Kijk voor meer informatie over dit onderzoek op de websites van SAMEN en van ZonMw.

ZonMw steunt het onderzoek dat TNO en de Haagse Hogeschool doen naar óf en hoe ervaringskennis van professionals zinvol benut kan worden in de hulp aan gezinnen waar huiselijk geweld speelt. Voor het onderzoek werden een quickscan uitgevoerd onder 80 respondenten en ruim 50 interviews gehouden met professionals, studenten en cliënten en enkele focusgroepen. Dit zijn de belangrijkste aanbevelingen:

  • De ervaringskennis van professionals is van meerwaarde in de begeleiding van cliënten en kan benut worden als zij in staat zijn hierop te reflecteren en de cliënt er baat bij heeft.
  • Er zou meer aandacht moeten komen binnen organisaties voor de ervaringen die professionals zelf hebben met partnergeweld en/of kindermishandeling, zodat zij worden uitgenodigd tot reflectie.
  • In de beroepsopleiding moet in het curriculum meer aandacht komen voor de ervaringskennis van studenten. Niet alleen ten aanzien van kindermishandeling, maar ook van andere (nare) levenservaringen die de vorming beïnvloeden.

Onderzoeksopzet en aanbevelingen

Vink heeft het niet onderzocht, maar vermoedt dat het merendeel van de professionals de eigen ervaringen gebruikt zonder daar expliciet over te zijn. ‘Maar ook in dat geval is er meerwaarde: er is een doorleefd begrijpen van hoe de problematiek werkt.’

Cornelissen begeleidde een meisje op een groep in een jeugdzorginstelling dat al veel had meegemaakt. ‘”Ik heb zo veel groepsleiders gezien,” zei ze, “maar bij jou heb ik het gevoel dat je me echt begrijpt. Ik weet niet waarom.” Ik antwoordde: “Dat komt misschien doordat ik ook op jouw stoel heb gezeten.” Kinderen met deze ervaringen voelen op de een of andere manier dat je het weet.’

Misschien is het een soort taal die je gebruikt, denkt Vink. Begrepen worden is cruciaal voor de kwaliteit van de behandelrelatie. Toch hoef je voor dat echte begrip niet per se een eigen ervaring te hebben. ‘Professionals die heel empathisch zijn, kunnen dat begrip ook hebben,’ zegt Cornelissen. ‘Het is niet zo dat het hebben van een nare ervaring een voorwaarde is voor goede hulpverlening. Als je die ervaring niet hebt: gelukkig maar!’

Lector Alie Weerman van Hogeschool Windesheim maakte in 2016 in haar onderzoek aannemelijk dat ervaringsdeskundigheid in het werk bepaalde kennis, attitude en vaardigheden bieden die een ‘onervaren’ professional niet heeft. Dat zijn bijvoorbeeld: dezelfde ‘taal’ spreken en goed kunnen aansluiten bij de cliënt, een rolmodel kunnen zijn en alert zijn op de bejegening. Het onderzoek ging over de inzet van ervaringsdeskundigheid in de zorg. Ook ervaringskennis van niet-professionals werd erin betrokken.  

Zie ook een eerder in Augeo Magazine verschenen artikel.

Dezelfde taal spreken

Vink: ‘Elke ervaring die je als therapeut kunt inzetten, kan van meerwaarde zijn’

Vink: ‘Het bieden van perspectief en hoop is van grote meerwaarde’

Wanneer inzetten?

Het TNO-onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Cora Bartelink van de Haagse Hogeschool binnen het Leernetwerk Kindermishandeling van de Academische Werkplaats SAMEN. Professionals, studenten en cliënten bogen zich over de vraag: in hoeverre gebruiken professionals eigen ervaringen in hun contact met gezinnen waar huiselijk geweld speelt, en hoe wenselijk is het om dat te doen? Ook de vraag hoe je dat het beste kunt doen en wat daarvoor de randvoorwaarden zijn, kwam aan bod: wat kunnen organisaties en beroepsopleidingen anders doen?

