Zelfmoord is al jaren de belangrijkste doodsoorzaak onder jongeren. Ook zijn er veel jongeren en kinderen met een ouder die depressief is of zelfmoord pleegde. Wat kunnen we doen om deze jongeren te helpen?
Voorwoord
Mariëlle Dekker
Directeur
Augeo Foundation
Woorden zijn belangrijk, juist bij het communiceren over een taboe. Daaraan moest ik denken toen ik deze artikelen over zelfmoord en jongeren onder ogen kreeg. Af en toe stond het woord ‘suïcide’ er in de koppen ongemakkelijk tussen gefrommeld. Poeh. Net als kindermishandeling voelt suïcide onder jongeren als een taboe, realiseerde ik me. Een zwaar onderwerp waarbij jongeren, maar ook hun ouders en professionals zich ongemakkelijk en machteloos voelen. We vinden het moeilijk om hierover met jongeren in gesprek te gaan, omdat we de ingewikkelde processen die aan zelfmoordgedachten ten grondslag liggen, onvoldoende begrijpen. Professionals vragen zich dan, net als bij signalen van kindermishandeling, af of ze schade kunnen berokkenen wanneer ze ernaar vragen. En dus doen we het vaak maar niet, of missen we de signalen.
De pubertijd en vroege volwassenheid vormen een wankele fase, blijkt uit ons openingsartikel met cijfers. Wie een nare jeugd heeft gehad, erfelijk belast is met een neiging tot depressie of zich niet geaccepteerd voelt zoals hij is, kan soms sneller dan een volwassene tot onomkeerbare daden komen. Zo bezien is het verschrikkelijk belangrijk om jongeren met suïcidale of depressieve gedachten door die moeilijke fase heen te helpen. Bijvoorbeeld door naar suïcidale gedachten te vragen, als je weet dat een jongere het moeilijk heeft.
Alle reden dus om de koe bij de horens te vatten en zelfmoord centraal te stellen in deze editie. We hopen dat Augeo Magazine met artikelen vol tips en tricks een steentje bijdraagt aan het agenderen van dit thema. Actie gewenst dus!
Zelfmoord of suïcide?
Zelfmoord, zelfdoding of suïcide, welke termen gebruiken we? Stichting 113 heeft bewust gekozen voor de term zelfmoord, om zo beter aan te sluiten bij de woordkeuze van haar doelgroep. Daar staan anderen tegenover, die vinden dat het woord ‘zelfmoord’ impliceert dat er een strafbaar feit gepleegd wordt. In deze special laten we de geïnterviewden zelf de termen gebruiken die zij geschikt vinden.
Een einde aan het rotgevoel
Jaarlijks maken tientallen jongeren een eind aan hun leven. Ze kunnen de chaos in hun hoofd niet meer aan, voelen zich weinig waard en denken dat niemand ze zal missen. Bij een aanzienlijk deel van de jongeren spelen ingrijpende jeugdervaringen een rol.
Auteur: Krista Kroon
‘Suïcide is een vorm van vermijding. Jongeren met suïcidegedachten kunnen hun eigen gevoelens, gedachten en angsten niet meer verdragen’, zegt Ad Kerkhof. Hij deed onderzoek naar suïcidepreventie en is medeauteur van de multidisciplinaire richtlijn voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. ‘Deze jongens en meisjes zijn terechtgekomen in een kramp van emotionele ontreddering, paniek, angst, depressie, het gevoel dat ze er niet toe doen. Het is een enorme chaos in hun hoofd en ze zijn bang dat ze zich daaraan niet kunnen onttrekken.’
Jongeren die suïcide plegen, verlangen dan ook niet per se naar de dood. ‘Alle mensen die zelfmoord plegen zijn ambivalent’, stelt Judith de Heus, manager hulpverlening bij de telefonische en online hulpdienst 113 Zelfmoordpreventie. ‘Ze willen dat alles wat ze voelen, stopt. De enige oplossing die zij zelf kunnen bedenken, is de dood. Dat betekent tegelijk dat we ze kunnen helpen een andere oplossing te vinden.’
Jaarlijks maken tientallen jongeren in de leeftijd van tien tot twintig jaar een eind aan hun leven. In 2016 waren het er 48, in 2017 steeg het aantal naar 81. Ongeveer 10 procent van alle jongeren denkt wel eens aan zelfdoding en 1 op de 25 doet een poging. ‘Dat is meer dan onder volwassenen’, zegt De Heus. ‘Het hoort ook een beetje bij de leeftijdsfase. Alle jongeren kunnen een periode hebben waarin ze vaker somber zijn. Dat maakt herkenning van suïcidale neigingen bij hen ook zo ingewikkeld.’
Mensen die suïcide plegen, delen volgens haar drie kenmerken: ze hebben een gering gevoel voor eigenwaarde, denken dat ze voor anderen niets waard zijn en zijn niet meer bang voor de dood. Dat jongeren vaker suïcidale gedachten hebben, komt onder meer doordat zij nog zoekend zijn. Ze kunnen worstelen met hun zelfbeeld. Dit speelt bijvoorbeeld bij jongeren die lesbisch, homoseksueel, biseksueel of transgender zijn. Zij denken vijf tot zeven keer vaker dan andere jongeren aan zelfdoding en doen vier tot tien keer zoveel pogingen. ‘Ze wijten dit zelf sterk aan hun identiteit. Daarnaast is het niet-geaccepteerd worden door anderen van invloed’, vertelt De Heus. ‘Dat zijn al twee van de drie factoren die meespelen bij zelfmoord.’
Moosworks
Op zoek naar hun identiteit spiegelen tieners zich aan leeftijdgenoten. Ze kunnen daardoor worden meegetrokken als andere jongeren suïcidaal zijn. Maar ook pesten op school heeft hierdoor veel impact. ‘Als je gepest wordt heeft dat vaak negatieve effecten hebben op hoe jij over jezelf denkt’, zegt klinisch psycholoog Johan van Dijk van De Bascule, academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. ‘Je kunt je behoorlijk alleen voelen op zo’n plek waar je vijf dagen in de week moet zijn.’
Sociale media spelen volgens hem ook een rol. ‘Vaak worden alleen dingen gepost die te maken hebben met successen. Als je op sociale media alleen de leuke dingen van anderen ziet en niet de mislukkingen, krijg je een scheef beeld van hoe een gemiddeld leven eruitziet.’
Ten slotte hebben jongeren ‘nog niet leren omgaan met rotgevoelens’, zoals Kerkhof het formuleert. ‘Zij komen soms voor het eerst in een ernstige gevoelscrisis. De meeste volwassenen hebben al eerder zo’n crisis meegemaakt en weten dat die weer overgaat.’ De Heus: ‘Heel vaak maken jongeren iets mee waarvan wij denken: het gaat wel voorbij. Zij kunnen door iets simpels, zoals een naar berichtje, al denken: ik trek het niet. Dat maakt het ook zo belangrijk aan jongeren te vragen hoe zíj iets beleven.’
Grofweg zijn onder suïcidale jongeren twee groepen te onderscheiden. De eerste springt eruit in de statistieken, maar is op het schoolplein juist betrekkelijk onzichtbaar. Het zijn jongeren die in stilte lijden en zich schamen voor hun gevoelens. De Heus: ‘Jongeren die zelfmoord plegen zijn vaak emotioneel wat teruggetrokken. Ze hebben moeite met hun frustraties om te gaan en krijgen sneller het gevoel klem te zitten.’
Suïcidaliteit is bij hen vooral te herkennen aan dat terugtrekgedrag. De Heus: ‘Je ziet dat ze slechter contact maken. Soms doen ze ook sombere uitspraken, in de trant van: “Het kan allemaal beter zonder mij.”’ Lastig genoeg kan ook plotselinge vrolijkheid na een neerslachtige periode een signaal zijn, vertelt zij. Een jongere voelt zich dan opgelucht door het besluit er een eind aan te maken.
De tweede groep bestaat uit jongeren met gedrags- of persoonlijkheidsstoornissen. ‘Soms zijn dat jongeren die moeite hebben met gezag, zich agressief gedragen, verslaafd zijn, in de richting gaan van een antisociale persoonlijkheidsstoornis’, schetst Kerkhof. ‘Of jongens en meisjes met een borderline die nog niet is onderkend. Zij hebben enorme problemen in de sociale sfeer.’ Deze jongeren hebben vaak moeite met impulsbeheersing en als zij suïcide plegen is dat vaak in een opwelling, al dan niet onder invloed van verdovende middelen.
Wat een jongere tot zelfdoding aanzet kan heel verschillend zijn. ‘Er is geen eensluidende verklaring’, benadrukt Van Dijk. In twee van de drie gevallen vormt een stressvolle situatie de aanleiding. Zoals de dood van een ouder, een verhuizing, verbroken relatie of wisseling van school. Een andere aanleiding die geregeld voorkomt is een vechtscheiding van de ouders. Kerkhof: ‘Het is daarbij van belang te beseffen dat het vaak “en, en, en” is. Het ene kind kan ertegen, het andere niet. Als je ouders in vechtscheiding liggen en je hebt al een aanleg voor depressie, is het extra moeilijk.’
Psychiatrische kwetsbaarheid bij de jongere of in het gezin verhoogt het risico. Dat het ene kind meer aankan dan het andere, heeft deels te maken met hun start in het leven, ziet klinisch psycholoog Van Dijk. ‘Als je in je eerste levensjaren wordt gezien en gehoord, als mensen er voor je zijn als jij je niet prettig voelt, geeft dat een stevige basis. Daardoor kun je verlieservaringen later in je leven makkelijker dragen.’
Het omgekeerde geldt ook: ouderlijke verwaarlozing of geweld – verbaal, fysiek of seksueel – in de vroege kinderjaren ondermijnt iemands basisgevoel van zekerheid en kan leiden tot zelfhaat. Ook bij oudere kinderen hakt mishandeling erin. De Heus: ‘Als kind moet je je veilig voelen bij je ouders. Als die je iets aandoen, wie kun je dan nog vertrouwen? Je voelt je onveilig én moet een ingrijpende ervaring verwerken. Dat kan het zo zwaar maken dat je denkt: dit komt nooit meer goed.’
Het is onbekend hoeveel jongeren zelfdoding plegen vanwege heftige jeugdervaringen. Wel blijkt uit onderzoek dat één op de zes volwassen vrouwen die meermalen een suïcidepoging doen, als kind is misbruikt. Kerkhof schat dat bij ‘enkele tientallen procenten’ van de jongeren ‘extreem negatieve jeugdervaringen’ een rol spelen.
Denken aan zelfdoding leidt lang niet altijd tot een daadwerkelijke poging. De belangrijkste bron van bescherming is een goede band met iemand anders. Dat kunnen de ouders zijn, maar ook een vriend, een mentor op school of een voetbalcoach. Van Dijk: ‘Als je je verbonden voelt met anderen, en weet dat je hen zou kwetsen met je daad, is dat een beschermende factor. Bovendien kun je dan je gevoelens delen.’
Behandeling van suïcidaliteit is mogelijk en vaak succesvol, zegt hij. ‘Het lukt gelukkig veel vaker wel dan niet om weer levenskracht te vinden, óók bij degenen die een ingewikkelde start hebben gehad.’ Kerkhof benadrukt dat tijdige herkenning belangrijk is. ‘Suïcidale processen hebben een zelfversterkend karakter. De eerste suïcidepoging verhoogt de kans op een tweede. Iemand denkt telkens als er iets naars gebeurt: zie je wel, ik doe er toch niet toe. Die gedachten worden steeds moeilijker te doorbreken.’
De deskundigen maken zich zorgen over de veranderingen in de zorg voor jongeren en de bezuinigingen op de ggz. De aansluiting tussen de jeugdhulp door gemeentelijke wijkteams en de specialistische ggz is een ‘tour de force’, zegt Van Dijk. ‘We dreigen jongeren minder goed te bereiken.’ Kerkhof denkt dat de sterke stijging van het aantal suïcides onder jongeren in 2017 – van 48 naar 81 – deels te wijten is aan de transitie in de jeugdhulp. ‘Overgangen verlopen vaak niet geolied: tussen ambulante en klinische behandeling, van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis naar huis. Ik ken situaties waarin jongeren in een suïcidale crisis niet opgenomen konden worden. Iedereen doet zijn uiterste best, maar organisatorisch is het soms een puinhoop.’
Ruim 45 procent van de basisschoolleerlingen in groep 7 en 8 heeft te maken (gehad) met een Adverse Childhood Experience (ACE), ofwel een ingrijpende jeugdervaring. Dat blijkt uit onderzoek dat TNO in 2016 deed in opdracht van Augeo Foundation/Jongerentaskforce. Als scheiding van de ouders niet meetelt, maakt nog altijd 32 procent iets ingrijpends mee. Meer dan een kwart van de kinderen lijdt onder mishandeling. ACE’s die elk zo’n 6 procent van de kinderen treffen, zijn detentie van een huisgenoot, alcohol- of drugsmisbruik in het gezin, depressie of suïcide van een huisgenoot, en een chronisch of ernstig zieke ouder. Meestal is er een combinatie van ACE’S; bij meisjes nog vaker dan bij jongens. Meisjes rapporteren vaker emotionele mishandeling, depressie of zelfmoord van een huisgenoot, en seksueel misbruik.
ACE’s in heden of verleden tasten de levenskwaliteit van kinderen aan. Dat geldt het sterkst voor emotionele of lichamelijke mishandeling en verwaarlozing, depressie of zelfmoord van een huisgenoot en getuige zijn van geweld tegen een ouder.
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
‘Ik had het gevoel dat er niets was om voor te leven’
Na zijn hele jeugd lang thuis mishandeld te zijn, wilde Jake een tijdlang liever dood. Het gaat nu beter met hem. Hij woont zelfstandig en krijgt binnenkort passende hulp. ‘Ik denk altijd: doodgaan kan morgen ook nog.’
Auteur: Janneke Donkerlo
‘Pas op mijn zestiende, toen ik niet meer uit bed wilde komen, mezelf beschadigde en liever dood wilde zijn, kwam de hulpverlening in actie. Ik werd onmiddellijk in een gesloten inrichting geplaatst. Telkens opnieuw werd ik doorverwezen naar een andere inrichting, waar ik dan wel de juiste hulp zou kunnen krijgen. Niet dus. In een jaar tijd ben ik vijf keer verhuisd. Overal vonden ze me “te complex”, puur en alleen vanwege mijn doodsverlangen.’
‘Tot mijn zestiende ben ik door mijn vader en oudere broer mishandeld. Mijn vader is alcoholist, mijn broer is autistisch en zwakbegaafd, beiden zijn zeer gewelddadig. We hadden regelmatig politie en hulpverleners over de vloer. Alle aandacht ging dan naar mijn belagers. Als kind had ik niet in de gaten dat ik in niet-normale omstandigheden leefde, daarom trok ik niet aan de bel. Maar buitenstaanders hadden moeten signaleren dat mijn thuissituatie extreem onveilig was. Ook op school hadden ze niets in de gaten; het begrip ‘probleemkinderen’ kenden ze niet. Zelfs toen we een keer een ‘familiewerkstuk’ moesten maken en ik als belangrijkste gebeurtenis vermeldde dat ik thuis mijn arm had gebroken, ging er geen lampje branden.’
‘Mijn ouders hadden een knipperlichtrelatie. Als mijn moeder in een Blijf van mijn Lijf-huis zat, woonde ik zolang bij mijn oma; die was er ten minste altijd. Pas later, toen mijn vader voor de zoveelste keer dronken van zijn scooter was gevallen en met een hersenbloeding in het ziekenhuis lag, heeft mijn moeder hem definitief verlaten. Ze erkent nu dat ze al die tijd onvoldoende oog voor mij heeft gehad. Ik neem haar niets kwalijk. Op haar manier doet ze erg haar best.’
‘Op mijn zestiende wilde ik dus ophouden te bestaan. Ik had het gevoel dat er niets was om voor te leven. Ik voelde geen verbinding met de mensen om me heen en zag geen toekomst meer. Daarom sloten ze me op, maar ik werd nooit behandeld voor mijn trauma’s. Sterker nog, ik kreeg er een groot, nieuw trauma bij. Soms sprongen er wel acht hulpverleners op mijn nek als ik angstig was en in paniek raakte. Dan werd ik in de isoleercel gezet. Dat heeft mijn vertrouwen een enorme deuk gegeven. Dat mijn vader en broer niet representatief waren voor de normale wereld, dat wist ik inmiddels wel. Maar dat hulpverleners mij ook pijn konden doen, daar kan ik nog steeds niet bij. Helaas heb ik in die tijd mijn school niet kunnen afmaken. Ik zat op het vwo, maar waar ik zat hadden ze alleen vmbo-lesstof in huis. ‘Ga maar televisie kijken’, zeiden ze dan. Op mijn achttiende hield de verantwoordelijkheid van Jeugdzorg op en moest ik het verder zelf maar uitzoeken. Ik kon alleen nog terecht bij de ggz.’
‘Ik ben nu twintig en woon zelfstandig. Gelukkig heb ik te gekke woonbegeleiders. De afgelopen twee jaar ben ik hard op zoek geweest naar de juiste behandeling, want ik kamp nog steeds met depressies. Ook door de hulpverleners van de ggz, waar ik verschillende keren heb aangeklopt, voel ik me enorm in de steek gelaten. Net als Jeugdzorg hebben zij me wel tien diagnoses opgeplakt: van depressie en angststoornis tot autisme en borderline. Maar behandelen, ho maar. Bij een intake zei iemand eens letterlijk dat ze niet het risico wilden lopen dat ik in hun instelling zelfmoord zou plegen. Vervolgens werd ik telkens van het kastje naar de muur gestuurd.’
‘Ik denk nog regelmatig aan de dood, vooral als ik me angstig en depressief voel. Contact maken vind ik op zo’n moment moeilijk, want ik wil anderen niet tot last zijn. Mijn conclusie in die gemoedstoestand is dat ik maar beter dood kan zijn. Het feit dat ik nog leef, komt door twee dingen. Ten eerste ben ik bang dat een zelfmoordpoging me niet zal lukken. Ten tweede denk ik op die momenten altijd: doodgaan kan morgen ook nog. Bovendien heb ik een vriend gehad die voor de trein is gesprongen. Het feit dat ik geen afscheid heb kunnen nemen, vind ik vreselijk. Deze overleden vriend heeft me laten ervaren hoe pijnlijk het is om achter te blijven. Ik heb nog een broertje, dat twaalf jaar jonger is dan ik. Hem wil ik niet ook opzadelen met een jeugdtrauma.
Gelukkig sta ik nu op de wachtlijst bij het Sinaï Centrum in Amstelveen, een centrum voor vroegkinderlijk getraumatiseerden. 'Over een paar weken kan ik daar waarschijnlijk terecht. Zolang er nog hoop is op verbetering, geef ik niet op'.
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
‘Als preventie het doel was geweest, was er een heel andere serie gemaakt’
Sinds een jaar staat bij Netflix de fictieve serie 13 Reasons Why online. Het verhaal gaat over de problemen van de scholier Hannah, die uiteindelijk een einde aan haar leven maakt. Trimbos-onderzoeker Lonneke van Leeuwen oordeelt kritisch over de serie.
Auteur: Tjitske Lingsma
Als je op de startknop van de Netflix-serie 13 Reasons Why klikt, komen eerst de vier jonge hoofdrolspelers in beeld. Nadat ze zich hebben voorgesteld, legt Bryce, een van de vier personages, aan de kijker uit dat 13 Reasons een fictieve serie is die ‘moeilijke thema’s’ behandelt, zoals aanranding, drugsgebruik en zelfdoding. ‘Zo hopen wij de kijker aan te moedigen om hierover te praten’, zegt de actrice die Hannah speelt. De titel van de serie verwijst naar de dertien problemen die het hoofdpersonage ertoe hebben gedreven uit het leven te stappen.
‘Het is een heel realistisch opgezette serie, waarin veel jongeren zich zullen herkennen’, zegt Lonneke van Leeuwen, onderzoeker bij het Trimbos-instituut. Ze heeft alle afleveringen gezien, maar kijkt anders dan het doorsnee publiek. Van Leeuwen doet onderzoek naar de relatie tussen massamedia en zelfdoding. Daarbij is imitatiegedrag het grootste struikelpunt. ‘Helaas kunnen berichtgeving over suïcide, maar ook fictieve series, aanzetten tot kopieergedrag. Media moeten daarom terughoudend zijn. Zo is het belangrijk om geen details over de methode te geven of over de locatie waar een zelfdoding plaatsvond. Zulke informatie heeft ook nog eens extra effect als het een bekende persoon betreft, omdat mensen eerder zullen denken: als die beroemdheid dit als oplossing ziet, dan is het misschien ook wel een oplossing voor mij’, zegt Van Leeuwen. Het hoofdpersonage Hannah is knap, leuk, talentvol en mensen zijn graag met haar bevriend. ‘Veel jonge mensen zullen zich met haar willen identificeren en dat kan het imitatiegedrag vergroten’, analyseert Van Leeuwen.
Momenteel onderzoekt Van Leeuwen de andere kant van het vraagstuk: kunnen massamedia, documentaires en series door een andere benadering juist bijdragen aan preventie en het zoeken van hulp? Daarvoor onderzoekt ze in opdracht van onderzoeksfinancier ZonMw literatuur, doet ze media-analyse en voert ze gesprekken met mediaprofessionals. Eind 2018 verschijnt haar verslag, dat ook een handreiking voor mediaprofessionals zal bevatten waarin ze wetenschappelijke kennis op dit thema samenvat. Onderzoek toont aan dat het presenteren van positieve rolmodellen preventief kan werken: mensen die overwogen uit het leven te stappen, vonden na het kennisnemen daarvan een andere oplossing door bijvoorbeeld hulp te zoeken. Verder is het van belang om informatie te geven over plekken waar en professionals bij wie mensen met suïcidale gedachten in hun directe omgeving voor ondersteuning kunnen aankloppen, zoals bij de zelfhulplijn van 113 Zelfmoordpreventie.
Met deze inzichten keek Van Leeuwen naar 13 Reasons Why. ‘Het is niet per definitie een slecht idee om het vraagstuk van zelfdoding met een fictieve serie op de kaart te zetten. Maar alles staat of valt met wat zo’n serie toont en hoe ze dat doet.’ In de serie worden problemen behandeld waar tieners mee te maken kunnen krijgen: roddel, beelden die tegen je zin via smarttelefoons worden rondgestuurd en seksueel geweld. De serie bevat goede elementen zoals het in beeld brengen van signalen voor suïcidaal gedrag. ‘Kijkers kunnen die signalen daardoor wellicht beter herkennen. Het kan de kennis bij vrienden, familie en leerkrachten vergroten, waardoor die actie kunnen ondernemen’, zegt Van Leeuwen. Ook worden er impliciete boodschappen in beeld gebracht zoals posters met teksten als: suicide is not an option. Aan het eind van de serie komt het personage Clay tot het inzicht dat hij te weinig heeft gedaan om Hannah te helpen, maar dat hij daarvan heeft geleerd. Hij zoekt contact met Sky, een meisje dat zichzelf beschadigt. ‘Hij zoekt toenadering tot haar en wordt daarmee een positief rolmodel.’
Lonneke van leeuwen (foto Dingena Mol)
Maar er zijn ook aspecten aan de serie waar Van Leeuwen buitengewoon kritisch over is. Toen de serie pas van start ging, werd niet duidelijk gemaakt dat het om een schokkend verhaal ging. Ook werden er geen gegevens van hulpverleningsinstanties in beeld gebracht. Die informatie is pas later toegevoegd. ‘In het verhaal zie je het geklungel van ouders en leerkrachten die niet weten wat ze met de situatie aan moeten. De serie laat helaas veel minder zien wat je wél moet doen als je opmerkt dat het niet goed met iemand gaat.’
Ook over de verhaallijn is de onderzoeker negatief. ‘De strekking is dat het logisch is dat je overgaat tot zelfdoding als je deze dertien dingen meemaakt. Ik maak bezwaar tegen die onontkoombaarheid: ik vind dat de hoofdpersoon eerder hulp had moeten zoeken en betere hulp had moeten krijgen. Nu wordt kwetsbare kijkers, onterecht, geen enkele hoop geboden op herstel’, aldus Van Leeuwen. Ook heeft ze grote kritiek op de laatste aflevering, waarin wordt getoond hoe Hannah zichzelf ombrengt. ‘Het is de gevaarlijkste scène. We weten uit onderzoek dat het duidelijk en expliciet in beeld brengen van de manier waarop iemand zichzelf ombrengt, imitatiegedrag teweeg kan brengen.’
‘De strekking is dat het logisch is dat je overgaat tot zelfdoding als je deze dertien dingen meemaakt. Ik maak bezwaar tegen die onontkoombaarheid’
Welk effect de serie heeft gehad is niet bekend: dat is nog nauwelijks onderzocht. Wel werd er onderzoek gedaan naar bepaalde zoektermen op internet na de release van de serie. Daaruit bleek zowel een toename van zoektermen over methoden voor zelfdoding als een toename van termen die betrekking hadden op hulpverlening en suïcidepreventie. ‘De serie heeft dus mogelijk imitatiegedrag als gevolg, maar ook meer bewustwording over het belang van hulp zoeken. De effecten zijn daarmee negatief en positief. Wat er onder de streep staat, weet ik niet.’
Zou de Netflix-serie het gesprek kunnen vergemakkelijken? ‘Het is een veelbesproken serie, maar de vraag is: waar praten de kijkers over? Als zo’n serie jongeren die met problemen worstelen, helpt om met iemand te gaan praten, is het mooi. Uit mijn onderzoek blijkt dat angst voor negatieve reacties en schaamte mensen ervan weerhoudt om hulp te zoeken. Het zou goed zijn als het normaal wordt gevonden om bij de hulpverlening aan te kloppen. Dat je niet zwak bent, maar juist dapper als je dat doet. Media kunnen helpen bij de normalisering van hulp zoeken. Maar ik weet niet of 13 Reasons Why daar iets aan bijgedragen heeft.’ Dat was ook niet de bedoeling van de makers, meent Van Leeuwen: ‘Zij wilden duidelijk een succesvolle serie maken waar veel mensen naar kijken en niet in de eerste plaats een serie die de gezondheid bevordert. Als preventie hun doel was geweest, hadden ze iets heel anders gemaakt.’
Volkan Tasdan
Docent maatschappijleer scholengemeenschap ’t Rijks, Bergen op Zoom
‘Wat echt binnenkomt, omdat de serie zo goed aansluit bij hun leefwereld, is het thema pesten’
‘Ik vind het een fantastische serie, die de ogen van leerlingen kan openen. Eerst heb ik hem zelf helemaal bekeken. Toen heb ik tien turning points uit de film geselecteerd die voor het hoofdpersonage Hannah een optelsom zijn om een eind aan haar leven te maken. Van die scènes heb ik een korte lesomschrijving gemaakt. Met de brugklas, dus met een groep twaalfjarigen, heb ik de serie besproken zonder de beelden te tonen. Met de vierdeklassers, die vijftien tot zeventien jaar zijn, bekeek ik delen van de serie.
Ze vinden het een goede schoolfilm met een paar heftige scènes. Maar ze kijken vooral naar wie met wie een relatie heeft. Wat echt binnenkomt, omdat de serie zo goed aansluit bij hun leefwereld, is het thema pesten. De leerlingen kwamen erachter dat wat zij als een grapje zien, door een ander als pesten kan worden ervaren en heel ernstige gevolgen kan hebben. Na de les is een jongen wel tweemaal naar me toegekomen om te vertellen dat hij een medeleerling om zijn kleding belachelijk had gemaakt. Nu maakte hij zich zorgen, omdat die gepeste medeleerling, net zoals Hannah, niet op hem reageerde.
Er zijn mensen die kritiek op me hebben omdat ik de film in de klas gebruik. Maar de helft van de kinderen had de serie al gezien. We moeten niet denken dat jongeren niet met heftige beelden om kunnen gaan. Wel heb ik uit voorzorg besloten om de behoorlijk realistische scène waarin Hannah een eind aan haar leven maakt, niet te laten zien. Voor leerlingen die het ongemerkt niet goed maken en breekbaar zijn, kan dat gevaarlijk zijn.’
Tips van 113 over 13 Reasons in de klas
1. Het is af te raden om de serie in schoolverband te bekijken, maar de serie kan een aanleiding zijn om moeilijke en gevoelige thema’s (zoals pesten, seksueel misbruik, depressie) te bespreken.
2. Merk je dat de serie leeft onder de leerlingen, dan is een klasgesprek rond de beleving van de serie aan te raden. Praat met de klas over wat je kan doen als je het moeilijk hebt, hoe zorg te dragen voor elkaar en waar je hulp vindt.
3. Luister naar de leerlingen, hun zorgen en bedenkingen. Wees bereid om hulp aan te bieden. neem hierbij een open en niet-veroordelende houding aan.
4. Geef aan dat (vertrouwens)leerkrachten, mentoren en andere schoolmedewerkers bereid zijn om hulp aan te bieden en in gesprek te gaan, dit in tegenstelling tot het beeld dat geschetst wordt in de serie, waarbij de ‘counselor’ van de school op verschillende momenten tekort schiet.
5. Wees alert op signalen van suïcidaliteit. Een belangrijke taak van het onderwijs is de signaleringsfunctie. Bekijk de pagina over zelfmoordpreventie in het onderwijs www.113.nl/onderwijs voor meer informatie hierover.
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
Hoe help je kinderen van depressieve of suïcidale ouders?
Kinderen van depressieve of suïcidale ouders lopen het risico om later dezelfde problemen als hun ouders te krijgen. Goede hulp is belangrijk, zoals het ontlasten van ouders en kinderen ondersteunen.
Auteur: Deborah Ligtenberg / Illustraties: Studio Vonq
De cijfers liegen er niet om. Ongeveer 577.000 Nederlandse kinderen onder de achttien jaar hebben een ouder met een psychische aandoening of verslaving. ‘KOPP/KVO’ worden ze genoemd, kinderen van ouders met psychische problemen. Zij hebben, vergeleken met andere kinderen, een twee tot drie keer zo grote kans om psychische problemen of een verslaving te ontwikkelen. Ze doen vijf keer vaker een beroep op de gespecialiseerde jeugd-ggz en lopen bovendien een twee tot drie keer zo hoog risico op kindermishandeling in de thuissituatie. Onderzoekers denken dat depressie voor ongeveer 40 procent erfelijk bepaald is.
Daarnaast hebben deze kinderen meer taken en verantwoordelijkheden dan goed voor ze is. Door zogenaamde parentificatie – het kind is gericht op het welbevinden van de ouders, in plaats van andersom – komt het kind niet toe aan normale ontwikkelingstaken. ‘Veel van deze kinderen en jongeren zijn gewend voor anderen te zorgen en extra verantwoordelijkheden op zich te nemen,’ vertelt Monique van ’t Erve. Ze begeleidt KOPP/KVO-kinderen, onder meer na zelfdoding van een naaste. Daarnaast is ze coauteur van de handleiding Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid. ‘Deze kinderen proberen zowel hun ouder als hun omgeving te ontzien, waardoor ze minder aandacht hebben voor hun eigen gevoelens. Soms is een ouder emotioneel nauwelijks beschikbaar. Zo heeft het kind onvoldoende kans om kind te zijn. Ook schaamte kan kinderen en jongeren ervan weerhouden hun gedachten en gevoelens te uiten. Herhaling van dit patroon ligt op de loer, ook als ze volwassen zijn.’
Volgens de kindcheck moeten professionals die met volwassenen uit risicogroepen werken, op verschillende momenten in de behandeling vragen naar de aanwezigheid van en zorg voor kinderen. Bij vermoedens van onveiligheid volgt de professional het stappenplan van de meldcode. Als bijvoorbeeld een vader of moeder na een suïcidepoging op de spoedeisende hulp terechtkomt, volgt automatisch een melding bij Veilig Thuis. Ook ggz-professionals doen de kindcheck. Als bijvoorbeeld een vader bij een ggz-behandelaar komt met ernstige stemmingswisselingen en suïcidale gedachten, is dat aanleiding voor de kindcheck. Wanneer de vader het onderwerp niet bespreken, maar er ook andere verontrustende signalen zijn – bijvoorbeeld een partner die eveneens kampt met een depressie – is het raadzaam om contact op te nemen met Veilig Thuis, omdat er vragen kunnen zijn omtrent de veiligheid van de kinderen.
Veilig Thuis neemt de melding aan en gaat in zo’n geval in overleg met de ggz-behandelaar en de vader, om te zoeken naar een passende oplossing. Aan de kinderen wordt uitgelegd waarom er zorgen zijn en welke hulpmogelijkheden er zijn. De vader krijgt zijn behandeling en de kinderen gaan bijvoorbeeld een paar dagen per week naar een kinderdagverblijf. Dankzij de betrokken ggz-behandelaar weet Veilig Thuis wat reëel is om te verwachten van de vader. In het ideale scenario krijgt hij zo meer tijd voor zichzelf en bloeien de kinderen weer op, omdat er thuis minder stress is.
In de realiteit gaat het vaak anders, aldus Hester Diderich, kindcheckexpert en aandachtsfunctionaris kindermishandeling bij het Haaglanden Medisch Centrum. ‘Het ontbreekt vaak aan een goede samenwerking tussen ggz-professionals en Veilig Thuis. Als een medewerker van Veilig Thuis voor informatie belt met de behandelaar van een ouder, wordt er geregeld gezegd dat er om privacyredenen geen informatie mag worden gegeven. Andersom gebeurt het te vaak dat Veilig Thuis met een depressieve of suïcidale ouder in gesprek gaat, zonder met de ggz-behandelaar te overleggen wat van die ouder kan worden gevraagd. Er wordt bijvoorbeeld met ouders afgesproken dat kinderen naar de KOPP/KVO-groep zullen gaan, zonder stil te staan bij de vraag wie ze moet brengen en halen. Hetzelfde geldt voor sportclubs, waar ouders ook verondersteld worden soms bardiensten te draaien. Dat is nauwelijks haalbaar voor gezinnen die ernstig onder druk staan. In gezinnen waar sprake is van ernstige psychiatrie of verslaving is langdurige ondersteuning nodig. De focus moet niet alleen liggen op het kind, maar ook op het ontlasten van de ouder in zijn of haar ouderschapstaken.’
Per 1 januari 2019 gaat de verbeterde meldcode in. Dat betekent dat ggz-professionals bij volwassen cliënten die thuis kinderen hebben, in acuut onveilige situaties of chronische onveiligheid verplicht zijn om een melding te doen bij Veilig Thuis. ‘Dit is een goede ontwikkeling, maar het vraagt nauwe samenwerking tussen ggz, Veilig Thuis en de gemeente,’ zegt Diderich. ‘Zij moeten overleggen over wat de ouder aankan, wat het kind nodig heeft en wat Veilig Thuis en de gemeente daarin kunnen bieden.’ Een getrainde ‘linking-pin’ zou hierin een oplossing kunnen zijn, oppert Diderich.
‘Iemand die zorgt voor afstemming tussen de betrokkenen rondom het gezin, zoals de ggz-behandelaar, ouders, kinderopvang, wijkteam en gemeente. Een linking-pin helpt met het zoeken naar oplossingen voor praktische problemen. Op die manier zorg je ervoor dat kinderen een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden, waardoor zij hopelijk minder kwetsbaar worden voor het ontwikkelen van dezelfde psychische problemen als hun ouders.’
Onder zwaar depressieve ouders komt zelfdoding relatief vaak voor. Depressie is een risicofactor voor suïcide. Ook als er al hulpverleners in beeld zijn, is het bij zelfdoding van groot belang om met verhoogde aandacht naar het kind te kijken. Uit Zweeds onderzoek is namelijk gebleken dat kinderen die een ouder verloren door zelfdoding, een drie keer grotere kans hebben om zelf ook suïcide te plegen. Monique van ’t Erve: ‘Bij kinderen die dit meemaken kunnen gevoelens als zelfverwijt, schaamte en boosheid het rouwen over de dood van hun vader of moeder in de weg zitten. Ze steken vaak veel energie in piekeren over de vraag of hun vader of moeder wel van ze hield, waarom hij of zij weinig heeft gedeeld. Kinderen zijn gemakkelijk geneigd hun eigen rol in het gebeurde veel te groot te maken. Het is belangrijk om hen uit te leggen wat er aan de hand was: een opeenstapeling van problemen of ziekte, en dat zij daaraan geen schuld hebben.’
Gelukkig doet het merendeel van de kinderen met een ouder die suïcide pleegde, nooit zelf een poging. Bovendien kunnen de factoren die de kans op zelfdoding en depressie vergroten en niet genetisch bepaald zijn, worden beïnvloed. Bijvoorbeeld door als professional kinderen goed bij te staan. Door hen gespecialiseerde hulp te bieden als dat nodig is, zoals in de KOPP-groepen gebeurt, en door extra steun rond de overgebleven opvoeder te organiseren. ‘Het is vooral belangrijk dat kinderen gewoon kind mogen zijn,’ aldus Van ’t Erve. ‘Als er openheid is en een plek waar ze terecht kunnen met hun gevoelens en vragen, hebben ze meer kans op een stabiel leven als volwassene.’
Aan het begin van dit schooljaar ging het Buitenshuis-project van start; buitenschoolse opvang voor KOPP/KVO-kinderen. Het doel van dit project is om het welbevinden van deze kinderen te vergroten en de kans op kindermishandeling of (latere) psychische problemen te verkleinen door gespecialiseerde kinderopvang en buitenschoolse opvang (BSO) te bieden. Tien gemeenten zetten hun schouders onder dit project, samen met het Trimbos-instituut en de landelijke kindcheck-coördinator. Aanmelden bij Rianne van der Zanden rzanden@trimbos.nl
Meer info:
Kindcheck ggz
Rouw na zelfdoding
Kopp-groepen
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
Huisartsen kunnen veel betekenen voor suïcidale jongeren
In drie jaar tijd beroofden zes jongeren uit haar praktijk zich van het leven. Daarom probeert huisarts Arstrid van Heusden haar praktijk laagdrempelig te maken voor jongeren met problemen. ‘Vaak zijn drie gesprekken van drie kwartier genoeg.’
Auteur: Annemarie van Dijk / Fotografie: Dingena Mol
‘Ik was al 25 jaar huisarts en had nog nooit zelfdoding van een jongere meegemaakt. Tot ik zes jaar geleden hier kwam werken, in de kop van Noord-Holland. In drie jaar tijd beroofden zes jongeren uit mijn praktijk zich van het leven. Vier van hen door de trein, een jongen door ophanging en een meisje met een overdosis medicijnen. Afschuwelijk. Met een paar van hun ouders heb ik achteraf gepraat. De suïcide leek vaak in een opwelling te zijn gebeurd, het waren pubers met meestal gewone issues. Aardige, getalenteerde, gevoelige mensen.’
‘Aan deze zelfdodingen ging vaak geen lange periode van depressiviteit vooraf. Een van de jongeren bleek achteraf 1800 euro schuld te hebben, wat hij kennelijk niet had durven vertellen. Hij had al drie maanden school verzuimd, maar niemand daar trok aan de bel, omdat deze leerling boven de achttien was. Er zat ook een meisje tussen dat het heel goed deed op het vwo. Waarom zijn deze jongeren niet naar mij gekomen, vroeg ik me af. Ja, twee van hen heb ik op mijn spreekuur gehad en ik wist dat het niet goed met hen ging. Ze waren beiden in behandeling bij de tweedelijns ggz. Een van hen, een artistieke, gevoelige jongen, voelde zich niet thuis in deze tijd. Hij wilde beslist geen medicijnen. Medicatie schrijf ik ook maar zelden voor bij jeugd, het is niet de beste oplossing. Antidepressiva maakt de kans op suïcide groter bij deze doelgroep, zeker de eerste twee tot vier weken van gebruik.’
‘Hier in de kop van Noord-Holland Noord komt veel zelfdoding voor. De mensen werken hard, hebben vaak een eigen bedrijf. Er heerst een niet-lullen-maar-poetsenmentaliteit. Je emoties houd je binnen, zeuren over stress of somberheid doe je niet. Er zijn hier veel mensen aan alcohol en drugs verslaafd, middelen die je stemming beïnvloeden. Het suïcideprobleem speelt vooral bij mensen in de leeftijd van pakweg 16 tot 26. Dat is de periode van volwassen worden, zelf verantwoordelijkheid moeten nemen en je eigen keuzes maken. Niet iedereen is daar goed in en veel jongeren durven niet om hulp te vragen. Ook doordat er in gezinnen weinig over wordt gepraat.’
‘Het lastige van jongeren die in de tweede lijn terechtkomen, is dat ze worden bestempeld als iemand met een probleem, terwijl de oorzaak van hun somberheid vaak iets in hun leefomgeving is. Scheidende ouders bijvoorbeeld, pesterijen op school of iets wat speelt in de vriendengroep. Juist in de eerste lijn kunnen we veel voor deze jongeren doen. Huisartsen en jgz-artsen hebben korte lijnen met scholen en andere voorzieningen, geen wachttijden en zijn gemakkelijk bereikbaar. Het Handboek suïcidaal gedrag bij jongeren over suïcidepreventie behandelt vijf patronen in de aanloop naar zelfdoding. Daarin staat onder andere: altijd vragen of iemand nadenkt over zelfmoord of de dood. Vaak blijken mensen die dat doen opgelucht om erover te kunnen praten. Tijdens zo’n gesprek gaat het vooral om aandacht en interesse in de achtergrond van het probleem. Gewoon luisteren en vragen: ‘Wat speelt er allemaal, wat heb je nodig? Zet dat op papier.’’
‘Zo probeer je erachter te komen hoe ver iemand is: zijn het alleen gedachten of heeft hij al concrete dingen geregeld als afscheidsbrieven, uitgezocht hoeveel tabletten hij moet slikken of wat de treintijden zijn. In het eerste geval maakt erover praten dat de gevoelde noodzaak er een eind aan te maken minder groot wordt. Praten is zo belangrijk, het haalt als het ware de angel uit het probleem. Wie niet praat, blijft erover fantaseren totdat de dood een goede vriend wordt. In het tweede geval – er zijn al concrete plannen – schakel ik meteen de jgz of ggz in. Dan krijgt iemand meestal intensieve thuisbegeleiding.’
‘Je hebt jeugd nodig om jeugd te overtuigen. Daarom had ik een tijdlang één dag per week een jeugdwerker van 26 in dienst die goed met jongeren kon praten. Op kosten van mijn praktijk, want de verzekeraars konden het niet vergoeden. Sinds twee jaar werken er een orthopedagoog en sociaal psychiatrisch verpleegkundige in de praktijk, speciaal voor jeugd met problemen. Daarmee houden we behoorlijk wat mensen weg uit de jeugdzorg.
Punt is wel: hoe krijg je jeugd met problemen naar de huisarts? Ik hield al eens een praatje voor Dorpsbelangen om hier aandacht aan te geven. Ook vertellen we jongeren in de praktijk dat ze vrienden die somber zijn naar ons toe kunnen sturen voor hulp. Zo gaan jongeren meer op elkaar letten. We hoorden al van iemand die graag een gesprek wilde omdat een vriend er veel baat bij had gehad.’
‘Op dit moment denkt de Landelijke Huisartsen Vereniging na over wat de kerntaken van de huisarts moeten zijn. Sommige collega’s willen alleen medisch-inhoudelijk werken. Ze vinden dat het sociale domein – zoals armoede en gepest worden op school – buiten het medische domein valt. Zelf denk ik dat zulke problemen vaak leiden tot ziektegedrag en daar kunnen wij huisartsen wél wat mee. Het zou goed zijn als de Nederlandse huisartsen de mogelijkheid krijgen om aandacht te geven aan jongeren met problemen, ongeacht waar deze vandaan komen. Of ze nu medisch-inhoudelijk zijn, sociaaleconomisch of nog anders. Bovendien hoeft de zorg, als je er op tijd bij bent, niet lang te duren. Vaak zijn drie gesprekken van drie kwartier al genoeg om een duidelijke weg naar een oplossing in te slaan. Dan is zorg dichterbij, sneller en goedkoper dan in de tweede lijn. Ik denk dat die aanpak in mijn praktijk werkt. De afgelopen drie jaar – even afkloppen – is hier geen suïcide meer voorgekomen.’
Zie ook: ‘Huisartsen’ van Stichting 113
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
Omgaan met suïcidale jongeren in de klas
In iedere middelbare-schoolklas zitten gemiddeld drie leerlingen die weleens denken over zelfdoding. Scholen moeten zich meer bewust worden van hun soms onzichtbare leed, vinden schoolleider Gert van den Heuvel en gz-psycholoog Daan Creemers.
Auteur: Annemarie van Dijk
Het gebeurde toen Gert van den Heuvel nog docent was. Een stille jongen uit havo 4 maakte een eind aan zijn leven. hij was die dag nog gewoon op school geweest. ‘Een collega had hem ’s middags verweten dat zijn huiswerk niet af was. Zij zat er behoorlijk mee, maar uiteraard trof haar geen blaam: niemand had deze daad zien aankomen, ook de ouders van deze jongen niet. Wat hebben we gemist – die gedachte bekruipt je dan.’
In iedere schoolklas van het voortgezet onderwijs zitten gemiddeld drie leerlingen die weleens met de gedachte spelen, en heeft één weleens een suïcidepoging gedaan. Scholen moeten zich meer bewust worden van dit soms onzichtbare leed, vindt Van den Heuvel. Toch staat dat bewustzijn niet bij alle scholen hoog op de agenda, weet hij. Jammer, want scholen hebben een signaleringsfunctie. Zelfdoding moet bespreekbaar zijn in de klas, zodat het taboe eraf gaat. ‘Een leerling kan al snel denken: ik ben de enige die het niet meer ziet zitten. Door erover in gesprek te gaan, beseft hij of zij er niet alleen voor te staan.’ Nadat Van den Heuvel zijn zwager verloor aan zelfdoding, kreeg het onderwerp nog meer zijn belangstelling. Met zijn vrouw kwam hij in contact met Stichting 113 Zelfmoordpreventie en samen maakten ze een korte voorlichtingsfilm voor scholen. Verder gaf hij op een landelijke onderwijsdag workshops over het onderwerp. ‘Daar stelde ik vast dat een zelfmoordpreventie-protocol op veel scholen nog niet vanzelfsprekend is.’
Daan Cremers (foto Dingena Mol)
Goed als scholen meer doen aan zelfmoordpreventie, vindt ook gz-psycholoog Daan Creemers van GGZ Oost Brabant. Hij is een van de initiatiefnemers van STORM (Strong Teens and Resilient Minds), een groot project onder jongeren in Brabant, dat startte in 2012 en inmiddels op alle middelbare scholen in Noordoost-Brabant loopt. Het doel is depressieve klachten op tijd signaleren en aanpakken om depressie en zelfdoding onder jongeren te voorkomen. Want de bestaande zorg voor deze groep is te versnipperd en er worden interventies aangeboden, waarvan niet duidelijk is of ze werken. Het project stimuleert de ontwikkeling van veerkracht, een positief zelfbeeld en weerbaarheid. Er zijn verschillende partijen betrokken: GGZ Oost Brabant, GGD GHOR, het Trimbos-instituut, scholen voor voortgezet onderwijs, gemeenten en regionale ketenpartners.
Creemers: ‘Uit onze onderzoeksgegevens blijkt dat jongeren meestal pas bij de ggz terechtkomen als ze langer dan acht maanden depressief zijn. Als zij tijdig kortstondige hulp krijgen, is verwijzing naar de ggz vaak niet eens nodig. Daarom willen we depressie eerder opsporen.’ Creemers vindt dat jongeren eigenlijk systematisch gevolgd moeten worden als het gaat om welbevinden, stemming, veerkracht en suïcidaliteit. ‘Zo haal je de hoog-risicogroep eruit en voorkom je dat sombere klachten uitmonden in een depressie of erger.’
Gert van den Heuvel (foto Dingena Mol)
Creemers promoveerde op een onderzoek waaruit blijkt dat een interventie als cognitieve gedragstherapie goed werkt bij meisjes met beginnende depressieve klachten. Deze meisjes kwamen in beeld door een screening in het tweede jaar van het voorgezet onderwijs. De helft van hen kreeg cognitieve gedragstherapie en voelde zich na een half jaar veel minder depressief dan de andere helft, die geen therapie kreeg.
STORM screent leerlingen in het tweede jaar van het voortgezet onderwijs en in het eerste jaar van het mbo met behulp van vragenlijsten, en biedt daarnaast verschillende interventies aan op scholen in de regio. Creemers: ‘Bij elke screeningsronde vinden we weer een paar leerlingen die ernstig suïcidaal zijn en niet in beeld waren; het gaat daarbij om 1 tot 3 procent. Die krijgen meteen een ggz-traject met therapie. Jongeren met beginnende depressieve klachten – zo’n 10 tot 15 procent – kunnen we prima op school helpen. Met het programma Op volle kracht – een bestaand weerbaarheidsprogramma van zes tot acht sessies cognitieve gedragstherapie op school, gegeven door de schoolpsycholoog en iemand uit het wijkteam – leren we hen omgaan met stress en spanning, zodat ze veerkrachtiger worden. Helpt dat onvoldoende, dan behandelen we hen alsnog in de ggz. Door de korte lijnen in het project is een crisissituatie met een leerling snel onder controle.’
Een van de grootste problemen is dat jongeren door schaamte vaak geen hulp zoeken. Om het stigma van depressie af te halen, organiseert STORM gastlessen in de klas met ervaringsdeskundigen. Voorafgaand aan zo’n les spelen leerlingen een digitaal spel, waarin de klas een week lang een virtueel depressief nichtje probeert te ondersteunen. Zo leren ze hoe je wel en niet moet omgaan met een depressieve jongere. Aandacht schenken en een vertrouwensband opbouwen worden in het spel beloond, bij het negeren van de ander volgt puntenaftrek. Ook biedt STORM een gatekeeper-training aan voor mentoren, die daarin leren depressie sneller te signaleren.
Nuttig, vindt Gert van den Heuvel, die behalve directeur van adviesbureau Go4People Onderwijs, inmiddels ook schoolleider is op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, een school voor vmbo, havo en vwo. Tijdens een teamvergadering op zijn vorige school zei hij eens: ‘Neem een willekeurige leerling in gedachten. Vertel dan eens wat zijn thuissituatie is, zijn passie en waarmee hij worstelt.’ Veel mentoren vielen toen stil. Terwijl gesprekken voeren met leerlingen een vast onderdeel moet zijn van het mentoraat, meent Van den Heuvel.
‘Je kunt letten op alarmsignalen als verzuim, slechte resultaten, iemand die ineens uit de band springt’, zegt hij. ‘Het hoeft niet altijd een zwaar of lang gesprek te zijn. Maar als een jongere gescheiden ouders heeft, kun je daar best over praten. Natuurlijk is het, zeker als je net docent bent, moeilijk om te vragen: ben je weleens bezig met de dood? Of: denk je soms aan zelfdoding? Toch is het belangrijk en kan het voor de leerling juist een opluchting zijn als je die vraag wél stelt. Vermoed je dat het niet goed gaat met deze leerling, dan schakel je de zorgcoördinator in die met de leerling en vaak ook met de ouders praat. Met hulp kan zo’n depressieve jongere zoeken naar een andere oplossing dan de dood.’
Punt is wel: hoe krijg je jeugd met problemen naar de huisarts? Ik hield al eens een praatje voor Dorpsbelangen om hier aandacht aan te geven. Ook vertellen we jongeren in de praktijk dat ze vrienden die somber zijn naar ons toe kunnen sturen voor hulp. Zo gaan jongeren meer op elkaar letten. We hoorden al van iemand die graag een gesprek wilde omdat een vriend er veel baat bij had gehad.’
Als een leerling geen band heeft met de mentor, werkt het niet, zegt Van den Heuvel. ‘Het blijft mensenwerk. Raad de leerling dan aan om iemand te zoeken op school die hij of zij vertrouwt en met wie hij fijn kan praten. Dat kan een andere docent zijn of de decaan.’ Omdat de scholengemeenschap waar Van den Heuvel werkzaam is in een probleemwijk staat, beschikt het team Zorgcoördinatie over een uitgebreid netwerk. ‘Laatst nog ging het helemaal niet goed met een leerling. Hij uitte suïcidegedachten en was fysiek enorm gespannen: stond steeds op en ging weer zitten, zat te trillen, was verbaal opgefokt, liep midden in de les weg en liet weten dat hij al dagen niet had gegeten of geslapen. We waren bang dat hij gekke dingen ging doen. Zijn mentor bracht hem naar de zorgcoördinator, die de crisisdienst van de ggd inschakelde.’
De zorgcoördinator organiseert elk jaar een studiemiddag over onderwerpen als zelfdoding onder jongeren. ‘Zo sijpelt het besef door in de hele organisatie, tot en met de conciërge aan toe.’
STORM wordt gefinancierd door ZonMw en gemeenten en is gekoppeld aan wetenschappelijk onderzoek. De Storm-werkwijze is vooralsnog uniek in Nederland, omdat preventie van depressie onder jongeren zelden zo structureel en breed wordt aangepakt. Over een paar jaar moet er antwoord zijn op dringende vragen als: welke preventieve interventie werkt het beste? Wat is het meest kosteneffectief? Hebben depressieve jongens een andere aanpak nodig dan depressieve meisjes? Creemers: ‘Als STORM een succes wordt, willen we in de hele regio dezelfde professionele aanpak van depressieve klachten bij jongeren. Daarna kunnen we de methode ook overdragen naar andere regio’s.’
Veel leerkrachten en zorgcoördinatoren deinzen ervoor terug om jongeren waarvan ze vermoeden dat deze zelfmoorgedachten hebben, daarnaar te vragen. Ze zijn bang dat het praten over suïcide de jongeren op een idee zouden kunnen brengen. Die angst is ongegrond. Praten kan juist helpen bij het vinden van een andere oplossing dan de dood. Bovendien verlaagt praten vaak de spanning.
Hoe herken je mogelijke zelfmoordgedachten bij een leerling? De leerling:
Bron: Stappenplan voor scholen
Het stappenplan voor scholen van Stichting 113 bevat een protocol voor het herkennen en bespreekbaar maken van zelfmoordgedachten bij leerlingen. Het stappenplan gaat in op signalen herkennen, vermoedens bespreekbaar maken, de weg naar hulp wijzen en het gesprek met de leerling evalueren. Ook gaat het in op de vraag wat te doen als een leerling suïcide pleegt. Daarnaast staan er tips in voor het opstellen van een zelfmoordpreventieprotocol.
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
Suïcidale jongeren zoeken online hulp bij lotgenoten
Online fora voor depressieve en suïcidale jongeren zijn populair. Anoniem aan lotgenoten schrijven over je doodswens, over een depressie of een eerdere zelfmoordpoging is laagdrempeliger dan een gesprek met een therapeut die tegenover je zit.
Auteur: Petra Wolthuis
Maaike Hendriks uit Bergen had als twintig-jarige al twee zelfmoordpogingen achter de rug toen ze voor het eerst haar verhaal plaatste op een online forum voor mensen met zelfmoordgedachten. ‘Na de beëindiging van een gewelddadige relatie én zwaar depressief, probeerde ik met een overdosis pillen een eind aan mijn leven te maken. Een tweede keer stond ik op het spoor op de trein te wachten. Een onbekende trok me er net op tijd vanaf. Wat ik op dat moment nodig had, was dat iemand me vroeg hoe het met mij ging, begrip, een luisterend oor. Vrienden had ik niet, die was ik door mijn depressies kwijtgeraakt.’
Hoewel Hendriks in therapie ging en antidepressiva kreeg, bleven haar zelfmoordgedachten en eenzaamheid terugkomen. Op het internet vond ze het lotgenotenforum Samen Verder. ‘Het deed me goed om mijn verhaal te delen, virtuele knuffels en lieve reacties van anderen te ontvangen. Daardoor voelde ik me niet meer zo raar en eenzaam meer.’
Hendriks (nu 35) is inmiddels eigenaar van lotgenotenforum Samen Verder, dat vijfhonderd leden telt. Het forum richt zich op iedereen met zelfmoordgedachten. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de twintig en dertig jaar. Het jongste lid is twaalf. ‘Toen de vorige eigenaar wilde stoppen met het forum dacht ik: Dat mag niet gebeuren want het forum is voor veel mensen te belangrijk. Daarom heb ik besloten mijn geld en tijd erin te steken. Ik heb geen baan, dus ik zie dit als mijn bijdrage aan de maatschappij.’
Het intense verdriet en het verlangen naar de dood dat Hendriks als twintigjarige ervoer, komt overeen met de ervaringen van jongeren die nu berichten plaatsen op het forum. De grote vraag bij dit soort fora is: waarom delen jongeren hun problemen wél met vreemden, maar gaan ze niet met hun verdriet naar een leraar of ouder? Volgens Hendriks is die vraag eenvoudig te beantwoorden: ‘Thuis achter de computer kun je zonder enige gêne je hele verhaal anoniem kwijt aan mensen die in hetzelfde schuitje zitten. Dat is minder beangstigend dan je ervaringen te bespreken met familie of bekenden. En soms zijn anderen juist de oorzaak van het probleem. Een vader of moeder die jou mishandelt of misbruikt, neem je niet snel in vertrouwen.’
De geportretteerden komen niet voor in dit verhaal. (foto Laura Schaafsma).
De meeste jongeren willen overigens niet écht dood, is de overtuiging van Hendriks. Een paar keer per jaar pleegt een jongere die op het forum actief was, zelfmoord. De meesten deinzen er uiteindelijk gelukkig voor terug. Zij willen alleen aan de situatie ontsnappen waarin ze op dat moment zitten. ‘Jongeren snakken naar een ingang bij een volwassene die luistert, zonder oordeel en zonder verwijt.’ Volgens Hendriks zijn er niet veel volwassenen die zich goed kunnen voorstellen wat een depressieve jongere ervaart.
‘Op ons forum lees ik veel teleurgestelde berichten van jongeren die hun zelfmoordgedachten eindelijk deelden en een dooddoener als antwoord kregen: “Niet doen!”, “Ach het valt allemaal toch wel mee?” of “Iedereen is weleens somber.” Daarmee veegt een vertrouwenspersoon de problemen van tafel en versterkt die bovendien het gevoel van eenzaamheid bij de jongere. Zie je wel, denkt die dan, niemand begrijpt me.’ Wat wél helpt volgens Hendriks is om de zelfmoordverlangens te benoemen en vervolgens te vragen: waarom wil je dood? Hoe directer de vragen, hoe moeilijker de jongere eromheen kan praten.
Hendriks weet dankzij de vele forumberichten hoe zwaar het leven van jongeren kan zijn. ‘Ik ben, hoe hard het ook klinkt, gewend geraakt aan al dat leed. Toch komt er af en toe een bericht voorbij dat bij mij flink binnenkomt. Bijvoorbeeld als een twaalfjarige schrijft dat hij dood wil.’ Ook het verhaal van een dertienjarige transgender, die naast de genderproblematiek ook kampte met zware depressies, trof haar. ‘De jongen ging het traject in om meisje te worden. Dat was al zwaar, maar door die depressie werd haar leven ondraaglijk. Zij vond bij niemand aansluiting en vereenzaamde volledig. Ik heb regelmatig met haar gemaild en haar eenzaamheid liet me niet los.’
De geportretteerden komen niet voor in dit verhaal. (foto Laura Schaafsma).
Ondanks de doodswens en zware depressies waar ze mee kampen, zoekt slechts de helft van de leden van het forum professionele hulp. Volgens Hendriks heeft dat onder meer te maken met de onterechte vrees van vooral jonge leden dat zij dan gedwongen worden opgenomen in een psychiatrische instelling. ‘Wij proberen die ongegronde angst weg te nemen en raden mensen juist aan om contact te zoeken met een therapeut of arts. Het forum werkt samen met een psycholoog van de Stichting Zelfmoordpreventie 113. Mensen die om hulp vragen verwijs ik naar haar door.’
Als leden niets meer van zich laten horen op het forum, weet Hendriks niet altijd wat daarvan de reden is. ‘Het kan zijn dat iemand zelfmoord heeft gepleegd, maar het kan ook betekenen dat het juist heel goed gaat.’ Daarom houdt Hendriks regelmatig een grote schoonmaak. De berichten van leden die al een half jaar niets meer gepost hebben, verwijdert ze voorgoed. Voor het wissen van de berichten stuurt ze nog een laatste herinnering. ‘Je wilt niet dat jij, of je nieuwe liefde, jaren later nog geconfronteerd wordt met zelfmoordgedachtes die je online plaatste in een donkere periode van je leven.’
Ook berichten die niet voldoen aan de regels van het forum worden door Hendriks verwijderd. Leden mogen hun eigen verhaal delen, hoe extreem, verdrietig en tragisch ook. Maar het is niet toegestaan om expliciet te schrijven wanneer je zelfmoord gaat plegen en hoe je dat gaat doen. Dus geen tips met de beste methoden om te sterven. Hendriks wil koste wat het kost voorkomen dat Samen Verder een pro-zelfmoordsite wordt. ‘Ik wil een podium bieden waarin mensen elkaar steunen.’
‘Wij geloven dat deze fora zeker een functie hebben, zoals elk lotgenotencontact dat heeft’, zegt Stefanie Michelis van Stichting 113. ‘Het is belangrijk dat er goed wordt opgelet wat er geplaatst wordt. De invloed van het forum moet positief zijn en het is goed als er verwezen wordt naar 113, waar mensen anoniem kunnen praten met geschoolde medewerkers, precies zoals hier gebeurt. Hendriks geeft ook aan waar ze alert op is. De tips aan journalisten geldt ook voor dit soort fora: zoals onder andere het weglaten van details van zelfdoding, het niet romantiseren ervan en het bewaken van de privacy van de betrokkenen.’
Als iemand toch laat weten dat hij zichzelf direct en ter plekke van het leven gaat beroven, maakt Hendriks het bericht onmiddellijk onzichtbaar voor andere leden. Zij probeert vervolgens in contact te komen met de schrijver en verzoekt hem of haar hulp te zoeken. ‘Meer kan ik niet doen. Ik stuur geen IP-adressen door naar hulpverleners of politie. Privacy is heilig. Trouwens, wij kunnen niet verifiëren of een verhaal klopt. Alles kan verzonnen zijn.’
Ze benadrukt dat het lotgenotenforum niet alleen maar kommer en kwel is. Er is ook ruimte voor luchtige onderwerpen. Zo is er een topic met succesverhalen van leden die hun leven weer op de rit kregen. De positieve feedback en bedankjes motiveren Hendriks om door te gaan. Ook organiseert ze eens per jaar een uitje, waarop de leden elkaar in real life kunnen ontmoeten. Er wordt veel gelachen en ja, ook veel over zelfmoord en depressies gesproken. Inmiddels gaat het met forumeigenaar Hendriks zelf ook goed. ‘Ik ben vorig jaar getrouwd en ik voel me prima. Ik slik nog steeds antidepressiva en bezoek regelmatig een therapeut – dat zal ik mijn hele leven blijven doen. Maar ik ben meer dan tevreden over hoe mijn leven nu is. Bovenal ben ik dankbaar dat ik nu via het forum anderen kan helpen.’
Doelgroep: mensen met zelfmoordgedachten en depressie
Doelgroep: mensen met depressie
Doelgroep: jongeren met een depressie (10 – 23 jaar)
Ben of ken jij iemand die denkt aan zelfdoding? Op 113.nl lees je meer over wat je kunt doen als jij deze gedachten hebt of als je je zorgen maakt over iemand anders.
Over Augeo
Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.
Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.
Aan dit nummer werkten mee:
De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.