Met het gebruik van vakjargon vergroten we volgens Sanne Eggen de afstand tot gezinnen. ‘Ik denk dat wij professionals vooral in rapportages te veel jargon gebruiken: cliënt, casus, zaak, casemanager, hulpvraag, netwerk, ketenpartner. Noem iets gewoon bij de naam, zoals het gezin het ook zegt. Vraag jezelf af: voor wie schrijf ik dit? Niet ‘casus’ maar ‘gezin’. Niet ‘casemanager’ maar ‘ik ben Sanne’, en dan uitleggen waar je werkt en wat je doet. Schrijf in een verslag niet ‘ouder van’ of ‘mevrouw’ maar ‘moeder Jacqueline’ en noem de kinderen gewoon bij de naam. En bij twijfel: overleg met het gezin zelf over hoe je iets zou kunnen opschrijven.’
Woorden doen ertoe
Waarom is het niet goed om iets te bespreken zonder het gezin erbij?
Tot slot: wat drijft jou om zo positief, respectvol en gelijkwaardig met gezinnen te praten?
‘Ik ben geen ervaringsdeskundige, maar ik heb me verdiept in gezinnen waarin geweld speelt. Het raakt me dat mensen zo’n hoge drempel voelen om hulp te durven vragen als er thuis sprake is van geweld: er staat onze maatschappij dus iets te doen! Uit onderzoek blijkt dat het 30 procent van de gezinnen lukt om het geweld te stoppen. Wat maakt dat het die mensen lukt? En hoe kan ik eraan bijdragen dat gezinsleden en hulpverleners niet tegenover elkaar komen te staan? Daar wil ik me voor inzetten.’
Je zei dat iedereen iets anders kan verstaan onder ‘veiligheid’?
Je moet dus niet te snel willen. Heb je nog meer don’ts?
‘Napraten met een collega lijkt erbij te horen, maar tijdens het gesprek met een gezin zou alles gezegd moeten zijn’
Maar het gaat om serieuze zorgen. Moet je niet meer vaart maken?
Sanne Eggen is gedragswetenschapper, projectleider en trainer voor jeugdprofessionals. Ze werkte jarenlang als coördinator van een lokaal team Jeugd en weet veel over hoe je respectvol en gelijkwaardig samenwerkt met gezinnen waar huiselijk geweld of kindermishandeling speelt.
Meer informatie: visieopjeugd.nl
Wat kunnen we doen tegen die angst om verkeerd begrepen te worden?
Wat is behalve onbevangenheid nog meer belangrijk?
Hoe ga je dan verder?
Ondanks dat alles kunnen ouders het toch moeilijk vinden om te praten…
Maar hoe doe je dat: onbevangen zijn?
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina
Scroll naar beneden
‘De tijd nemen en rust creëren. Zodat alle gesprekspartners zich op hun gemak kunnen gaan voelen. We zijn geneigd om vrij snel intieme vragen aan gezinnen te stellen, want we willen graag snel tot de kern komen. Maar help eerst de ouders zicht te krijgen op wie er aan tafel zit en vanuit welke organisatie of opdracht je daar zit. Pas dan kan de ander van alles over de gezinssituatie gaan vertellen.
Daarnaast probeer ik me tijdens het gesprek steeds te verplaatsen in hoe het voor die ander is. Het kan ontzettend eng zijn om te praten over een onveilige situatie bij je thuis. Ouders zijn bang dat hun kind uit huis wordt gehaald, dat is voor hen een reële angst.
Daarbij houd ik steeds in mijn achterhoofd dat een gezin uit veel meer bestaat dan alleen onveiligheid. Dat is bepalend voor hoe je vragen stelt: zijn je vragen alleen gericht op het probleem, of vraag je naar hun hele verhaal?
Verder is het belangrijk om tijdens het gesprek goed te luisteren. Dat laatste doe je niet alleen met je oren maar ook door te kijken: wat gebeurt er met iemand als ik een vraag stel?’
‘De volgende vraag is: wat heb je nodig? Dat is een heel moeilijke vraag. Niet iedereen kan zomaar bedenken wat hij of zij nodig heeft. Als hulpverlener kun je helpen om inzicht en overzicht te creëren, waardoor mensen zelf weer kunnen nadenken over wat ze nodig hebben en wat ze zelf te doen staat. Zo stel je de ander in staat om zelf, in eigen tempo, tot een oplossing te komen. Daarbij hanteer je een goede balans tussen sturen en faciliteren.’
‘Omdat alle perspectieven tellen, zeker ook die van het gezin. Eén perspectief is nooit “het” perspectief. Een voorbeeld: een moeder rookt in de avond een joint om rustig te worden, waardoor er minder ruzie is in het gezin. Is dat helpend of toch een risico? Dan kom je ook bij de vraag: wat is veiligheid? Daar kunnen verschillende visies op zijn. Leg die vraag op tafel bij het gezin, zodat alle perspectieven de ruimte krijgen.
Overigens kan overleggen met een collega zeker nuttig zijn. Niet vanuit het praten over het gezin, maar om elkaar te helpen bij die onbevangenheid, door elkaar te helpen reflecteren. En als je het lastig vindt om je met bepaalde ouders te verbinden, kun je er - bijvoorbeeld door intervisie – achter komen dat je niet de juiste persoon bent om met het gezin in gesprek te gaan. Een goede match tussen hulpverlener en gezin is namelijk een van de belangrijkste factoren voor het slagen van de hulp.’
‘Klopt, vraag daarom goed uit hoe veiligheid er voor de anderen uitziet. Je hebt verschillende vormen van veiligheid, zoals fysieke veiligheid, emotionele veiligheid, geborgenheid, voorzien zijn in je basisbehoeften en geen dreiging of geweld ervaren. Veiligheid is eigenlijk vooral een gevoel, en dat kan voor iedereen een andere invulling hebben. Dit gevoel wordt ook bepaald door wat je hebt meegemaakt, je karakter, door de mensen die je om je heen hebt, et cetera. En als een gezinslid al twintig jaar in dezelfde, onveilige gezinssituatie zit, kan dat vertrouwd voelen en verwarren met veiligheid.
Het is goed om stil te staan bij veiligheid, met alle betrokkenen: het gezin, de mensen die bij hen horen en de professionals. En als jij weet wat veiligheid voor de anderen betekent, kun je het gezin beter faciliteren in het maken van een plan.’
Nog een voorbeeld: na een gesprek met het gezin even napraten met collega’s. Zo’n moment lijkt bij het werk te horen, maar je gaat het dan toch over die mensen hebben, terwijl tijdens het gesprek alles gezegd zou moeten zijn.’
‘Zeker. Wij hulpverleners praten te veel óver gezinnen in plaats van mét. Tijdens overleggen delen we al snel negatieve informatie over een gezin. Dan wordt het moeilijker om het gesprek onbevangen in te gaan. Bijvoorbeeld als een collega zegt: “O, dat is een pittige tante, die moeder. Succes ermee!” Daarmee helpen we elkaar niet, al denken we dat vaak wel te doen door een collega bijvoorbeeld te waarschuwen.
‘Veel professionals willen heel snel stappen zetten. Omdat ze de verantwoordelijkheid voelen voor de veiligheid van de kinderen en/of het gezin, omdat ze bang zijn dat het misgaat en zich ook nog moeten gaan verantwoorden, of omdat ze tijdsdruk voelen.
Maar in de snelheid ga je voorbij aan het samen een goede analyse maken en aan het samenwerken met het gezin. Huiselijk geweld of kindermishandeling is niet morgen structureel opgelost, al zou iedereen dat wel graag willen. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid vooral bij het gezin zelf. Wij als professionals kunnen het gezin faciliteren om tot een plan te komen dat een oplossing kan bieden.’
‘Ja, dat klopt. Ik pak er dan vaak een vel papier bij en teken en schrijf steekwoorden op die de ouders zeggen. Ouders ervaren in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling veel stress en bij stress kun je niet goed nadenken: het is dan makkelijker praten via zo’n overzicht op papier, het helpt te ordenen. Bovendien hoef je elkaar niet steeds aan te kijken, dat praat ook makkelijker.
Ik herinner me een gesprek met ouders waarin de moeder aangaf niet te weten of ze de relatie nog wilde voortzetten en de vader er juist voor wilde vechten. Ik schreef beide standpunten op een vel papier en we spraken erover, waarna ik er steeds dingen bij schreef en tekende. Zo werd veel inzichtelijker wat ze precies bedoelden en wat er speelde.
Vaak begrijpen mensen vervolgens steeds beter waar het bij hen over gaat. En gaan ze zelf vragen stellen over waar ze hulp bij willen.’
‘Zelf probeer ik zo min mogelijk voorinformatie te hebben als ik een gesprek inga. Ik bedenk ook niet van tevoren wat ik allemaal ga bespreken. Dat maakt de kans groter dat ik de mensen vanuit een zo gelijkwaardig mogelijke positie leer kennen.
Daarnaast probeer ik me voor en tijdens het gesprek bewust te zijn van mijn eigen oordeel en dit opzij te zetten. Ik wil ervan uitgaan dat iedere ouder de intentie heeft om een goede ouder te zijn. Zo was ik een keer betrokken bij een politie-inval, waarbij ouders werden gearresteerd omdat ze drugs dealden. Je denkt dan al snel: die mensen deugen niet. Maar mensen maken soms onverstandige keuzes, in dit geval bleken ze te dealen omdat ze hun kinderen elke dag te eten wilden geven. Dat maakte hen geen slechte ouders.’
‘Ik denk dat je meer onbevangen met die ouders in gesprek moet gaan en vanuit oprechte nieuwsgierigheid kunt vragen: hoe is het eigenlijk bij jullie thuis? En daar is veel zelfreflectie voor nodig, geen mens is namelijk zonder oordeel. Maar het is wel je taak als professional om je bewust te zijn van je oordeel en hoe je naar ouders kijkt.’
‘Als je zorgen hebt over een gezin en het initiatief neemt om je zorgen te bespreken, kom je vaak terecht in je verantwoordelijk voelen voor de situatie en daarmee voor het oplossen ervan. Dat zie ik vaak in de praktijk: we willen helpen en het liefst de situatie zo snel mogelijk oplossen, maar wat als die ouders het niet met je eens zijn en je tegenover elkaar komt te staan? Je denkt toch: wat als de ouders boos worden? Je vraagt je af: ben ik wel degene die zich hiermee moet bemoeien? Dit maakt het gesprek aangaan moeilijk.’
interview
7 min.
Waarom vinden professionals het vaak moeilijk om zorgen over een thuissituatie met ouders te bespreken?
Annemarie van Dijk
Stap 3 van de meldcode, je zorgen bespreken met het gezin, vinden veel professionals lastig. Dat hoeft het niet te zijn, zegt Sanne Eggen, als je inzet op een respectvolle en gelijkwaardige samenwerking. ‘Neem de tijd, creëer rust.’
‘Je denkt toch: wat als de ouders boos worden?’
‘Als je snel stappen wilt zetten, ga je voorbij aan het samen een goede analyse maken’
‘Ik houd steeds in mijn achterhoofd dat een gezin uit veel meer bestaat dan alleen onveiligheid’
‘Ik probeer met zo min mogelijk voorinformatie een gesprek in te gaan’
‘Klopt, vraag daarom goed uit hoe veiligheid er voor de anderen uitziet. Je hebt verschillende vormen van veiligheid, zoals fysieke veiligheid, emotionele veiligheid, geborgenheid, voorzien zijn in je basisbehoeften en geen dreiging of geweld ervaren. Veiligheid is eigenlijk vooral een gevoel, en dat kan voor iedereen een andere invulling hebben. Dit gevoel wordt ook bepaald door wat je hebt meegemaakt, je karakter, door de mensen die je om je heen hebt, et cetera. En als een gezinslid al twintig jaar in dezelfde, onveilige gezinssituatie zit, kan dat vertrouwd voelen en verwarren met veiligheid.
Het is goed om stil te staan bij veiligheid, met alle betrokkenen: het gezin, de mensen die bij hen horen en de professionals. En als jij weet wat veiligheid voor de anderen betekent, kun je het gezin beter faciliteren in het maken van een plan.’
Je zei dat iedereen iets anders kan verstaan onder ‘veiligheid’?
‘Omdat alle perspectieven tellen, zeker ook die van het gezin. Eén perspectief is nooit “het” perspectief. Een voorbeeld: een moeder rookt in de avond een joint om rustig te worden, waardoor er minder ruzie is in het gezin. Is dat helpend of toch een risico? Dan kom je ook bij de vraag: wat is veiligheid? Daar kunnen verschillende visies op zijn. Leg die vraag op tafel bij het gezin, zodat alle perspectieven de ruimte krijgen.
Overigens kan overleggen met een collega zeker nuttig zijn. Niet vanuit het praten over het gezin, maar om elkaar te helpen bij die onbevangenheid, door elkaar te helpen reflecteren. En als je het lastig vindt om je met bepaalde ouders te verbinden, kun je er - bijvoorbeeld door intervisie – achter komen dat je niet de juiste persoon bent om met het gezin in gesprek te gaan. Een goede match tussen hulpverlener en gezin is namelijk een van de belangrijkste factoren voor het slagen van de hulp.’
Waarom is het niet goed om iets te bespreken zonder het gezin erbij?
Nog een voorbeeld: na een gesprek met het gezin even napraten met collega’s. Zo’n moment lijkt bij het werk te horen, maar je gaat het dan toch over die mensen hebben, terwijl tijdens het gesprek alles gezegd zou moeten zijn.’
