‘Iedere behandelaar heeft er belang bij te weten wat er na een melding gebeurt’ 

Er is te weinig terugkoppeling door Veilig Thuis

Reden 3:

Dubbel spoor

Reden 1:

Forensisch professionals zijn zelf expert

Meer informatie

Om de Meldcode in de organisatie te implementeren en het gebruik ervan te bevorderen is de aandachtsfunctionaris een basisvoorwaarde. Zo’n functionaris zorgt er onder andere voor dat er scholing wordt georganiseerd rondom de toepassing van de verbeterde Meldcode, dient als aanspreekpunt, is contactpersoon voor Veilig Thuis, belt achter meldingen aan. Diderich: ‘Voor een reguliere professional is het onhaalbaar om alles na te lopen. Een - geschoolde - aandachtsfunctionaris dient echter wel een serieuze aanstelling te krijgen en voldoende uren en mandaat om dit soort taken te kunnen uitvoeren.’ 

Meer informatie: LVAK

Ieder team een aandachtsfunctionaris

‘Als er na 6 weken nog steeds sprake is van onveiligheid of geweld, dan doen we een melding’

Deel deze pagina:

De Meldcode in de forensische sector

Zelf achteraan bellen

De Waag-medewerker Carlijn de Beunje is er heel duidelijk over: er is geen terugkoppeling. ‘Eén keer heb ik er zo specifiek om gevraagd dat ik werd teruggebeld, maar in principe horen we hier in Leiden nooit meer iets na een melding. Zelf heb ik voldoende expertise in huis om daar niet zenuwachtig van te worden. Maar iedere behandelaar heeft er belang bij te weten wat er na de melding gebeurt, omdat het invloed heeft op de behandeling. Hierin valt dus nog winst te behalen.’

Diderich denkt dat het een goed idee zou zijn als Veilig Thuis een speciale portal zou krijgen waar de forensische behandelaar samen met de cliënt kan inloggen. In die portal worden de afspraken genoteerd die gemaakt worden met de cliënt, de behandelaar, Veilig Thuis en andere betrokkenen zoals het wijkteam. Zo kunnen behandelaar en cliënt samen volgen hoe het gaat met de afspraken. En als het wijkteam voor een gesloten deur stond, kan de behandelaar dit aankaarten bij de cliënt. Op deze manier wordt er intensief samengewerkt en wordt de cliënt betrokken.

Het komt bij haar inderdaad af en toe voor, zegt reclasseringsmedewerker Adrianne van Balen, dat er geen opvolging is na een melding. Zelf heeft ze, als aandachtsfunctionaris, ‘helaas geen tijd om achter zulke gevallen aan te bellen. Ik krijg twee uur per week voor deze taak. Bij ons is afgesproken dat de medewerker die de melding maakt ook zelf verantwoordelijk is voor de terugkoppeling. Het is op zich ook wel de tweede natuur van een reclasseringsmedewerker om daar achteraan te zitten, maar ik heb er geen zicht op of iedereen dat ook daadwerkelijk doet. Het is zonde; hier zouden we meer tijd voor moeten krijgen.’

Een andere uitkomst van Diderichs onderzoek is dat na een melding bij Veilig Thuis de betrokken instanties vaak maar matig samenwerken. Ze noemt een voorbeeld: ‘Cliënten van de reclassering komen vaak binnen via de politie, die op basis van dat incident al een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Veilig Thuis gaat aan de slag met die melding, maar er is daarna geen contact met de reclassering of de forensische behandelaar, terwijl ze daar veel baat bij zouden hebben. Het is heel nuttig om in contact te komen met de behandelaar van de cliënt die in eerste instantie het probleem heeft gemeld, als er een aanpak bedacht moet worden om de veiligheid te herstellen.’ 

Uit het onderzoek van Diderich blijkt geen terugkoppeling krijgen van Veilig Thuis, of op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken, een grote frustratie (36 procent is daarover ontevreden of heel erg ontevreden). Slechts 38 procent van de ondervraagde forensische professionals is tevreden over de betrokkenheid van Veilig Thuis na de melding, 42 procent ziet af van melden.