Leernetwerk Kindermishandeling

Eigen ervaringen

Cornelissen: ‘Ik heb de veiligheid van een kind scherper voor ogen doordat ik de impact ervan ken’

Deel deze pagina:

Empathie en begrip

Uitleggen waarom

Extra voelsprieten

Niet altijd openlijk

Veel voorkomend

Reflecteren

Daarnaast adviseert ze om de gesprekken breder te trekken dan alleen huiselijk geweld en kindermishandeling. ‘Misschien ben je opgegroeid in armoede, maar in een liefdevol gezin. Elke ervaring die je als therapeut kunt inzetten, kan van meerwaarde zijn.’ 

Reflecteer als collega’s regelmatig op onderwerpen als kindermishandeling en huiselijk geweld vult Cornelissen aan. ‘Over ouderschap wordt heel verschillend gedacht. Bespreek daarom: wat doet het met je als je geweld of verwaarlozing ziet, hoe kijken we er als organisatie naar en welke normen hanteren we?’

Soms reageren collega’s negatief op het delen van ervaringen door andere professionals omdat ze het ‘niet professioneel’ vinden. Cornelissen: ‘Je moet het kunnen uitleggen. Mijn collega’s mogen me er altijd op bevragen.’ Ze legt dan uit hoe ze haar ervaring nuttig maakt voor anderen.

Maar ook een open en veilig klimaat kan volgens haar bijdragen aan meer waardering voor ervaringsdeskundigheid. ‘De organisatie moet uitleggen dat ze dit thema belangrijk vindt en waarom,’ zegt Cornelissen. Ook leidinggevenden die meewerkten aan het onderzoek vinden dat belangrijk, vertelt Vink. ‘In sommige jeugdzorgorganisaties wordt eens in de zoveel tijd onder begeleiding van een psycholoog in de teams over eigen ervaringen gesproken, in andere gebeurt dat minder gestructureerd en zonder ondersteuning. Maar een goede begeleiding door een psycholoog is nodig.’

Sanne Cornelissen werkt bij Accare als orthopedagoog; ze houdt zich bezig met de verstoorde ontwikkeling van kinderen en de relatie tussen ouders en kinderen. Maar zelf had ze ook geen makkelijke jeugd. Als peuter vertoonde ze ‘lastig gedrag’. Toen haar moeder een nieuwe relatie kreeg, ontstonden er veel conflicten in huis. Haar stiefvader sloeg haar soms, of zette haar bij escalerende ruzies onder de koude douche. 

Door onder andere een verstoorde gehechtheid had ze als tiener gedragsproblemen, wat door de hulpverleners die over de vloer kwamen werd gelabeld als een gedragsstoornis. Op haar 13e is ze, nadat ze op school verteld had over een geweldsescalatie thuis, opgenomen in een jeugdzorginstelling. Daar verbleef ze drie jaar. ‘Eigenlijk was ik de zondebok van het gezinssysteem,’ zegt Cornelissen.

Wat is de toegevoegde waarde van de ervaringsdeskundigheid van professionals zoals Cornelissen? Remy Vink, onderzoeker bij TNO en auteur van de ‘Richtlijn Kindermishandeling voor de jeugdhulp en jeugdbescherming’, onderzocht die vraag. ‘We vermoedden al langer, ook op grond van signalen die we krijgen, dat velen die in de branche werken zelf nare jeugdervaringen hebben,’ zegt Vink. ‘Maar hoeveel dat er zijn en wat ze ermee doen, is een blinde vlek.’

De Amerikaanse social work-onderzoeker Phyllis Black stelt in haar onderzoek dat het percentage werknemers met nare jeugdervaringen in deze groep professionals vermoedelijk hoger is dan in andere beroepsgroepen, onder andere doordat zo’n jeugd de studiekeuze beïnvloedt.