‘Napraten met een collega lijkt erbij te horen, maar tijdens het gesprek met een gezin zou alles gezegd moeten zijn’
‘Zeker. Wij hulpverleners praten te veel óver gezinnen in plaats van mét. Tijdens overleggen delen we al snel negatieve informatie over een gezin. Dan wordt het moeilijker om het gesprek onbevangen in te gaan. Bijvoorbeeld als een collega zegt: “O, dat is een pittige tante, die moeder. Succes ermee!” Daarmee helpen we elkaar niet, al denken we dat vaak wel te doen door een collega bijvoorbeeld te waarschuwen.
Je moet dus niet te snel willen. Heb je nog meer don’ts?
‘Ik ben geen ervaringsdeskundige, maar ik heb me verdiept in gezinnen waarin geweld speelt. Het raakt me dat mensen zo’n hoge drempel voelen om hulp te durven vragen als er thuis sprake is van geweld: er staat onze maatschappij dus iets te doen! Uit onderzoek blijkt dat het 30 procent van de gezinnen lukt om het geweld te stoppen. Wat maakt dat het die mensen lukt? En hoe kan ik eraan bijdragen dat gezinsleden en hulpverleners niet tegenover elkaar komen te staan? Daar wil ik me voor inzetten.’
Tot slot: wat drijft jou om zo positief, respectvol en gelijkwaardig met gezinnen te praten?
Woorden doen ertoe
Met het gebruik van vakjargon vergroten we volgens Sanne Eggen de afstand tot gezinnen. ‘Ik denk dat wij professionals vooral in rapportages te veel jargon gebruiken: cliënt, casus, zaak, casemanager, hulpvraag, netwerk, ketenpartner. Noem iets gewoon bij de naam, zoals het gezin het ook zegt. Vraag jezelf af: voor wie schrijf ik dit? Niet ‘casus’ maar ‘gezin’. Niet ‘casemanager’ maar ‘ik ben Sanne’, en dan uitleggen waar je werkt en wat je doet. Schrijf in een verslag niet ‘ouder van’ of ‘mevrouw’ maar ‘moeder Jacqueline’ en noem de kinderen gewoon bij de naam. En bij twijfel: overleg met het gezin zelf over hoe je iets zou kunnen opschrijven.’
‘Veel professionals willen heel snel stappen zetten. Omdat ze de verantwoordelijkheid voelen voor de veiligheid van de kinderen en/of het gezin, omdat ze bang zijn dat het misgaat en zich ook nog moeten gaan verantwoorden, of omdat ze tijdsdruk voelen.
Maar in de snelheid ga je voorbij aan het samen een goede analyse maken en aan het samenwerken met het gezin. Huiselijk geweld of kindermishandeling is niet morgen structureel opgelost, al zou iedereen dat wel graag willen. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid vooral bij het gezin zelf. Wij als professionals kunnen het gezin faciliteren om tot een plan te komen dat een oplossing kan bieden.’
Maar het gaat om serieuze zorgen. Moet je niet meer vaart maken?
‘Als je snel stappen wilt zetten, ga je voorbij aan het samen een goede analyse maken’
‘De volgende vraag is: wat heb je nodig? Dat is een heel moeilijke vraag. Niet iedereen kan zomaar bedenken wat hij of zij nodig heeft. Als hulpverlener kun je helpen om inzicht en overzicht te creëren, waardoor mensen zelf weer kunnen nadenken over wat ze nodig hebben en wat ze zelf te doen staat. Zo stel je de ander in staat om zelf, in eigen tempo, tot een oplossing te komen. Daarbij hanteer je een goede balans tussen sturen en faciliteren.’
Hoe ga je dan verder?
‘Ja, dat klopt. Ik pak er dan vaak een vel papier bij en teken en schrijf steekwoorden op die de ouders zeggen. Ouders ervaren in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling veel stress en bij stress kun je niet goed nadenken: het is dan makkelijker praten via zo’n overzicht op papier, het helpt te ordenen. Bovendien hoef je elkaar niet steeds aan te kijken, dat praat ook makkelijker.
Ik herinner me een gesprek met ouders waarin de moeder aangaf niet te weten of ze de relatie nog wilde voortzetten en de vader er juist voor wilde vechten. Ik schreef beide standpunten op een vel papier en we spraken erover, waarna ik er steeds dingen bij schreef en tekende. Zo werd veel inzichtelijker wat ze precies bedoelden en wat er speelde.
Vaak begrijpen mensen vervolgens steeds beter waar het bij hen over gaat. En gaan ze zelf vragen stellen over waar ze hulp bij willen.’
Ondanks dat alles kunnen ouders het toch moeilijk vinden om te praten…
‘De tijd nemen en rust creëren. Zodat alle gesprekspartners zich op hun gemak kunnen gaan voelen. We zijn geneigd om vrij snel intieme vragen aan gezinnen te stellen, want we willen graag snel tot de kern komen. Maar help eerst de ouders zicht te krijgen op wie er aan tafel zit en vanuit welke organisatie of opdracht je daar zit. Pas dan kan de ander van alles over de gezinssituatie gaan vertellen.
Daarnaast probeer ik me tijdens het gesprek steeds te verplaatsen in hoe het voor die ander is. Het kan ontzettend eng zijn om te praten over een onveilige situatie bij je thuis. Ouders zijn bang dat hun kind uit huis wordt gehaald, dat is voor hen een reële angst.
Daarbij houd ik steeds in mijn achterhoofd dat een gezin uit veel meer bestaat dan alleen onveiligheid. Dat is bepalend voor hoe je vragen stelt: zijn je vragen alleen gericht op het probleem, of vraag je naar hun hele verhaal?
Verder is het belangrijk om tijdens het gesprek goed te luisteren. Dat laatste doe je niet alleen met je oren maar ook door te kijken: wat gebeurt er met iemand als ik een vraag stel?’
Wat is behalve onbevangenheid nog meer belangrijk?
‘Ik houd steeds in mijn achterhoofd dat een gezin uit veel meer bestaat dan alleen onveiligheid’
‘Zelf probeer ik zo min mogelijk voorinformatie te hebben als ik een gesprek inga. Ik bedenk ook niet van tevoren wat ik allemaal ga bespreken. Dat maakt de kans groter dat ik de mensen vanuit een zo gelijkwaardig mogelijke positie leer kennen.
Daarnaast probeer ik me voor en tijdens het gesprek bewust te zijn van mijn eigen oordeel en dit opzij te zetten. Ik wil ervan uitgaan dat iedere ouder de intentie heeft om een goede ouder te zijn. Zo was ik een keer betrokken bij een politie-inval, waarbij ouders werden gearresteerd omdat ze drugs dealden. Je denkt dan al snel: die mensen deugen niet. Maar mensen maken soms onverstandige keuzes, in dit geval bleken ze te dealen omdat ze hun kinderen elke dag te eten wilden geven. Dat maakte hen geen slechte ouders.’
Maar hoe doe je dat: onbevangen zijn?
‘Ik probeer met zo min mogelijk voorinformatie een gesprek in te gaan’
‘Ik denk dat je meer onbevangen met die ouders in gesprek moet gaan en vanuit oprechte nieuwsgierigheid kunt vragen: hoe is het eigenlijk bij jullie thuis? En daar is veel zelfreflectie voor nodig, geen mens is namelijk zonder oordeel. Maar het is wel je taak als professional om je bewust te zijn van je oordeel en hoe je naar ouders kijkt.’
Wat kunnen we doen tegen die angst om verkeerd begrepen te worden?
‘Als je zorgen hebt over een gezin en het initiatief neemt om je zorgen te bespreken, kom je vaak terecht in je verantwoordelijk voelen voor de situatie en daarmee voor het oplossen ervan. Dat zie ik vaak in de praktijk: we willen helpen en het liefst de situatie zo snel mogelijk oplossen, maar wat als die ouders het niet met je eens zijn en je tegenover elkaar komt te staan? Je denkt toch: wat als de ouders boos worden? Je vraagt je af: ben ik wel degene die zich hiermee moet bemoeien? Dit maakt het gesprek aangaan moeilijk.’
Sanne Eggen is gedragswetenschapper, projectleider en trainer voor jeugdprofessionals. Ze werkte jarenlang als coördinator van een lokaal team Jeugd en weet veel over hoe je respectvol en gelijkwaardig samenwerkt met gezinnen waar huiselijk geweld of kindermishandeling speelt.
Meer informatie: visieopjeugd.nl
Waarom vinden professionals het vaak moeilijk om zorgen over een thuissituatie met ouders te bespreken?
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina
7 min.
Annemarie van Dijk
interview
Stap 3 van de meldcode, je zorgen bespreken met het gezin, vinden veel professionals lastig. Dat hoeft het niet te zijn, zegt Sanne Eggen, als je inzet op een respectvolle en gelijkwaardige samenwerking. ‘Neem de tijd, creëer rust.’
‘Je denkt toch: wat als de ouders boos worden?’