Bij de Waag is men niet zo bang voor weglopende cliënten, zegt Carlijn de Beunje, maar dat is ook niet gek, want er wordt praktisch nooit bij het eerste contact al gemeld. ‘Dat doen we simpelweg niet omdat cliënten juist bij óns aankloppen voor hulp.’ De Beunje neemt de tijd om een band op te bouwen. ‘Wij doen het als volgt: bij het intakegesprek wijzen we op de Meldcode en Kindcheck, om de cliënt duidelijk te maken dat we eventueel een melding moeten doen. De eerste zes weken nemen we de ruimte voor onder meer risicotaxatie en het opstellen van een behandelplan. Vervolgens evalueren we de situatie. Is er nog steeds sprake van onveiligheid of geweld, dan doen we een melding, bij voorkeur samen met de cliënt, omwille van de transparantie. Is de situatie verbeterd, dan melden we niet.’

In het ideale scenario, zegt Diderich, bekijken forensisch professionals eerst samen met de cliënt welke mogelijkheden ze zelf in huis hebben of kunnen organiseren om de veiligheid thuis te herstellen. Daarna volgt contact met Veilig Thuis voor de radarfunctie, en zo nodig kunnen ze aangeven of Veilig Thuis nog iets moet organiseren, bijvoorbeeld zicht op het kind.’ 

Reclasseringsmedewerker Van Balen ziet vooral voordelen aan de verplichte Kindcheck als onderdeel van de Meldcode: die kan handelingsverlegenheid bij professionals wegnemen. ‘En je legt aan je cliënt uit dat je die vragen nu eenmaal móét doornemen, of je het leuk vindt of niet. Of je dat dan het eerste of het vierde gesprek doet, dat zou dan niet moeten uitmaken.’

Er wordt binnen de forensische sector om nog een andere reden getwijfeld aan de meerwaarde van een melding bij Veilig Thuis, zegt Diderich: professionals zijn bang om hun cliënt of patiënt kwijt te raken. ‘Cliënten kunnen nogal eens verontwaardigd of zelfs agressief reageren op de aankondiging van een Veilig Thuis-melding door een forensisch professional, zeker wanneer dat zo’n beetje het eerste is wat ze bij binnenkomst te horen krijgen. Ze denken dat het een hoop ellende voor ze kan veroorzaken en dat kan hen ertoe doen besluiten dan maar te stoppen met hun behandeling. 

Het zou hen enorm helpen als ze eerst een band met hun cliënt kunnen opbouwen en vervolgens gezamenlijk melding kunnen doen bij Veilig Thuis. Dit ligt uiteraard heel anders als er acuut en ernstig gevaar dreigt.’ 

Je wilt de relatie met de cliënt niet schaden

Toch zijn niet alle forensische professionals negatief over de meldnorm. Adrianne van Balen is reclasseringsmedewerker en aandachtsfunctionaris bij Reclassering Nederland in de regio Rotterdam/Den Haag. Ook al doe je een melding, zegt ze, dan kun je nog steeds zelf ook hulp bieden. ‘Voorheen kon het wel gebeuren dat je dacht: oké, ik ga niet melden en ik los dit zelf op, maar dat de aandacht ervoor om welke reden dan ook een beetje wegvloeide. De verbeterde Meldcode voorkomt dat, doordat - wanneer je op basis van het afwegingskader in stap 4 concludeert dat er ernstige onveilige en/of schadelijke situaties zijn - er altijd moet worden gemeld. Ook als je inschat dat je als organisatie zelf hulp kunt organiseren.’