En bij een meisje dat na een vechtscheiding uit huis is geplaatst, gebruikte Cornelissen haar eigen ervaringen om hoop te geven: ‘Ze vindt de uithuisplaatsing verschrikkelijk. Door haar mijn verleden te onthullen kan ik haar vertellen: je kunt het aan, je kunt het dragen. Als zij daardoor verder kan met haar leven, is dat waardevol.’ Vink is het met haar eens: ‘Het bieden van perspectief en hoop is van grote meerwaarde.’ 

De manier waarop het delen van ervaringen gebeurt, luistert nauw. De belangrijkste tip: houd afstand tot wat je is overkomen en houd je emoties in. Vink: ‘Wie te veel onthult, kan de cliënt het gevoel geven dat die voor jou moet zorgen.’

Op de vraag op welke momenten je eigen ervaringen het beste kunt inzetten, antwoordden de geïnterviewden in het onderzoek dat dat van de cliënt afhangt. ‘Het moet de cliënt helpen in het herstelproces,’ zegt Vink. Cornelissen deelt haar ervaringen als ze daarmee een cliënt kan stimuleren om zijn of haar verhaal te doen. ‘Soms vertel ik ouders in gezinnen waar geweld speelt over mijn eigen geschiedenis. Als ik zeg: “Wat ik meemaakte was erg, maar ik weet ook hoe moeilijk het voor mijn ouders geweest is”, haal ik schuld bij hen weg en help ik hen om open te zijn.’

De belangrijkste meerwaarde van ervaringskennis is het hebben van voelsprieten, blijkt uit het onderzoek. Vink: ‘Een extra alertheid voor dat dingetje in jouw ervaring waar jij gevoelig voor bent.’ Cornelissen herkent dat: ‘Ik heb de veiligheid van een kind scherper voor ogen doordat ik de impact ervan ken. Collega’s kunnen soms bang zijn om de behandelrelatie te verliezen. Als ik hen hoor zeggen: “Dit probleem is intergenerationeel, we kunnen er niks aan doen”, dan kom ik in opstand.’

Het is wel belangrijk dat professionals zich ervan bewust zijn dat die extra alertheid ook een valkuil kan zijn. Het kan ze overgevoelig laten reageren op pijnlijke herinneringen van de cliënt of ze kunnen er te veel op focussen, legt Vink uit. Cornelissen vult aan: ‘Maar professionals kunnen zich ook juist van gevoeligheden afkeren, omdat ze ze niet kunnen verdragen. Als ze dat niet beseffen, lopen ze het risico signalen van geweld te negeren.’

Voor het onderzoek vroeg TNO professionals die werken met slachtoffers van huiselijk geweld of kindermishandeling naar de eventuele meerwaarde van ervaringskennis. Daar kwam een gevarieerd beeld uit, omdat elke ervaring uniek is. ‘Over het algemeen is een meerderheid er voorstander van om eigen ervaringen in het werk te kunnen gebruiken,’ zegt Vink. De manier waarop professionals dat in de praktijk doen, loopt enorm uiteen. Zo interviewde zij een professional die haar ervaringen heel expliciet had verweven in haar werk, maar ook iemand van wie niemand wist wat haar was overkomen. ‘Deze vrouw zei dat ze haar ervaringen wel in haar houding meenam, en dat dat volgens haar effectief was.’

Orthopedagoog Cornelissen hoort weinig collega’s vertellen over hun jeugdervaringen. Dat komt waarschijnlijk doordat het gevoelig ligt om met kindermishandeling naar buiten te treden, want een coming-out betreft niet alleen jezelf, maar ook je ouders. Bovendien wordt er te snel gedacht in dader-slachtoffer-tegenstellingen, zegt Cornelissen. ‘Terwijl er zo veel grijstinten zijn. Veel kindermishandeling ontstaat uit machteloosheid en uitputting. Naast geweld of verwaarlozing is er vaak ook heel veel liefde en verbondenheid.’

Cornelissen noemt als voorbeeld een moeder die in haar jeugd door haar eigen vader was mishandeld. ‘Ze had traumaklachten ontwikkeld doordat ze er niet over kon praten. Dan heb je iemand nodig die zegt: ik snap dat het je vader is, maar er kunnen over hem meerdere verhalen naast elkaar bestaan.’

Dat alles trok diepe sporen in haar zelfbeeld. ‘Ik heb veel last gehad van het stigma dat op de psychiatrie rust. Als mensen me vroegen naar die drie jaar praatte ik er altijd een beetje omheen.’ Toch wil ze benadrukken dat ze haar ouders niks kwalijk neemt. ‘Die hebben hun best gedaan, zijn óók wanhopig geweest.’

Toen ze als pedagogisch medewerker werkte in de kinderopvang, kwam ze bij toeval in contact met Accare, de instelling waar ze als tiener had gezeten. Daar zagen ze dat ze goed op haar verleden kon reflecteren. Cornelissen werd uitgenodigd om als ervaringsdeskundige bij het FACT-team (team voor wijkgerichte ambulante behandeling in de GGZ, red.) te komen werken. Ze volgde achtereenvolgens een mbo-, hbo- en een universitaire opleiding orthopedagogiek, was aandachtsfunctionaris kindveiligheid en volgt momenteel een opleiding tot systeemtherapeut. 

6 min.

Annette Wiesman

‘Het lijkt erop dat veel professionals in de jeugdzorg zelf nare jeugdervaringen hebben,’ zegt Remy Vink van TNO. Zij onderzocht wat daarvan eventueel de meerwaarde kan zijn in hun werk. Orthopedagoog Sanne Cornelissen geeft haar persoonlijke visie op eigen ervaringen gebruiken in je werk.

Heeft ervaringsdeskundigheid meerwaarde in de jeugdzorg?

Kijk voor meer informatie over dit onderzoek op de websites van SAMEN en van ZonMw.

ZonMw steunt het onderzoek dat TNO en de Haagse Hogeschool doen naar óf en hoe ervaringskennis van professionals zinvol benut kan worden in de hulp aan gezinnen waar huiselijk geweld speelt. Voor het onderzoek werden een quickscan uitgevoerd onder 80 respondenten en ruim 50 interviews gehouden met professionals, studenten en cliënten en enkele focusgroepen. Dit zijn de belangrijkste aanbevelingen:

  • De ervaringskennis van professionals is van meerwaarde in de begeleiding van cliënten en kan benut worden als zij in staat zijn hierop te reflecteren en de cliënt er baat bij heeft.
  • Er zou meer aandacht moeten komen binnen organisaties voor de ervaringen die professionals zelf hebben met partnergeweld en/of kindermishandeling, zodat zij worden uitgenodigd tot reflectie.
  • In de beroepsopleiding moet in het curriculum meer aandacht komen voor de ervaringskennis van studenten. Niet alleen ten aanzien van kindermishandeling, maar ook van andere (nare) levenservaringen die de vorming beïnvloeden.

Onderzoeksopzet en aanbevelingen

Lector Alie Weerman van Hogeschool Windesheim maakte in 2016 in haar onderzoek aannemelijk dat ervaringsdeskundigheid in het werk bepaalde kennis, attitude en vaardigheden bieden die een ‘onervaren’ professional niet heeft. Dat zijn bijvoorbeeld: dezelfde ‘taal’ spreken en goed kunnen aansluiten bij de cliënt, een rolmodel kunnen zijn en alert zijn op de bejegening. Het onderzoek ging over de inzet van ervaringsdeskundigheid in de zorg. Ook ervaringskennis van niet-professionals werd erin betrokken.  

Zie ook een eerder in Augeo Magazine verschenen artikel.

Dezelfde taal spreken

Vink heeft het niet onderzocht, maar vermoedt dat het merendeel van de professionals de eigen ervaringen gebruikt zonder daar expliciet over te zijn. ‘Maar ook in dat geval is er meerwaarde: er is een doorleefd begrijpen van hoe de problematiek werkt.’

Cornelissen begeleidde een meisje op een groep in een jeugdzorginstelling dat al veel had meegemaakt. ‘”Ik heb zo veel groepsleiders gezien,” zei ze, “maar bij jou heb ik het gevoel dat je me echt begrijpt. Ik weet niet waarom.” Ik antwoordde: “Dat komt misschien doordat ik ook op jouw stoel heb gezeten.” Kinderen met deze ervaringen voelen op de een of andere manier dat je het weet.’

Misschien is het een soort taal die je gebruikt, denkt Vink. Begrepen worden is cruciaal voor de kwaliteit van de behandelrelatie. Toch hoef je voor dat echte begrip niet per se een eigen ervaring te hebben. ‘Professionals die heel empathisch zijn, kunnen dat begrip ook hebben,’ zegt Cornelissen. ‘Het is niet zo dat het hebben van een nare ervaring een voorwaarde is voor goede hulpverlening. Als je die ervaring niet hebt: gelukkig maar!’

Empathie en begrip

Daarnaast adviseert ze om de gesprekken breder te trekken dan alleen huiselijk geweld en kindermishandeling. ‘Misschien ben je opgegroeid in armoede, maar in een liefdevol gezin. Elke ervaring die je als therapeut kunt inzetten, kan van meerwaarde zijn.’ 

Reflecteer als collega’s regelmatig op onderwerpen als kindermishandeling en huiselijk geweld vult Cornelissen aan. ‘Over ouderschap wordt heel verschillend gedacht. Bespreek daarom: wat doet het met je als je geweld of verwaarlozing ziet, hoe kijken we er als organisatie naar en welke normen hanteren we?’

Vink: ‘Elke ervaring die je als therapeut kunt inzetten, kan van meerwaarde zijn’

Soms reageren collega’s negatief op het delen van ervaringen door andere professionals omdat ze het ‘niet professioneel’ vinden. Cornelissen: ‘Je moet het kunnen uitleggen. Mijn collega’s mogen me er altijd op bevragen.’ Ze legt dan uit hoe ze haar ervaring nuttig maakt voor anderen.

Maar ook een open en veilig klimaat kan volgens haar bijdragen aan meer waardering voor ervaringsdeskundigheid. ‘De organisatie moet uitleggen dat ze dit thema belangrijk vindt en waarom,’ zegt Cornelissen. Ook leidinggevenden die meewerkten aan het onderzoek vinden dat belangrijk, vertelt Vink. ‘In sommige jeugdzorgorganisaties wordt eens in de zoveel tijd onder begeleiding van een psycholoog in de teams over eigen ervaringen gesproken, in andere gebeurt dat minder gestructureerd en zonder ondersteuning. Maar een goede begeleiding door een psycholoog is nodig.’

Uitleggen waarom

En bij een meisje dat na een vechtscheiding uit huis is geplaatst, gebruikte Cornelissen haar eigen ervaringen om hoop te geven: ‘Ze vindt de uithuisplaatsing verschrikkelijk. Door haar mijn verleden te onthullen kan ik haar vertellen: je kunt het aan, je kunt het dragen. Als zij daardoor verder kan met haar leven, is dat waardevol.’ Vink is het met haar eens: ‘Het bieden van perspectief en hoop is van grote meerwaarde.’ 

De manier waarop het delen van ervaringen gebeurt, luistert nauw. De belangrijkste tip: houd afstand tot wat je is overkomen en houd je emoties in. Vink: ‘Wie te veel onthult, kan de cliënt het gevoel geven dat die voor jou moet zorgen.’

Vink: ‘Het bieden van perspectief en hoop is van grote meerwaarde’

Op de vraag op welke momenten je eigen ervaringen het beste kunt inzetten, antwoordden de geïnterviewden in het onderzoek dat dat van de cliënt afhangt. ‘Het moet de cliënt helpen in het herstelproces,’ zegt Vink. Cornelissen deelt haar ervaringen als ze daarmee een cliënt kan stimuleren om zijn of haar verhaal te doen. ‘Soms vertel ik ouders in gezinnen waar geweld speelt over mijn eigen geschiedenis. Als ik zeg: “Wat ik meemaakte was erg, maar ik weet ook hoe moeilijk het voor mijn ouders geweest is”, haal ik schuld bij hen weg en help ik hen om open te zijn.’

Wanneer inzetten?

De belangrijkste meerwaarde van ervaringskennis is het hebben van voelsprieten, blijkt uit het onderzoek. Vink: ‘Een extra alertheid voor dat dingetje in jouw ervaring waar jij gevoelig voor bent.’ Cornelissen herkent dat: ‘Ik heb de veiligheid van een kind scherper voor ogen doordat ik de impact ervan ken. Collega’s kunnen soms bang zijn om de behandelrelatie te verliezen. Als ik hen hoor zeggen: “Dit probleem is intergenerationeel, we kunnen er niks aan doen”, dan kom ik in opstand.’

Het is wel belangrijk dat professionals zich ervan bewust zijn dat die extra alertheid ook een valkuil kan zijn. Het kan ze overgevoelig laten reageren op pijnlijke herinneringen van de cliënt of ze kunnen er te veel op focussen, legt Vink uit. Cornelissen vult aan: ‘Maar professionals kunnen zich ook juist van gevoeligheden afkeren, omdat ze ze niet kunnen verdragen. Als ze dat niet beseffen, lopen ze het risico signalen van geweld te negeren.’

Cornelissen: ‘Ik heb de veiligheid van een kind scherper voor ogen doordat ik de impact ervan ken’

Voor het onderzoek vroeg TNO professionals die werken met slachtoffers van huiselijk geweld of kindermishandeling naar de eventuele meerwaarde van ervaringskennis. Daar kwam een gevarieerd beeld uit, omdat elke ervaring uniek is. ‘Over het algemeen is een meerderheid er voorstander van om eigen ervaringen in het werk te kunnen gebruiken,’ zegt Vink. De manier waarop professionals dat in de praktijk doen, loopt enorm uiteen. Zo interviewde zij een professional die haar ervaringen heel expliciet had verweven in haar werk, maar ook iemand van wie niemand wist wat haar was overkomen. ‘Deze vrouw zei dat ze haar ervaringen wel in haar houding meenam, en dat dat volgens haar effectief was.’

Extra voelsprieten

Orthopedagoog Cornelissen hoort weinig collega’s vertellen over hun jeugdervaringen. Dat komt waarschijnlijk doordat het gevoelig ligt om met kindermishandeling naar buiten te treden, want een coming-out betreft niet alleen jezelf, maar ook je ouders. Bovendien wordt er te snel gedacht in dader-slachtoffer-tegenstellingen, zegt Cornelissen. ‘Terwijl er zo veel grijstinten zijn. Veel kindermishandeling ontstaat uit machteloosheid en uitputting. Naast geweld of verwaarlozing is er vaak ook heel veel liefde en verbondenheid.’

Cornelissen noemt als voorbeeld een moeder die in haar jeugd door haar eigen vader was mishandeld. ‘Ze had traumaklachten ontwikkeld doordat ze er niet over kon praten. Dan heb je iemand nodig die zegt: ik snap dat het je vader is, maar er kunnen over hem meerdere verhalen naast elkaar bestaan.’

Niet altijd openlijk

Het TNO-onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met Cora Bartelink van de Haagse Hogeschool binnen het Leernetwerk Kindermishandeling van de Academische Werkplaats SAMEN. Professionals, studenten en cliënten bogen zich over de vraag: in hoeverre gebruiken professionals eigen ervaringen in hun contact met gezinnen waar huiselijk geweld speelt, en hoe wenselijk is het om dat te doen? Ook de vraag hoe je dat het beste kunt doen en wat daarvoor de randvoorwaarden zijn, kwam aan bod: wat kunnen organisaties en beroepsopleidingen anders doen?

Leernetwerk Kindermishandeling

Wat is de toegevoegde waarde van de ervaringsdeskundigheid van professionals zoals Cornelissen? Remy Vink, onderzoeker bij TNO en auteur van de ‘Richtlijn Kindermishandeling voor de jeugdhulp en jeugdbescherming’, onderzocht die vraag. ‘We vermoedden al langer, ook op grond van signalen die we krijgen, dat velen die in de branche werken zelf nare jeugdervaringen hebben,’ zegt Vink. ‘Maar hoeveel dat er zijn en wat ze ermee doen, is een blinde vlek.’

De Amerikaanse social work-onderzoeker Phyllis Black stelt in haar onderzoek dat het percentage werknemers met nare jeugdervaringen in deze groep professionals vermoedelijk hoger is dan in andere beroepsgroepen, onder andere doordat zo’n jeugd de studiekeuze beïnvloedt.

Veel voorkomend

Dat alles trok diepe sporen in haar zelfbeeld. ‘Ik heb veel last gehad van het stigma dat op de psychiatrie rust. Als mensen me vroegen naar die drie jaar praatte ik er altijd een beetje omheen.’ Toch wil ze benadrukken dat ze haar ouders niks kwalijk neemt. ‘Die hebben hun best gedaan, zijn óók wanhopig geweest.’

Toen ze als pedagogisch medewerker werkte in de kinderopvang, kwam ze bij toeval in contact met Accare, de instelling waar ze als tiener had gezeten. Daar zagen ze dat ze goed op haar verleden kon reflecteren. Cornelissen werd uitgenodigd om als ervaringsdeskundige bij het FACT-team (team voor wijkgerichte ambulante behandeling in de GGZ, red.) te komen werken. Ze volgde achtereenvolgens een mbo-, hbo- en een universitaire opleiding orthopedagogiek, was aandachtsfunctionaris kindveiligheid en volgt momenteel een opleiding tot systeemtherapeut. 

Reflecteren

Sanne Cornelissen werkt bij Accare als orthopedagoog; ze houdt zich bezig met de verstoorde ontwikkeling van kinderen en de relatie tussen ouders en kinderen. Maar zelf had ze ook geen makkelijke jeugd. Als peuter vertoonde ze ‘lastig gedrag’. Toen haar moeder een nieuwe relatie kreeg, ontstonden er veel conflicten in huis. Haar stiefvader sloeg haar soms, of zette haar bij escalerende ruzies onder de koude douche. 

Door onder andere een verstoorde gehechtheid had ze als tiener gedragsproblemen, wat door de hulpverleners die over de vloer kwamen werd gelabeld als een gedragsstoornis. Op haar 13e is ze, nadat ze op school verteld had over een geweldsescalatie thuis, opgenomen in een jeugdzorginstelling. Daar verbleef ze drie jaar. ‘Eigenlijk was ik de zondebok van het gezinssysteem,’ zegt Cornelissen.

‘Het lijkt erop dat veel professionals in de jeugdzorg zelf nare jeugdervaringen hebben,’ zegt Remy Vink van TNO. Zij onderzocht wat daarvan eventueel de meerwaarde kan zijn in hun werk. Orthopedagoog Sanne Cornelissen geeft haar persoonlijke visie op eigen ervaringen gebruiken in je werk.

Heeft ervaringsdeskundigheid meerwaarde in de jeugdzorg?

Eigen ervaringen

6 min.

Annette Wiesman

Deel deze pagina:

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm