toenemende relatieve armoede en een woningmarkt die lage inkomens de wijk uit drijft.
En het onderwijs? Dat de onderlinge kwaliteitsverschillen tussen scholen in Nederland veel minder groot zijn dan in de VS, is volgens Van Geuns niet genoeg.
‘Eigenlijk zouden scholen in achterstandswijken juist béter moeten zijn, om kinderen te compenseren voor de achterstanden die ze thuis oplopen. Als ik zie wat er in de VS gebeurt, gaan bij mij de alarmbellen af.’
Nog een reden om alert te zijn op de situatie van kinderen: omdat ze vlak voor of in de basisschool-leeftijd het meest kwetsbaar zijn en afhankelijker van stimulerende ouders, heeft armoede op deze groep de grootste invloed.
Wat hulpverleners moeten weten
Bemoeienis met andermans opvoeding ligt altijd al gevoelig, maar is weinig zinvol als daarbij wordt voorbijgegaan aan het onderliggende probleem: de armoede.
Zo krijgen wijkteams vaak een vraag van ouders waar eigenlijk een andere vraag achter zit, zegt Van Geuns. Ze willen bijvoorbeeld iets weten over een ziek kind, terwijl het gezin bijna bezwijkt onder schulden en andere problemen. ‘Deze hulpverleners hebben te weinig oog voor de materiële kant,’ zegt hij. ‘Als je een armoedeprobleem niet herkent, kun je allerlei adviezen geven over opvoeding, maar is het toch een beetje dweilen met de kraan open.’
De nieuwe denkbeelden over armoede en stress zijn in de wijkteams en in het zorg- en maatschappelijk onderwijs nog onvoldoende geland, zegt hij. ‘Je moet beseffen wat het betekent als er een keer per week een deurwaarder voor de deur staat, of als de elektriciteit elk jaar wordt afgesloten.’ Wie weet hoeveel stress dat geeft, begrijpt ook dat focussen op andere problemen op dat moment geen zin heeft.
Hoe gemeenten kunnen helpen
Veel regelingen die zijn bedoeld om mensen met lage inkomens te helpen, zijn te ingewikkeld. ‘Om dingen zelf op te lossen heb je geld nodig,’ zegt Angely. ‘Ik spreek Nederlands en ik kan het redelijk lezen, maar niet schrijven. Dus al die post en formulieren van de gemeente en instanties zijn moeilijk. Gelukkig krijg ik hulp van mensen van de kerk.’
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) concludeerde in het rapport Weten is nog geen doen, een realistisch perspectief op redzaamheid (2017) dat het aanvragen van zorg- of huurtoeslag veel te complex is. Het financiële systeem met toeslagen en subsidies voor de lagere inkomens zou veel eenvoudiger moeten, vindt ook Van Geuns. Niet de uitkeringsgerechtigden zouden hun huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en andere toeslagen op hun rekening gestort moeten krijgen, maar de begunstigden. ‘Laten we ophouden met dat rare zelfredzaamheid-denken, dus dat iedereen het zelf wel kan,’ zegt hij. ‘Je bent niet zelfredzaam als je schulden hebt en vuilniszakken vol met achterstallige post. Nu vragen we het meest van mensen die daar het minst toe in staat zijn.’
‘Voor de schuldhulp moeten gemeenten de poorten wijd openzetten’
Eén keer aanvragen
Gemeenten moeten ook iets doen aan het feit dat ouders geacht worden steeds opnieuw dezelfde papierwinkel in te vullen bij het aanvragen van gemeentelijke regelingen. Na een eerste goedkeuring zouden ze automatisch in aanmerking moeten komen voor een hele reeks regelingen, vindt lector Van Geuns. ‘En voor de schuldhulp moeten gemeenten de poorten wijd openzetten en de regels minder strikt toepassen. Maar ook meer werk maken van het ondersteunen van kinderen. De gemeenten hebben vorig jaar negentig miljoen euro gekregen van het Rijk om direct te besteden aan kinderen, maar dat wordt heel wisselend besteed, en lang niet altijd aan kinderen.’
Zonde vindt Van Geuns dat, aangezien zo veel Nederlandse kinderen vanwege geldproblemen niet kunnen sporten of aan cultuur doen. ‘Steun de muziekschool, steun scholen die een extra potje hebben voor schoolreisjes of die iets verzinnen op het probleem van traktaties bij arme gezinnen. Ga meer uit van vertrouwen en minder van wantrouwen.’
Kansen voor scholen
Volgens Robert Putnam is massaal investeren in onderwijs dé manier om achterstandsverschillen tussen kinderen weg te werken. Van Geuns vindt dat gemeenten scholen veel meer zouden kunnen stimuleren om gezinnen met lage inkomens te helpen – niet alleen op het materiële vlak. ‘Op school kunnen kinderen die van huis uit niet gewend zijn aan zogenaamde executieve functies, zoals langetermijnplanning en zelfreflectie, die alsnog aanleren,’ zegt Van Geuns. ‘In de VS investeren sommige staten bijvoorbeeld in het muziekonderwijs. Het maken van muziek is een van de meest directe wegen om dit soort eigenschappen bij kinderen te versterken. Dat kunnen Nederlandse scholen en opvang ook doen.’
En Angely Garcia? Zij vindt het vooral belangrijk dat haar kinderen het goed doen op school. ‘De een wil dokter worden als ze groot is, de ander dierenarts. Van mij mogen ze worden wat ze willen. Ik hoop vooral dat we vanaf nu met z’n drieën een rustig leven kunnen gaan leiden, zonder zorgen.’
De cijfers
Naar schatting groeien tussen de 375.000 en 400.000 Nederlandse kinderen en jongeren op in armoede (Sociaal Cultureel Planbureau). Dat is 1 op de 9. Maar er zijn geen exacte cijfers van het aantal kinderen dat langdurig in armoede leeft, zegt Van Geuns. Daarom zou het CBS volgens hem over een langere periode moeten meten wie gedurende zijn kindertijd regelmatig arm is. ‘Dat cijfer hebben we dus niet. Als je als gezin in armoede leeft is er een kans van 60 procent dat je eruit komt, maar ook van 50 procent dat je weer terugvalt. Ik wil weten hoe lang kinderen blootstaan aan armoede.’
Uit privacyoverwegingen is de naam van Angely Garcia gefingeerd.
Wat armoede doet met ouders
‘Als je geldproblemen hebt, is het moeilijk om je kinderen aandacht te geven,’ zegt moeder Angely Garcia. Wat doet geldgebrek nog meer met ouders? Het onderwerp staat volop in de belangstelling en er wordt internationaal onderzoek naar gedaan. Lector Armoede Interventies Roeland van Geuns vertaalt de resultaten naar de Nederlandse praktijk.
Auteur: Annette Wiesman/Fotografie: Lynn van Asperen
‘Langdurige armoede heeft altijd gevolgen voor kinderen’
Kinderombudsman Margrite Kalverboer sprak veel kinderen over hun dagelijkse situatie en formuleerde in het rapport Alle kinderen kansrijk adviezen om die te verbeteren. ‘Opgroeien in armoede betekent veel meer dan het missen van spullen.’
Auteur: Annet Reusink/Fotografie: Rick Huisinga
Wat doet armoede met kinderen?
Margrite Kalverboer: ‘Kinderen die jarig zijn, melden zich ziek op school omdat ze geen traktatie hebben. Of ze zeggen dat ze er niks aan vinden om naar de film te gaan, terwijl de waarheid is dat daar gewoon geen geld voor is. De schaamte is groot onder kinderen uit arme gezinnen. Vaak vinden ze zichzelf ook minder waard dan andere kinderen.’
Voor uw rapport Alle kinderen kansrijk sprak u met kinderen uit arme gezinnen. Wat vinden zij zelf moeilijk aan hun situatie?
‘Veel kinderen vinden de buurt waarin ze wonen niet fijn. Er is niks te doen, en ze voelen zich onveilig. Op school gaat het meestal niet goed en ze hebben weinig vriendjes en vriendinnetjes.
Wat kinderen ook vaak missen, is een plekje voor zichzelf. Ze hebben geen eigen kamer, kunnen nergens huiswerk maken.
En wat deze kinderen misschien nog wel het allerergst vinden, is de ongezellige sfeer thuis. Alles staat in het teken van de onzekerheid. Wat zal de postbode vandaag brengen? Kunnen we hier blijven wonen? Krijgen we vanavond wel te eten? Ik denk nog vaak aan het jongetje dat zei: “Het allerliefst zou ik een hond willen. Dan heb ik thuis iets warms om mee te knuffelen.”
‘Kinderen zijn bezig met de stress van hun ouders’
Wat viel u zelf vooral op in deze gezinnen?
‘De onbalans die er ontstaat door armoede. Ik sprak een moeder die in de schuldsanering zit. Ze moet rondkomen van zeventig euro per week. Maar om haar boodschappen in een goedkope supermarkt dertig kilometer verderop te kunnen doen, tankte ze elke week voor twintig euro. Deze vrouw was het overzicht kwijt – het vermogen om logisch te kunnen nadenken. Dat is wat armoede met mensen kan doen, blijkt ook uit literatuur hierover. Ze krijgen een tunnelvisie, leven van dag tot dag – en geven dat ook door aan hun kinderen. Die denken niet meer na over hun toekomst. Ze zijn bezig met de dagelijkse stress van hun ouders.’
Is zo’n tunnelvisie onvermijdelijk als je moet leven van weinig geld?
‘Nee, dat denk ik niet. De achtergrond speelt ook een rol. Bij sommige mensen is de armoede van generatie op generatie overgedragen. De patronen zijn diep ingesleten. Daarnaast heb je een groep die te maken kreeg met een armoedeval, bijvoorbeeld door werkeloosheid. Zij dragen de armoede – en alles wat daarbij hoort – minder snel over op hun kinderen. Dit zie je ook vaak bij hoogopgeleide vluchtelingen. Die zijn alles kwijtgeraakt, maar slagen er na een poosje toch in om weer een goed leven op te bouwen. Het ontwikkelingsniveau speelt dus zeker een rol, evenals de manier waarop de armoede is ontstaan en ook hoe ouders met tegenslag omgaan. Toch durf ik wel te stellen dat langdurige armoede altijd iets doet met ouders – en dus gevolgen heeft voor hun kinderen.’
‘Deze ouders hanteren eerder harde opvoedtechnieken’
Hoe ver kunnen die gevolgen gaan?
‘Als de armoede maar lang genoeg duurt, is de kans groot dat ouders hun stress gaan afreageren op hun kinderen. Begrijp me goed: vaak doen ze enorm hun best. Ze hebben zelf niet eens in de gaten hoe hun gedrag langzamerhand verandert. Ouders die gebukt gaan onder stress, hanteren eerder harde opvoedtechnieken. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat armoede een van de risicofactoren is voor kindermishandeling.’
Wat kunnen professionals doen om te voorkomen dat het uit de hand loopt?
‘Oog hebben voor de kinderen in gezinnen waar zij komen. Naar ze luisteren. In de gezinnen die wij bezochten, zeiden opvallend veel kinderen: “Met ons wordt nooit gepraat.” Ik moet nog vaak denken aan het jongen die iedere dag heel ver moest fietsen om op school te komen. Op een dag was zijn trapper kapot. Omdat ze thuis zo arm waren, durfde hij het niet te vertellen. Na een half jaar vroeg zijn vader: “Hoe komt jouw ene been toch zo veel dikker dan het andere?” Al die tijd was die jongen met één been naar school gefietst. Dan denk ik: heeft nu werkelijk niemand dat gezien?’
In 2015 verscheen het boek Our kids van Robert Putnam. Hij beschrijft hoe in Amerika de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt doordat de hoogopgeleide klasse zich in afnemende mate iets aantrekt van mensen die het minder goed hebben. Vroeger kregen kinderen uit kansarme gezinnen vaak hulp van iemand van buitenaf: een sportcoach die ze stimuleerde door te leren, een buurvrouw die hielp met huiswerk. Ooit was het grootbrengen van kinderen een gedeelde verantwoordelijkheid – nu is het ieder voor zich.
Ziet u dit beeld ook in Nederland?
‘Kinderen uit welvarende gezinnen krijgen absoluut meer kansen. Maar ik signaleer in Nederland ook een sterke tegenbeweging. Momenteel zijn er meer vrijwilligers dan ooit. Mensen die het zelf goed hebben, willen graag iets betekenen voor mensen die het minder hebben. Dat levert waardevolle initiatieven op, ook voor kinderen die het thuis niet breed hebben. Dus wat dat betreft ben ik best hoopvol.’
Dus wie voor een dubbeltje geboren is, wordt tegenwoordig een kwartje?
‘Nee, ik ben bang van niet. We weten dat kinderen die opgroeien in een kansarme omgeving bij dezelfde Cito-score vaak een lager schooladvies krijgen dan kinderen uit welgestelde gezinnen.’
Dat is toch heel oneerlijk?
‘Ik vind het niet zo vreemd. Leerkrachten van basisscholen kennen de thuissituatie. Ze schatten in dat zo’n kind het zonder hulp van thuis gewoon niet gaat redden. Dus zeggen ze: die doen we maar een niveautje lager. Daarom vind ik dat kinderen die thuis geen leerondersteuning krijgen, dit van de overheid moeten krijgen.’
Wat is er nu geregeld voor deze kinderen?
Het huidige armoedebeleid is vooral gericht op materiële zaken. Mensen met weinig geld kunnen aankloppen bij grote fondsen, die geld krijgen van de minister. Ouders kunnen bijvoorbeeld een aanvraag indienen als hun kind voor school een laptop nodig heeft of graag wil sporten.
‘Als kinderen op school een laptop nodig hebben, dan moet die er gewoon zijn’
‘Mooi, maar in mijn ideale wereld zou dat niet nodig zijn. Als kinderen op school een laptop nodig hebben, dan moet die laptop er gewoon zijn. Ik pleit voor basisvoorzieningen voor alle kinderen. Maar uitsluitend leerondersteuning en spullen aanbieden, is niet voldoende. Pas als de problemen thuis enigszins onder controle zijn, zal een kind gebruik kunnen maken van alles wat het buitenshuis aangeboden krijgt.‘
Op welke manier wil De Kinderombudsman gezinnen ondersteund zien?
‘Wij vinden dat er per gezin een plan moeten komen, gericht op verbetering van het toekomstperspectief van álle gezinsleden. Bij zo’n plan is een langetermijnvisie belangrijk. Wij spraken bijvoorbeeld een gezin dat in de financiële problemen kwam door arbeidsongeschiktheid. Dat is een blijvende situatie en toch moeten deze mensen ieder jaar opnieuw allerlei voorzieningen aanvragen voor hun kind. Dat geeft allemaal onnodige stress. Bij gemeenten zouden afdelingen beter moeten samenwerken en procedures moeten eenvoudiger worden gemaakt. Het bestrijden van armoede is ook het terugdringen van de bureaucratie.’
Tot slot: wat kunt u als Kinderombudsman doen voor kinderen uit arme gezinnen?
‘Met het rapport Alle kinderen kansrijk hebben we het onderwerp op de agenda gezet. We worden nu benaderd door gemeenten die graag aan de slag willen met onze aanbeveling voor één plan per gezin, waarbij het kind centraal staat. We gaan ervoor zorgen dat het rapport daadwerkelijk een verandering in gang zet.’
Margrite Kalverboer
Margrite Kalverboer (57) is sinds april 2016 Kinderombudsman. Zij is eveneens bijzonder hoogleraar Kind, (Ortho)pedagogiek en Vreemdelingenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1996 promoveerde ze op een onderzoek naar de wijze van rapporteren over opvoedings- en verzorgingsproblematiek bij de Raad voor de Kinderbescherming Directie Noord.
De Kinderombudsman is een onafhankelijk instituut dat sinds april 2011 bestaat. De Kinderombudsman ziet er op toe dat in Nederland de rechten van het kind worden nageleefd. De eerste Nederlandse Kinderombudsman was Marc Dullaert.
In de praktijk
Hoe geldgebrek kinderen ziek kan maken
Een kind dat ongezond eet of nooit naar de tandarts gaat, krijgt natuurlijk gezondheidsklachten. Maar ook de stress van de ouders kan het ziek maken. Kinderartsen gaan een gesprek over armoede daarom niet uit de weg. ‘Dan zeg ik: “De schoenen van uw kind lijken te klein, klopt dat?”
Auteur: Annemarie van Dijk
‘Wordt dit medicijn vergoed door de verzekering?’ Het is vaak een van de eerste vragen die kinderarts Michel van Vliet van Treant Zorggroep, ziekenhuislocatie Refaja in Stadskanaal, krijgt als hij medicatie voorschrijft aan een kind. ‘Als ik dan uitleg dat ze de vervolgrecepten krijgen vergoed maar het eerste recept niet, zie je ouders weleens schrikken. Niet zo vreemd: als je in de schuldsanering zit en moet rondkomen van een paar tientjes per week kun je niet zomaar vijftien euro missen.’
Van Vliet werkt in een regio waar betrekkelijk veel armoede voorkomt. Op zijn spreekuur treft hij regelmatig kinderen met slechte gebitten, ondergewicht, overgewicht en problemen met poepen of plassen. Stuk voor stuk signalen die kunnen wijzen op armoede in het gezin. Hoewel die signalen ook op iets anders kunnen wijzen, benadrukt hij. Zo kan een slecht gebit komen doordat een kind met gedragsproblemen zijn tanden niet wil poetsen. En overgewicht komt in alle lagen van de bevolking voor.
Van Vliet: ‘De oorzaak van gezondheidsproblemen bij kinderen is lastig boven tafel te krijgen. Het gaat om meer dan alleen armoede. Armoede staat bijna nooit op zichzelf, vaak zijn er ook andere problemen in zo’n gezin. Zoals werkloosheid, ruzies tussen de ouders, huiselijk geweld en verslaving.’ Veel ouders hebben bovendien te weinig kennis als het om de gezondheid van hun kinderen gaat. Ze weten bijvoorbeeld niet dat kinderen geen eigen risico hebben en dat de tandarts voor hen gratis is. Soms hebben de ouders zelf een slecht gebit en durven ze daarom niet met hun kind naar de tandarts.
Vraag zorgprofessionals naar de relatie tussen armoede en gezondheid van kinderen en je krijgt schrijnende voorbeelden. Van een kind met diarree dat te klein en te mager is maar tijdens de opname al begint te groeien terwijl de diarree nog niet over is. Van kinderen die niet komen opdagen voor een controle in het ziekenhuis omdat de reis ernaartoe te duur is voor hun ouders.
Heeft armoede direct invloed op de gezondheid van kinderen in Nederland? Veel Nederlands onderzoek is er niet naar gedaan, maar volgens enkele studies lijkt er een verband te bestaan tussen lage maatschappelijke en economische status en gezondheidsproblemen. Kinderartsen en jeugdverpleegkundigen schatten in dat 6 tot 19 procent van de kinderen in een risicovolle gezondheidssituatie leeft als gevolg van de financiële situatie in het gezin.
Uit onderzoek van het RIVM uit 2009 blijkt dat mensen met een lage sociaaleconomische status meer roken en drinken, minder groenten en fruit eten en minder bewegen. Ongezond gedrag dat een indirect gevolg kan zijn van armoede en de stress die daarmee gepaard gaat én een gevolg van onvoldoende kennis over de risico’s van ongezond leven. Verder zijn de woon- en werkomstandigheden van deze mensen vaak minder gunstig voor de gezondheid. Ze wonen soms in vochtige, slecht geventileerde huizen waardoor gezondheidsklachten ontstaan. Bovendien maken ze minder gebruik van de preventieve gezondheidszorg zoals van het consultatiebureau, merkt de Maastrichtse kinderarts Thea van Zeben. Zorg die gratis beschikbaar is, maar te vrijblijvend.
Consultatiebureaus moeten er feller achteraan als ouders zorg mijden, vindt ze. Ze benadrukt overigens wel dat de omstandigheden niet altijd bepalen hoe ouders het doen. Veel ouders bieden hun kinderen ondanks enorme problemen toch goede zorg. Heel belangrijk dus om ieder gezin onbevooroordeeld en neutraal te benaderen.
Kinderarts Van Vliet probeert de lichamelijke problematiek altijd in de context te plaatsen. Om in te kunnen schatten of de gezondheid van het kind lijdt onder wat er thuis gebeurt, gaat hij in gesprek met het kind en de ouders. ‘Ik merk dat als je er rechtstreeks naar vraagt en de juiste toon gebruikt, je meestal gewoon antwoord krijgt. Dan zeg ik bijvoorbeeld: “Ik weet dat er veel gezinnen met weinig geld zijn in deze regio. Dat kan een probleem zijn bij het voorschrijven van medicijnen. Kan het zijn dat dit probleem ook bij u speelt?”
En als kinderen te krappe kleding dragen of er slecht verzorgd uitzien, benoem ik dat. “De schoenen van uw kind lijken te klein, klopt dat?”’
Een lastig probleem om aan te pakken is overgewicht, zegt Van Vliet. Vaak hebben de ouders ook overgewicht. ‘En gezonde voeding is duurder dan ongezonde voeding.
Voor een gezin dat moet rondkomen van bijvoorbeeld zestig euro per week is het lastig om de kinderen gezond en veelzijdig te laten eten. Daarbij beseffen mensen dikwijls niet dat groenten en fruit belangrijk zijn.’
Klanten van de Nederlandse Voedselbanken krijgen te weinig fruit, groente, vis en vezels binnen en te veel verzadigd vet, blijkt uit onderzoek van gezondheidswetenschapper Judith Neter van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij hield tussen 2010 en 2014 bij wat deze mensen eten. Neter: ‘Er kan voldoende groente in een pakket zitten, maar die wordt dan niet opgegeten. Bijvoorbeeld omdat de ontvangers niet weten hoe ze de groente moeten bereiden of het product niet lekker vinden.’
Kinderen kunnen zich flink zorgen maken over de financiële situatie thuis, blijkt uit het rapport Alle kinderen kansrijk van de Kinderombudsman (2017). Dit kan leiden tot lichamelijke of psychische klachten.
Ook Van Vliet ziet regelmatig kinderen met stress vanwege de situatie thuis. Dat uit zich bijvoorbeeld in obstipatie, bedplassen, buikpijn of hoofdpijn. ‘Het is niet altijd zo dat ouders hun kind belasten met hun problemen, maar het kind voelt de spanning. Zo had ik een patiëntje met obstipatie dat zijn ouders had horen praten over dat ze misschien hun huis uit moesten door geldgebrek. Dan snap ik best dat een kind moeite heeft met zich ontspannen tijdens het poepen.’
Van Vliet verwijst kinderen met stressgerelateerde problemen regelmatig door naar een orthopedagogisch medewerker. Die gaat uitgebreid met het kind in gesprek en kan eventueel extra hulp regelen. Soms ook schakelt hij maatschappelijk werk in de eerste lijn in. Verder werkt het ziekenhuis samen met Yorneo, een instantie voor jeugdhulpverlening. ‘We hebben korte lijnen. Ouders gaan eigenlijk altijd akkoord met extra hulp, zeker als we uitleggen dat er verband is tussen de geldproblemen thuis en de klachten van het kind.’
Een oplossing vinden voor kinderen uit arme gezinnen is lastig en de verantwoordelijkheid daarvoor ligt voor een deel bij gemeenten, zegt de Kinderombudsman in het rapport Alle kinderen kansrijk. Maar kunnen zorgprofessionals misschien ook iets bijdragen? ‘Aan de armoede zelf kunnen wij weinig doen,’ zegt kinderarts Van Vliet. ‘Maar andere factoren zijn wel te beïnvloeden. Een professional kan kinderen helpen bij het omgaan met stress, meer veerkracht ontwikkelen. Verder kunnen we ervoor pleiten dat de verzekering incontinentiemateriaal vergoedt voor een kind dat in bed plast, zodat de ouders geen dure luiers meer hoeven te kopen. Zo gaat het thuis een stukje makkelijker.’
In deze rubriek vertelt een jongere over een lastige situatie in zijn of haar jeugd − en hoe een professional daarop reageerde. Dit schreef Suwit aan zijn groepsbegeleidster.
Auteur: Annemarie van Dijk
Brief aan…
Ik denk dat je geen idee had van wat voor levens wij hadden geleid. Van alle groepsbegeleiders van de daklozenopvang kon jij je het minst goed in ons inleven. Je had zelf duidelijk nog niets meegemaakt. Zo begreep je niet dat we moeite hadden met regels. We hadden allemaal op straat gewoond, onder bruggen geslapen. Daar doe je niet aan regels. Jij dreigde steeds met: ‘Als je niet doet wat wij zeggen, kun je vertrekken.’ En als ik te laat thuiskwam voor het eten, kreeg ik geen eten van je. Tja, dan zorgde ik dus dat ik zelf aan eten kwam, en dat was niet altijd op een legale manier. Ik was eenzaam en zwaar depressief in die tijd en dat had je gewoon niet in de gaten. Ook omdat je niet écht luisterde als ik iets zei.
Weet je eigenlijk wel wat mijn voorgeschiedenis was? Mijn biologische Thaise ouders lieten me achter in een kindertehuis toen ik 3 jaar was. Op mijn 4de ben ik door een Nederlands echtpaar geadopteerd. Ze bedoelden het goed met mij, maar ik kreeg niet de aandacht die ik nodig had en we verschilden in bijna alles qua opvatting. Ik zat altijd in een overlevingsmodus.
Nadat mijn pleegouders verongelukten, kwam ik op straat terecht. Dat was mijn eigen keus, ik wilde graag een tijdje van de radar verdwijnen. Maar zoals dat vaak gaat op straat: ik ging het criminele pad op. Ik heb mensen bedreigd, geld gestolen en een tijdje drugs gebruikt.
Natuurlijk werd ik gepakt, gelukkig was ik 17 en dus nog te jong voor een strafblad. Iemand van jeugdreclassering had een ernstig gesprek met mij. ‘Je bent oud genoeg om niet in een gesloten inrichting te moeten,’ zei hij, ‘pak je leven weer op en maak er wat van.’ Hij zorgde dat ik in de daklozenopvang van het Leger des Heils terechtkwam. Bij jou dus.
Vanaf dag één voelde ik me er doodeenzaam. Zoals je weet, zaten we met 23 jongeren in één huis. We hadden allemaal een eigen kamer en deelden de badkamer en keuken. Het was niet te doen: 23 jongeren bij elkaar die drugs gebruikten en zich crimineel gedroegen. We werden als een re-integratietraject gezien, maar hoorden daar niet thuis.
Het was vragen om rotzooi. We maakten veel ruzie. Met één jongen had ik een goede band, maar hem raakte ik kwijt aan het geloof. Hij ontmoette Jezus en toen kon ik hem niet meer volgen.
Jullie aanpak was veel te zakelijk. Op een persoonlijke aanpak hadden we stuk voor stuk beter gereageerd. Vooral jij snapte niet dat ik behoefte had aan iemand die zei: ‘Ik begrijp dat je moeite hebt met regels, dat is logisch als je hebt meegemaakt wat jij hebt meegemaakt.’ Er was geen ervaringsdeskundigheid in dat gebouw. Jullie begeleiders hadden alleen maar kennis uit boeken. Het was tijdverspilling voor mij, ik kwam niet verder bij jullie. Na anderhalf jaar moest ik trouwens toch weg. Jullie vonden me onhandelbaar.
Misschien ben je benieuwd naar hoe het me daarna is vergaan? Ik ben gaan werken, had allerlei baantjes en woonde op mezelf. Toen ik werkeloos werd, kwam ik weer in de daklozenopvang terecht. Ik ontmoette mijn vriendin, met wie ik inmiddels verloofd ben. Voor haar ben ik veranderd, heb ik het criminele leven vaarwel gezegd.
Daarna kwam ik iemand tegen die zag dat ik wilde werken en via hem kreeg ik een baan. Het gaat nu best goed met me. Ik kamp nog wel steeds met depressies, daarom volg ik traumatherapie.
Het trauma dat mijn biologische ouders mij hebben laten vallen en de jaren in het kindertehuis ben ik nog niet kwijt. Eenzaamheid is een terugkerend thema in mijn leven. Ik heb jarenlang gesnoven om de depressie niet te voelen, maar ontdekte: dat is geen oplossing.
Ik ben blij dat ik uit dat leven ben. Al heb ik vreselijke dingen gedaan, ik blijf een jongen met een geweten. Ik wil me graag inzetten voor jongeren met problemen, maar ben mentaal nog niet sterk genoeg. Eerst moet ik aan mezelf werken, daarna wil ik Sociaal Pedagogische Hulpverlening gaan doen. Want ik ben ervan overtuigd dat je je als ervaringsdeskundige beter kunt inleven in probleemjongeren. Maar dan moet je wel eerst zelf al je trauma’s kwijt zijn.
Groet,
Suwit
Suwit is nu 23 jaar
klinisch psycholoog bij het Kinder- en Jeugdtraumacentrum van Kenter
1
Besef als hulpverlener dat kunnen overleven op straat niet hetzelfde is als goed voor jezelf kunnen zorgen. Mensen die op straat leven of hebben geleefd zijn wel vaak sterke mensen. Ga met ze in gesprek en zoek naar hun kracht. Hoe kunnen ze die kracht inzetten in de nieuwe situatie, waar ze niet hoeven te vechten voor hun plek?
2
Leg uit wat samenleven is – dat is wat anders dan overleven. Waarom zijn er bepaalde regels? Waarvoor zijn die regels handig? Hoe bieden regels veiligheid bij het samenwonen? Zo leren jongeren hoe ze zelf kunnen bijdragen aan hun veiligheid.
3
Zorg dat je traumasensitief kunt werken, zodat je weet wat het betekent om getraumatiseerd te zijn. Iemand als Suwit is de controle over zijn leven kwijt geweest en wil die graag terug. Als hij gezien en gehoord wordt, kan hij zich weer veilig voelen en zelf meebepalen hoe zijn leven eruitziet. Zo krijgt hij weer grip.
Toevoeging van Margreet Visser:
‘Als een jongere achttien jaar wordt, stopt de jeugdzorg en jeugdbescherming. Voor kinderen die verwaarloosd zijn is dat vaak te vroeg, ze moeten nog heel veel inhalen. Ze hebben extra jaren nodig waarin volwassenen met hen meekijken en voor ze zorgen. Daarna pas kunnen ze op eigen benen staan.’
1. Herken de signalen
Wat je kan opvallen bij de leerling:
Signalen die je bij ouders kunt herkennen:
Het is goed om je te realiseren dat armoede vaker voorkomt bij ouders die:
2. Wees discreet
Realiseer je dat veel kinderen, met name als ze ouder worden, zich schamen en niet openlijk willen praten over de armoede die ze thuis ervaren. Een belangrijke reden om er op school over te zwijgen is dat zij bang zijn gepest te worden. Een terechte angst: ongeveer de helft van de kinderen geeft aan op enig moment op school te zijn gepest vanwege armoede (Steketee et al., 2013). Wees je hiervan bewust als je pesten vanwege armoede bespreekt met de betrokken kinderen en doe dat niet in aanwezigheid van andere kinderen.
Ook als je financieel of materieel iets wilt regelen voor de kinderen, doe dit snel, discreet en niet-stigmatiserend. Leg bijvoorbeeld zelf al fruit klaar in een herkenbaar bakje voor het kind. Zorg dat er materialen op school liggen die kinderen kunnen meenemen als ze thuis aan een opdracht werken of bied de gelegenheid om na school op de computer te werken.
3. Steun het kind
Armoede beïnvloedt kinderen op verschillende fronten. Niet het gebrek aan geld an sich, maar de stress die armoede veroorzaakt, heeft een negatieve invloed op de hersenenontwikkeling van kinderen blijkt uit onderzoek. Hersengebieden die een rol spelen bij stressregulatie en het opslaan en ophalen van informatie blijven kleiner. Ook weten we uit onderzoek dat kinderen die op hun 9de jaar in een arm gezin wonen en veel stress ervaren een sterkere angstreactie hebben en minder controle over hun gevoelens van angst en stress. Opvallend was dat deze versterkte stressreactie op hun 24ste nog steeds aanwezig was, ongeacht hun huidige leefomstandigheden en inkomen.
De stress beïnvloedt dus de schoolprestaties en het vermogen van kinderen om hun emoties te reguleren. Armoede raakt ‘ingebakken’ in de hersenen. Daarom is het belangrijk armoede tijdig te signaleren en kinderen te ondersteunen, zodat zij nu én in de toekomst betere kansen hebben. Het effect van stress is namelijk omkeerbaar: kinderen die steun van een betrouwbare volwassene krijgen, blijken zich weer te herstellen.
Hoe bied je steun aan een kind dat in armoede opgroeit?
4. Verbreed het perspectief van kinderen
Kinderen die in armoede opgroeien hebben minder mogelijkheden om zich breed te ontwikkelen en missen soms ook een sociaal netwerk dat hen daarbij kan ondersteunen. Zij hebben baat bij mentoren en docenten die hen toegang kunnen bieden tot kansen, tot netwerken en tot kruiwagens. Ze hebben behoefte aan andere perspectieven en ideeën die zij binnen het eigen gezin niet als vanzelfsprekend aangeboden krijgen. Denk aan stages, open dagen van middelbare scholen bezoeken, gratis (culturele) activiteiten, vakantieweken, cursussen die worden aangeboden en beschikbare potjes en subsidies. Wijs de ouders of het kind zelf op de mogelijkheden.
Ga na of een kind gebaat is bij, en gemotiveerd is voor, deelname aan IMC Weekendschool [link: http://www.imcweekendschool.nl/]. Deze school helpt in heel Nederland kinderen die opgroeien in armoede om hun horizon te verbreden en kansen te ontwikkelen.
Voer daarnaast ook gesprekken met het kind over zijn ambities en mogelijkheden: vraag waar het van droomt, waar het voor wil gaan en welke mogelijkheden het zelf ziet.
5. Houd verwachtingen hoog
In een poging om kinderen uit arme gezinnen te ontzien, stellen docenten soms lagere eisen aan hun werk of koesteren zij lagere verwachtingen. Dit kan zelfs leiden tot lagere schooladviezen.
Uit onderzoek blijkt echter dat de schoolprestaties van leerlingen beïnvloed worden door de verwachtingen die leerkrachten hebben van deze leerling: hoe hoger de verwachtingen van de leerkracht, hoe beter leerlingen gaan presteren. Leerlingen met dezelfde capaciteiten maar met een leerkracht met lage verwachtingen, presteren lager.
Houd daarom hoge verwachtingen en appelleer aan wat ze kunnen. Geef complimenten die hun zelfvertrouwen vergroten, heb aandacht voor hun sterke punten. Door ze te stimuleren om hun competenties te zien en ze aan te moedigen, ontwikkelen ze veerkracht en zelfvertrouwen. Het geeft hen perspectief op een betere situatie en vertrouwen dat zij daar zelf iets aan kunnen doen.
6. Verzin ‘gratis’ alternatieven
Voor deze kinderen zijn verjaardagen, sinterklaasvieringen en kringgesprekken over vakantiebestemmingen meestal geen momenten om naar uit te kijken. Zij schamen zich er soms voor dat zij niet kunnen vertellen over dure cadeaus en verre vakanties. Bedenk vooraf hoe je de kring na Sinterklaas of de eerste kring na de vakantie gaat vormgeven. Zoek naar een manier waarbij elk kind iets kan vertellen.
Bied geen podium in de klas voor het showen van duur speelgoed of de nieuwste gadgets maar laat alle kinderen iets meenemen waar ze aan gehecht zijn of een leuke herinnering vertellen.
Wees creatief bij het kerst- en paasontbijt. Geef ouders de mogelijkheid om zich in te schrijven als hulpje wanneer ze niet voor een gerecht of drank kunnen zorgen.
Als je merkt dat trakteren op een verjaardag financieel niet mogelijk is, bedenk dan andere manieren om de jarige in het zonnetje te zetten. Bijvoorbeeld door het kind te laten kiezen welk filmpje tijdens de pauze wordt gekeken, of dat het kind de activiteit voor de gymles mag bedenken. Bij jonge kinderen kun je met de klas een vaste verjaardagactiviteit doen waar de jarige job een hoofdrol in krijgt, zoals in plaats van verstoppertje ‘zoek de jarige job’.
7. Maak armoede een onderwerp in de klas.
Om kinderen te leren dat armoede veel voorkomt en iedereen kan overkomen, is het een belangrijk onderwerp om in de klas te bespreken. Kinderen die in armoede leven voelen zich erdoor gesteund. Maak het echter niet persoonlijk. Houd het veilig voor alle kinderen door in algemene termen te praten. Vraag de kinderen zich in te leven: hoe zou dat voor een kind zijn, hoe zou dat kind zich voelen, wat zou helpen? Et cetera. Vraag, in het algemeen, of ze dingen kunnen bedenken waardoor ze iemand die het thuis niet breed heeft kunnen helpen zonder deze persoon een naar gevoel te geven. Bespreek het zo nodig voor of na met kinderen van wie je weet dat dit thuis speelt.
Er zijn verschillende middelen beschikbaar om dit te doen:
8. Steun de ouders en wees begripvol
De meeste ouders komen vanwege schaamte- en schuldgevoel niet uit zichzelf naar school om hun financiële situatie te bespreken. Ook zijn ze vaak te veel door stress en zorgen in beslag genomen om de potjes en voorzieningen te vinden waar ze een beroep op kunnen doen. Door je te verplaatsen in de ouder kunnen veel communicatieproblemen en vervelende situaties voorkomen worden. Ga zelf het gesprek aan als je je zorgen maakt. Bijvoorbeeld omdat een kind een lege maag heeft en zich niet kan concentreren of niet mee kan doen aan de gymles zonder schoenen.
Armoede heeft een negatieve invloed op de keuzes die ouders maken. Door de stress die armoede met zich meebrengt zijn ouders meer geneigd zich op het hier en nu te focussen, wat kan leiden tot beslissingen die op lange termijn negatief uitpakken. Veroordeel onverstandige keuzes niet, maar ga in gesprek, bijvoorbeeld zo:
9. Wijs ouders op voorzieningen en hulp
Augeo heeft in samenwerking met Stichting Leergeld en Stimulanz een online leerbericht voor professionals werkzaam in het onderwijs ontwikkeld over kinderen die opgroeien in armoede. In het leerbericht worden vragen als “Hoe kun je signalen van armoede opvangen?” en “Wat kan ik voor kinderen en jongeren die in armoede opgroeien?” beantwoordt en vertelt Gaby van den Biggelaar (Stichting Leergeld) over drie gezinnen die in armoede leven. Bovendien vertelt Karin Nuland van Stimulanz over het effect van armoede op de hersenontwikkeling van kinderen. Aan de hand van drie casussen leer je hoe je armoede bespreekbaar maakt. Je krijgt praktische tips voor het bespreekbaar maken van armoede met de leerling, de klas en met ouders. En je leest welke organisaties hulp kunnen bieden.
Dit gratis online leerbericht kan je hier volgen.
Dit kun je als leerkracht doen
Armoede is niet altijd aan de buitenkant te zien: zowel ouders als kinderen doen hun best om het te verbergen. Toch zijn er vaak wel signalen op te vangen. Zo ben je daar als leerkracht alert op en steun je deze kinderen binnen en buiten je klas.
Auteur: Roely Drijfhout
BN’er langs de meetlat
‘We waren gewend aan bedorven voedsel’
‘Ongelooflijk’ vindt journalist Bas van Hout (58) het dat niemand op de Amsterdamse Wallen iets deed aan de vreselijke situatie waarin hij opgroeide. Pas toen de Amsterdamse penoze-koning 'Zwarte Joop’ zich over hem ontfermde, kwam er een einde aan de armoede, verwaarlozing en mishandeling. ‘Mijn moeder is de enige voor wie ik ooit bang ben geweest.’
Auteur: Deborah Ligtenberg/Fotografie: Rebke Klokke
BN’er langs de meetlat
In deze rubriek vertelt een bekende Nederlander over zijn of haar jeugd. Mariëlle Dekker, directeur van Augeo, bepaalt op basis van de ernst van de ervaringen zijn ACE-score (Adverse Childhood Events). De beroemde ACE-vragenlijst van dr. Vincent Felitti meet tien vormen van kindermishandeling. Lees de ACE-score van Bas van Hout onderaan het artikel.
Bas van Hout (1959)
is misdaad- en onderzoeksjournalist. Hij schreef onder meer voor De Telegraaf, Panorama, Nieuwe Revu en de Nederlandse edities van Penthouse en Playboy. Ook publiceerde Bas boeken over Steve Brown (1995) en Klaas Bruinsma (2000) en werkte hij mee aan diverse tv-programma’s. Bas heeft een relatie en twee volwassen kinderen.
‘“Hee jongen!’ Ik was 9 en stond met een hoop vriendjes op een brug. Het was Zwarte Joop die mij riep. “Hee jongen, ga je mee een stukje rijden?” Uit al die jongetjes koos hij mij! Ik vond het geweldig. Natuurlijk ging ik mee! In die grote auto toerden we over het Rokin, de Dam, dwars door Amsterdam. En daarna zette Joop koers richting Zandvoort. We reden over het strand, door het water, het was een geweldige middag. Een keerpunt in mijn leven.
Ik had Zwarte Joop, zoals ze Maurits de Vries noemden, een half jaar eerder leren kennen in een kroeg waar ik barjongen was. Toen hij daar binnenstapte, vulde hij meteen de hele ruimte. Die grote man met zwarte baard, als een soort oermens stond hij daar. Hij kwam voor twee penoze-mannen die overduidelijk doodsbang voor hem waren. Kerels die ongetwijfeld wapens bij zich hadden, maar die niet durfden te gebruiken. Toen Joop riep dat hij met ze in de zandbak achter het café wilde vechten, sidderden ze van angst. Ik observeerde het allemaal en mijn kinderbrein vond het bijzonder grappig. Ik lachte en Joop wees naar mij. “Daar,” bulderde hij, “staat de enige echte kerel.” Het was een monumentaal moment. Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk. Ik voelde, ik wíst dat wij nog veel voor elkaar gingen betekenen. Dat bleek na die middag in zijn auto. Hij ging voor mij zorgen. Dankzij hem kon ik voorgoed weg bij mij moeder.’
Totaal gestoord
‘Mijn moeder was een slechte vrouw. Totaal gestoord. De enige mens voor wie ik ooit bang ben geweest. Vergeleken met mijn tijd bij haar, is de rest van mijn leven a walk in the park. Mijn ouders scheidden toen ik 1 was. Daarvoor waren we geloof ik een redelijk normaal gezin, maar daarna ging alles mis. Mijn moeder was agressief, alcoholist en mishandelde en verwaarloosde mijn drie jaar oudere zus en mij.
We woonden op de bovenste twee verdiepingen van een pand aan de Oudezijds Achterburgwal. Mijn moeder op de onderste, mijn zus en ik op zolder. Mijn kamer was volgestouwd met de troep die mijn moeder verzamelde. Geregeld deed ze de deur op slot, waardoor wij niet naar de wc op haar verdieping konden. Onze behoefte deden we in een kast, of in een oude krant die we uit het raam in de gracht gooiden. Mijn moeder ging soms twee weken op vakantie en liet ons dan achter met een grote teil hutspot die buiten op het platje stond. Als de zon scheen werd die zuur, als het regende werd het soep. We aten het, want we hadden niets anders. Ze mishandelde ons en speelde mijn zus en mij voortdurend tegen elkaar uit, zodat we elkaar niet konden steunen.’
Vrijstaat
‘Het is ongelooflijk dat niemand ingreep. De Wallen waren een soort vrijstaat, vol wapens en criminaliteit, waar de Kinderbescherming niet kwam en wij totaal aan ons lot en aan de grillen van onze gekke moeder waren overgelaten. Er waren een paar lichtpuntjes, zoals de hoeren die de politie belden toen ze ons geschreeuw hoorden omdat we werden afgeranseld. Toen de politie kwam, zat ik opgesloten in de kast. Die ene waar ik mijn behoefte ook in deed en het verschrikkelijk stonk. Mijn moeder zei dat ik verstoppertje speelde en de politie droop af.
Als mijn zus of ik jarig was, hing mijn moeder de leuke vrouw uit. Vreselijk vond ik dat. We kregen cadeautjes die we daarna weer moesten inleveren. Het was alsof je levenslang hebt gekregen en één dag op proefverlof mag. Daar kun je niet van genieten, want de volgende dag moet je de cel weer in.’
Geen ballen
‘Tot mijn 6de kwam mijn vader eens in de twee weken een half uur op bezoek, onder strikt toezicht van mijn moeder. We durfden niets verkeerds te zeggen, niet om hulp te vragen. Als hij nieuwe kleren voor ons kocht, vroeg ze om het bonnetje, voor als ze bij nader inzien toch te klein waren. Die kleren gingen altijd terug en zij hield het geld.
Na mijn 6de verdween mijn vader uit beeld. Was hij maar naar school gekomen om me een gulden te geven voor wat eten en een briefje met zijn telefoonnummer. Dan had ik me misschien wat minder eenzaam gevoeld. Mijn vader had geen ballen.’
Op hoge poten
‘Mijn zus en ik leefden in diepe armoede. We liepen in oude kleren en werden naar school gestuurd zonder ontbijt en lunch. Nee, ook op school trok niemand aan de bel. Ik herinner me dat mijn zus en ik twintig cent hadden. Daarmee gingen we naar de bakker, eindelijk konden we iets lekkers kopen! We konden kiezen uit twee verse krentenbollen of vijf oude. Natuurlijk kozen we het laatste, dat was meer. Dat ze groen uitgeslagen waren, zagen we niet eens. Bovendien waren we bedorven voedsel gewend.
Een juf die ons die beschimmelde krentenbollen zag eten, ging op hoge poten met ons naar de bakker. Geweldig vond ik dat. Er kwam iemand voor ons op! We kregen verse en dat was het. Best raar eigenlijk dat de juf er verder geen werk van maakte.
Op dat moment vond ik dat niet erg. Misschien was ik er zelfs blij om. Ik was bang voor de straf van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde. Ik onderging het allemaal en vond er helemaal niets van. Echt niet. Door deze copingstrategie heb ik het gered. Mijn zus niet. Haar jeugd heeft haar geknakt. Op haar 11de ging ze bij de buren wonen, maar ze is nooit gelukkig geworden. Inmiddels is ze overleden.’
‘Zelfkanter’
‘Zwarte Joop was mijn redding. Hij had een woonboot in de Prinsengracht, waar ik op mijn 12de alleen ging wonen. Ik wist niet wat ik meemaakte. Een bed met schone lakens, voldoende te eten en een telefoon… We hadden een deal, Joop en ik. Hij gaf me 25 gulden per dag, maar dan moest ik boodschappen voor hem doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. Als ik ooit iets illegaals deed, zou hij al mijn botten breken.
Ook al was Joop penoze – ‘zelfkanter’, zo noemde hij zich – en groeide ik op in die rare wereld op de Wallen, wat Joop voor mij deed was cruciaal. Ik ben nooit meer iemand tegengekomen die zo ongelooflijk altruïstisch was. Ik weet niet wat hem bezielde om mij te helpen. Die vraag heb ik hem nooit gesteld en inmiddels leeft hij niet meer. Ik ben hem ongelooflijk dankbaar. Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter, maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.’
Zwarte Joop
Bas ACE-score: 7
Toelichting Augeo-directeur Mariëlle Dekker:
‘Zo, dat was nog eens een mentor, deze ‘Zwarte Joop’. Eentje die zichzelf aan een kind in nood aanbood en het vervolgens jarenlang waarmaakte. Altruïstisch. Die bed, bad en brood verzorgde tezamen met klip-en-klare gedragsregels en verwachtingen. Een reddingsboei voor Bas van Hout. Maar natuurlijk ook een man die in deze tijd van mentorprojecten waarschijnlijk nooit de proeve van een Verklaring Omtrent Gedrag had doorstaan… Een verhaal om van te leren.
Tientallen keren heb ik de film Geheim geweld… en nu? van Hameeda Lakho gezien, waarin Bas teruggaat naar het huis van zijn moeder. De beelden van de kast waarin hij opgesloten zat en van de dakgoot waar de pan met hutspot stond, staan op m’n netvlies gebrand. Bas en zijn zus spreken in deze film over hun jeugd. De last die Bas’ zus dan nog steeds met zich meedraagt, is tussen de regels door hoorbaar. In dit interview lees ik dat ze nooit gelukkig is geworden en inmiddels is overleden.
Het verhaal van Zwarte Joop kende ik nog niet. Het bevestigt voor mij wat zoveel vakliteratuur vertelt: sociale steun, maar ook de eigenschappen van een kind zelf, bepalen voor een groot deel diens veerkracht. Bas vraagt zich af waarom Zwarte Joop hem koos. Ik denk vanwege diezelfde eigenschappen die Bas veerkrachtig maken: hij beschikte als kind wellicht precies over de sociale vaardigheden die ervoor zorgden dat hij de steun en de mensen die hij nodig had, ook kon aantrekken. Het maakt me nieuwsgierig naar de buren die de zus van Bas opvingen: zou zij die ook zelf hebben uitgekozen?
In Amerika hoorde ik ooit van een project dat lijkt op wat we hier JIM noemen, jouw ingebrachte mentor. Mishandelde kinderen “nomineerden” iemand die hun steunfiguur mocht worden. Twee voorbeelden herinner ik me nog. Een kind koos zijn kapper; dat had niemand bedacht. Een ander kind koos een leerkracht; deze leerkracht viel steil achterover want zij dacht uit diens afwerende gedrag in de klas vooral op te maken dat het kind haar niet mocht. Aan deze voorbeelden moest ik denken bij Zwarte Joop: een penoze als steunfiguur. Je bedenkt het niet als hulpverlener en ik zal er op deze plek ook niet voor pleiten. Maar hoe dan ook, we kunnen leren van welke steunfiguren kinderen zelf aantrekken of uitkiezen, dat illustreert dit verhaal van Bas voor mij.’
Over Augeo
Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.
Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.
Aan dit nummer werkten mee
De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.