Carlijn de Beunje is gz-psycholoog in opleiding bij de Waag in Leiden, een organisatie voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg. ‘Wij kunnen zelf goed afwegen wat nodig is. We maken veiligheidsafspraken voor welk delictgedrag dan ook en we blijven evalueren. Alleen wanneer er iets speelt dat echt buiten mijn invloedssfeer ligt - er zijn bijvoorbeeld kinderen betrokken die ik nooit zie, of een onveilige thuissituatie houdt aan - dan bel ik met Veilig Thuis. Dat kan een officiële melding zijn, maar liever vraag ik eerst een anoniem adviesconsult aan. Je kunt je verhaal kwijt en werkt voor je gevoel echt samen aan een oplossing.’

De verbeterde Meldcode is voor veel sectoren een goed idee, blijkt volgens Diderich uit ander onderzoek. ‘Wanneer professionals met korte contacten met de cliënt, zoals een huisarts of een spoedeisende hulp verpleegkundige een Veilig Thuis-melding doet, neemt Veilig Thuis het over en organiseert passende hulp. Dan is zo’n melding heel nuttig.’ Maar dat geldt volgens Diderich lang niet altijd voor de forensische sector. ‘Daar werken professionals die langdurig cliëntencontact hebben; ze zijn expert in het werken met cliënten met ernstige, vaak psychiatrische problemen.’

Anders dan uit een eerder onderzoek naar de toepassing van de Kindcheck in de GGZ, bleek in het huidige onderzoek naar de forensische sector dat deze professionals al ervaren zijn met het werken met de Kindcheck, met risicotaxaties, en dat ze bekwaam zijn in het opstellen van veiligheidsplannen. Daarnaast hebben forensische professionals bijna allemaal (97 procent) de mogelijkheid om de partner van de cliënt te spreken. En 74 procent heeft de mogelijkheid om de kinderen te spreken dan wel door te verwijzen. En systeemgesprekken kunnen bij 85 procent van de ondervraagden worden georganiseerd.’ De forensische sector lijkt de Kindcheck dus minder nodig te hebben, concludeert Diderich op basis van haar onderzoek.

In 2019 maakte de meldingsvrijheid voor forensisch professionals plaats voor een meldingsplicht. Tot 2019 mochten zij zelf beslissen of ze bij zorgen over de veiligheid van de thuissituatie van een cliënt zelf hulp organiseerden of een melding bij Veilig Thuis deden. In de verbeterde Meldcode – die dus sinds 2019 van kracht is – is die keuzemogelijkheid verdwenen. Dat betekent: de forensisch specialist moet volgens de professionele normen uit het afwegingskader bij zorgen altijd melden, ongeacht de inschatting of met eigen expertise een veiligheidsissue opgelost kan worden.

Hoewel het een meldnorm betreft, voelt het soms als een meldplicht. Uit het onderzoek onder forensisch professionals blijkt dat 37 procent zich vaak of altijd gedwongen voelt om te melden. Waarom is dit percentage zo laag? En wat zijn de twijfels onder forensische professionals? Onderzoeker Diderich noemt drie belangrijke redenen - en professionals reageren:

Onderzoeker Hester Diderich kreeg van ZonMw subsidie om de implementatie van de Kindcheck in de forensische sector een impuls te geven. Ze deed uitvoerig onderzoek onder professionals in deze sector, om te achterhalen in hoeverre de verbeterde Meldcode geborgd is en wat eventuele faciliterende en belemmerende factoren zijn in het werken met de Kindcheck. Onder die professionals vallen ook medewerkers van het Leger des Heils en de forensische sector, zoals tbs-klinieken, forensische GGZ en reclassering. Juist voor een deel van hen is de verbeterde Meldcode minder werkbaar, ontdekte Diderich. 

De vijf stappen in de Meldcode helpen professionals die met volwassenen, kinderen of gezinnen werken om bij een vermoeden van fysiek, psychisch of seksueel geweld te bepalen of al dan niet een melding bij Veilig Thuis moet worden gedaan. Onderdeel van de eerste stap van de Meldcode is de Kindcheck: je gaat na of een cliënt zorgt voor, of regelmatig contact heeft met, minderjarige kinderen en hoeverre er sprake kan zijn van onveiligheid. Is dit het geval, dan volgt een melding bij Veilig Thuis.

De Kindcheck moet ervoor zorgen dat we kinderen in beeld krijgen die ernstig risico lopen op mishandeling of verwaarlozing. Dit werkt, blijkt uit het promotieonderzoek van Diderich: 91 procent van de meldingen op basis van oudersignalen leidt tot constatering van kindermishandeling of -verwaarlozing. Driekwart van die gevallen was nog niet bekend bij Veilig Thuis. 

Kijk hier voor meer informatie over de Kindcheck.

Waarom de Kindcheck?

kindcheck

7 min.

Jasper van den Bovenkamp

De verbeterde Meldcode en de Kindcheck hebben al veel verborgen kindermishandeling aan het licht gebracht. Maar ze zitten professionals in de forensische sector soms ook lelijk in de weg, ontdekte onderzoeker Hester Diderich. Waarom? Lees de 3 belangrijkste redenen én reacties van forensische professionals. 

De Meldcode in de forensische sector: wat kan er beter? 

Reden 2:

Een belangrijk advies van Diderich op basis van haar bevindingen is: werk veel intensiever samen. ‘Er moet structureel overleg komen over samenwerking en beleid tussen de aandachtsfunctionaris en een - bij voorkeur vaste - afgevaardigde van Veilig Thuis. Veilig Thuis-medewerkers leren zo de expertise van forensisch professionals op waarde te schatten, en geven hen vaker en meer ruimte om die expertise in te zetten. De forensische professional kan meer vertrouwen in Veilig Thuis krijgen als dit overleg steeds met dezelfde persoon is.’ 

Van belang is natuurlijk dat je er als professional op moet kunnen vertrouwen dat er na je melding een samenwerking met ketenpartners ontstaat. Waar de bedoelde samenwerking al goed verloopt, zo constateert Diderich, zie je dat de ervaringen met Veilig Thuis heel positief zijn.

‘Structureel overleg is nodig’ 

Advies:

Meer informatie

Een belangrijk advies van Diderich op basis van haar bevindingen is: werk veel intensiever samen. ‘Er moet structureel overleg komen over samenwerking en beleid tussen de aandachtsfunctionaris en een - bij voorkeur vaste - afgevaardigde van Veilig Thuis. Veilig Thuis-medewerkers leren zo de expertise van forensisch professionals op waarde te schatten, en geven hen vaker en meer ruimte om die expertise in te zetten. De forensische professional kan meer vertrouwen in Veilig Thuis krijgen als dit overleg steeds met dezelfde persoon is.’ 

Van belang is natuurlijk dat je er als professional op moet kunnen vertrouwen dat er na je melding een samenwerking met ketenpartners ontstaat. Waar de bedoelde samenwerking al goed verloopt, zo constateert Diderich, zie je dat de ervaringen met Veilig Thuis heel positief zijn.

‘Structureel overleg is nodig’ 

Advies:

Om de Meldcode in de organisatie te implementeren en het gebruik ervan te bevorderen is de aandachtsfunctionaris een basisvoorwaarde. Zo’n functionaris zorgt er onder andere voor dat er scholing wordt georganiseerd rondom de toepassing van de verbeterde Meldcode, dient als aanspreekpunt, is contactpersoon voor Veilig Thuis, belt achter meldingen aan. Diderich: ‘Voor een reguliere professional is het onhaalbaar om alles na te lopen. Een - geschoolde - aandachtsfunctionaris dient echter wel een serieuze aanstelling te krijgen en voldoende uren en mandaat om dit soort taken te kunnen uitvoeren.’ 

Meer informatie: LVAK

Ieder team een aandachtsfunctionaris

De Waag-medewerker Carlijn de Beunje is er heel duidelijk over: er is geen terugkoppeling. ‘Eén keer heb ik er zo specifiek om gevraagd dat ik werd teruggebeld, maar in principe horen we hier in Leiden nooit meer iets na een melding. Zelf heb ik voldoende expertise in huis om daar niet zenuwachtig van te worden. Maar iedere behandelaar heeft er belang bij te weten wat er na de melding gebeurt, omdat het invloed heeft op de behandeling. Hierin valt dus nog winst te behalen.’

Diderich denkt dat het een goed idee zou zijn als Veilig Thuis een speciale portal zou krijgen waar de forensische behandelaar samen met de cliënt kan inloggen. In die portal worden de afspraken genoteerd die gemaakt worden met de cliënt, de behandelaar, Veilig Thuis en andere betrokkenen zoals het wijkteam. Zo kunnen behandelaar en cliënt samen volgen hoe het gaat met de afspraken. En als het wijkteam voor een gesloten deur stond, kan de behandelaar dit aankaarten bij de cliënt. Op deze manier wordt er intensief samengewerkt en wordt de cliënt betrokken.

‘Iedere behandelaar heeft er belang bij te weten wat er na een melding gebeurt’ 

Het komt bij haar inderdaad af en toe voor, zegt reclasseringsmedewerker Adrianne van Balen, dat er geen opvolging is na een melding. Zelf heeft ze, als aandachtsfunctionaris, ‘helaas geen tijd om achter zulke gevallen aan te bellen. Ik krijg twee uur per week voor deze taak. Bij ons is afgesproken dat de medewerker die de melding maakt ook zelf verantwoordelijk is voor de terugkoppeling. Het is op zich ook wel de tweede natuur van een reclasseringsmedewerker om daar achteraan te zitten, maar ik heb er geen zicht op of iedereen dat ook daadwerkelijk doet. Het is zonde; hier zouden we meer tijd voor moeten krijgen.’

Zelf achteraan bellen

Een andere uitkomst van Diderichs onderzoek is dat na een melding bij Veilig Thuis de betrokken instanties vaak maar matig samenwerken. Ze noemt een voorbeeld: ‘Cliënten van de reclassering komen vaak binnen via de politie, die op basis van dat incident al een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Veilig Thuis gaat aan de slag met die melding, maar er is daarna geen contact met de reclassering of de forensische behandelaar, terwijl ze daar veel baat bij zouden hebben. Het is heel nuttig om in contact te komen met de behandelaar van de cliënt die in eerste instantie het probleem heeft gemeld, als er een aanpak bedacht moet worden om de veiligheid te herstellen.’ 

Uit het onderzoek van Diderich blijkt geen terugkoppeling krijgen van Veilig Thuis, of op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken, een grote frustratie (36 procent is daarover ontevreden of heel erg ontevreden). Slechts 38 procent van de ondervraagde forensische professionals is tevreden over de betrokkenheid van Veilig Thuis na de melding, 42 procent ziet af van melden.

Er is te weinig terugkoppeling door Veilig Thuis

Reden 3:

Bij de Waag is men niet zo bang voor weglopende cliënten, zegt Carlijn de Beunje, maar dat is ook niet gek, want er wordt praktisch nooit bij het eerste contact al gemeld. ‘Dat doen we simpelweg niet omdat cliënten juist bij óns aankloppen voor hulp.’ De Beunje neemt de tijd om een band op te bouwen. ‘Wij doen het als volgt: bij het intakegesprek wijzen we op de Meldcode en Kindcheck, om de cliënt duidelijk te maken dat we eventueel een melding moeten doen. De eerste zes weken nemen we de ruimte voor onder meer risicotaxatie en het opstellen van een behandelplan. Vervolgens evalueren we de situatie. Is er nog steeds sprake van onveiligheid of geweld, dan doen we een melding, bij voorkeur samen met de cliënt, omwille van de transparantie. Is de situatie verbeterd, dan melden we niet.’

In het ideale scenario, zegt Diderich, bekijken forensisch professionals eerst samen met de cliënt welke mogelijkheden ze zelf in huis hebben of kunnen organiseren om de veiligheid thuis te herstellen. Daarna volgt contact met Veilig Thuis voor de radarfunctie, en zo nodig kunnen ze aangeven of Veilig Thuis nog iets moet organiseren, bijvoorbeeld zicht op het kind.’ 

Reclasseringsmedewerker Van Balen ziet vooral voordelen aan de verplichte Kindcheck als onderdeel van de Meldcode: die kan handelingsverlegenheid bij professionals wegnemen. ‘En je legt aan je cliënt uit dat je die vragen nu eenmaal móét doornemen, of je het leuk vindt of niet. Of je dat dan het eerste of het vierde gesprek doet, dat zou dan niet moeten uitmaken.’

‘Als er na 6 weken nog steeds sprake is van onveiligheid of geweld, dan doen we een melding’

Er wordt binnen de forensische sector om nog een andere reden getwijfeld aan de meerwaarde van een melding bij Veilig Thuis, zegt Diderich: professionals zijn bang om hun cliënt of patiënt kwijt te raken. ‘Cliënten kunnen nogal eens verontwaardigd of zelfs agressief reageren op de aankondiging van een Veilig Thuis-melding door een forensisch professional, zeker wanneer dat zo’n beetje het eerste is wat ze bij binnenkomst te horen krijgen. Ze denken dat het een hoop ellende voor ze kan veroorzaken en dat kan hen ertoe doen besluiten dan maar te stoppen met hun behandeling. 

Het zou hen enorm helpen als ze eerst een band met hun cliënt kunnen opbouwen en vervolgens gezamenlijk melding kunnen doen bij Veilig Thuis. Dit ligt uiteraard heel anders als er acuut en ernstig gevaar dreigt.’ 

Je wilt de relatie met de cliënt niet schaden

Reden 2:

Toch zijn niet alle forensische professionals negatief over de meldnorm. Adrianne van Balen is reclasseringsmedewerker en aandachtsfunctionaris bij Reclassering Nederland in de regio Rotterdam/Den Haag. Ook al doe je een melding, zegt ze, dan kun je nog steeds zelf ook hulp bieden. ‘Voorheen kon het wel gebeuren dat je dacht: oké, ik ga niet melden en ik los dit zelf op, maar dat de aandacht ervoor om welke reden dan ook een beetje wegvloeide. De verbeterde Meldcode voorkomt dat, doordat - wanneer je op basis van het afwegingskader in stap 4 concludeert dat er ernstige onveilige en/of schadelijke situaties zijn - er altijd moet worden gemeld. Ook als je inschat dat je als organisatie zelf hulp kunt organiseren.’

Carlijn de Beunje is gz-psycholoog in opleiding bij de Waag in Leiden, een organisatie voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg. ‘Wij kunnen zelf goed afwegen wat nodig is. We maken veiligheidsafspraken voor welk delictgedrag dan ook en we blijven evalueren. Alleen wanneer er iets speelt dat echt buiten mijn invloedssfeer ligt - er zijn bijvoorbeeld kinderen betrokken die ik nooit zie, of een onveilige thuissituatie houdt aan - dan bel ik met Veilig Thuis. Dat kan een officiële melding zijn, maar liever vraag ik eerst een anoniem adviesconsult aan. Je kunt je verhaal kwijt en werkt voor je gevoel echt samen aan een oplossing.’

Dubbel spoor

De verbeterde Meldcode is voor veel sectoren een goed idee, blijkt volgens Diderich uit ander onderzoek. ‘Wanneer professionals met korte contacten met de cliënt, zoals een huisarts of een spoedeisende hulp verpleegkundige een Veilig Thuis-melding doet, neemt Veilig Thuis het over en organiseert passende hulp. Dan is zo’n melding heel nuttig.’ Maar dat geldt volgens Diderich lang niet altijd voor de forensische sector. ‘Daar werken professionals die langdurig cliëntencontact hebben; ze zijn expert in het werken met cliënten met ernstige, vaak psychiatrische problemen.’

Anders dan uit een eerder onderzoek naar de toepassing van de Kindcheck in de GGZ, bleek in het huidige onderzoek naar de forensische sector dat deze professionals al ervaren zijn met het werken met de Kindcheck, met risicotaxaties, en dat ze bekwaam zijn in het opstellen van veiligheidsplannen. Daarnaast hebben forensische professionals bijna allemaal (97 procent) de mogelijkheid om de partner van de cliënt te spreken. En 74 procent heeft de mogelijkheid om de kinderen te spreken dan wel door te verwijzen. En systeemgesprekken kunnen bij 85 procent van de ondervraagden worden georganiseerd.’ De forensische sector lijkt de Kindcheck dus minder nodig te hebben, concludeert Diderich op basis van haar onderzoek.

Forensisch professionals zijn zelf expert

Reden 1:

De vijf stappen in de Meldcode helpen professionals die met volwassenen, kinderen of gezinnen werken om bij een vermoeden van fysiek, psychisch of seksueel geweld te bepalen of al dan niet een melding bij Veilig Thuis moet worden gedaan. Onderdeel van de eerste stap van de Meldcode is de Kindcheck: je gaat na of een cliënt zorgt voor, of regelmatig contact heeft met, minderjarige kinderen en hoeverre er sprake kan zijn van onveiligheid. Is dit het geval, dan volgt een melding bij Veilig Thuis.

De Kindcheck moet ervoor zorgen dat we kinderen in beeld krijgen die ernstig risico lopen op mishandeling of verwaarlozing. Dit werkt, blijkt uit het promotieonderzoek van Diderich: 91 procent van de meldingen op basis van oudersignalen leidt tot constatering van kindermishandeling of -verwaarlozing. Driekwart van die gevallen was nog niet bekend bij Veilig Thuis. 

Kijk hier voor meer informatie over de Kindcheck.

Waarom de Kindcheck?

In 2019 maakte de meldingsvrijheid voor forensisch professionals plaats voor een meldingsplicht. Tot 2019 mochten zij zelf beslissen of ze bij zorgen over de veiligheid van de thuissituatie van een cliënt zelf hulp organiseerden of een melding bij Veilig Thuis deden. In de verbeterde Meldcode – die dus sinds 2019 van kracht is – is die keuzemogelijkheid verdwenen. Dat betekent: de forensisch specialist moet volgens de professionele normen uit het afwegingskader bij zorgen altijd melden, ongeacht de inschatting of met eigen expertise een veiligheidsissue opgelost kan worden.

Hoewel het een meldnorm betreft, voelt het soms als een meldplicht. Uit het onderzoek onder forensisch professionals blijkt dat 37 procent zich vaak of altijd gedwongen voelt om te melden. Waarom is dit percentage zo laag? En wat zijn de twijfels onder forensische professionals? Onderzoeker Diderich noemt drie belangrijke redenen - en professionals reageren:

De Meldcode in de forensische sector

Onderzoeker Hester Diderich kreeg van ZonMw subsidie om de implementatie van de Kindcheck in de forensische sector een impuls te geven. Ze deed uitvoerig onderzoek onder professionals in deze sector, om te achterhalen in hoeverre de verbeterde Meldcode geborgd is en wat eventuele faciliterende en belemmerende factoren zijn in het werken met de Kindcheck. Onder die professionals vallen ook medewerkers van het Leger des Heils en de forensische sector, zoals tbs-klinieken, forensische GGZ en reclassering. Juist voor een deel van hen is de verbeterde Meldcode minder werkbaar, ontdekte Diderich. 

De verbeterde Meldcode en de Kindcheck hebben al veel verborgen kindermishandeling aan het licht gebracht. Maar ze zitten professionals in de forensische sector soms ook lelijk in de weg, ontdekte onderzoeker Hester Diderich. Waarom? Lees de 3 belangrijkste redenen én reacties van forensische professionals. 

De Meldcode in de forensische sector: wat kan er beter? 

kindcheck

7 min.

Jasper van den Bovenkamp

Deel deze pagina:

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm