Augeo magazine is hét online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren we de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Uitgever: Augeo.
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)
REAGEER OP DIT ARTIKEL
Botbreuken bij kinderen komen regelmatig voor. Deze breuken kunnen het gevolg zijn van een ongeluk, onoplettendheid van ouders / verzorgers, als gevolg van een ziekte of als gevolg van fysieke kindermishandeling.
Hoewel de toedacht van botbreuken niet altijd met zekerheid kan worden achterhaald, moeten artsen in het belang van het kind en het gezin optimaal toegerust zijn om de toedracht te achterhalen. Als mishandeling niet wordt onderkend, kan dat gevaarlijk zijn voor het kind. Als onterecht gedacht wordt aan kindermishandeling kan dat schadelijk zijn voor het hele gezin.
In dit artikel bieden de auteurs een zeer lezenswaardig overzicht van verschillende oorzaken van botbreuken bij kinderen, gebaseerd op 134 wetenschappelijke onderzoeken. Zodoende hebben artsen de nodige handvatten om een zorgvuldige differentiaal diagnose uit te voeren wanneer zij een kind met een botbreuk treffen. En iets meer zekerheid over de toedracht van een botbreuk.
Edith Geurts, Augeo academy en Tijdschrift over kindermishandeling en huiselijk geweld.
Besproken artikel: ‘Evaluating children with fractures for child physical abuse’
Emalee G Flaherty, Jeannette M Perez-Rossello, Michael A Levine, William L Hennrikus and the AAP Committee on Child Abuse and Neglect and Sections on Radiology, Endocrinology, and Orthopaedics and the Society for Pediatric Radiology. In: Pediatrics 2014; 133: doi:10.1542/peds.2013-3793. Lees artikel >
Na blauwe plekken zijn botbreuken de meest voorkomende letsels als gevolg van fysieke kindermishandeling. De toedracht van het ontstaan van een botbreuk is vaak moeilijk vast te stellen. Een verkeerde diagnose van botbreuken kan op verschillende manieren - grote gevolgen hebben:
Een botbreuk die niet wordt herkend als toegebracht door een ouder/verzorger, kan ertoe leiden dat de mishandeling van het kind voortduurt.
Door ongeluk ontstane botbreuken, die als toegebrachte breuk worden gediagnosticeerd kunnen stressvol zijn voor een gezin, met alle gevolgen van dien.
In het artikel ‘Evaluating children with fractures for child physical abuse’ is de meest recente kennis verzameld op basis van wat uit onderzoek bekend is over botbreuken en de toedracht daarvan. Dit overzicht helpt artsen een evidence based differentiaal diagnose te ontwikkelen en een passend assessment uit te voeren bij kinderen met botbreuken. Het artikel bevat 134 referenties over de relatie tussen fysieke kindermishandeling en botbreuken.
Drie typen botbreuken
De auteurs starten met een classificatie in drie type botbreuken: botbreuken met een hoge, een gemiddelde en lage specificiteit. Zie ook dit overzicht:
Specificity of radiologic findings in infants and toddlers
High specificity (highest specificity applies in infants)
Moderate specificity
Common, but low specificity
(Bron: Pediatrics )
Botbreuken bij jonge kinderen met een hoge specificiteit, ofwel botbreuken die zeer verdacht zijn voor kindermishandeling, zijn klassieke metafysische letsels, zoals: breuk van het schouderblad, (wervel)breuken, een gebroken borstbeen en ribfracturen, met name aan de achterkant. Voor elk type breuk leggen de auteurs de reden uit waarom deze extra verdacht zijn voor kindermishandeling.
Breuken met andere oorzaak
Een gemiddelde specificiteit voor fysieke mishandeling geven de auteurs aan de aanwezigheid van meerdere breuken, breuken van verschillende data en/of stadia van herstel en complexe schedelbreuken. Deze breuken kunnen bijvoorbeeld ook veroorzaakt worden door broze botten.
Tot slot noemen de auteurs een aantal ‘normale’ breuken, met een lage specificiteit voor kindermishandeling, zoals een lineaire schedelbreuk of schachtfracturen. Dergelijke breuken kunnen veroorzaakt zijn door een val of een ander ongeluk.
Omdat al bestaande medische condities en botziektes, de botten van kinderen kwetsbaar maken voor breuken, is het belangrijk dat artsen deze kennen. Daartoe beschrijven de auteurs syndromen, stofwisselingsziektes en systemische ziektes die artsen moeten meenemen in hun differentiaal diagnose als zij een kind met een botbreuk treffen.
Brozebottenziekte
In het bijzonder noemen de auteurs osteogenesis imperfecta (brozebottenziekte), vroeggeboorte, vitamine D-tekort / Engelse ziekte, botontsteking, breuken als gevolg van mineralentekort, scheurbuik, kopertekort, ziekte van Menkes en systemische ziekten zoals chronische nier- en leverziektes. Voor al deze ziektes en condities leggen de auteurs uit op welke manier deze kunnen samenhangen met een botbreuk.
Complete medische en sociale geschiedenis in kaart brengen
Een zorgvuldige anamnese is dus essentieel om de toedracht van een botbreuk bij een kind te kunnen achterhalen. De auteurs stellen dat bij elk kind met een botbreuk, de complete medische en sociale geschiedenis in kaart moet worden gebracht. En dat ook een lichamelijk onderzoek (top-teenonderzoek) moet plaatsvinden, laboratorium onderzoek en een radiologisch onderzoek. Dit geldt in ieder geval voor kinderen jonger dan 2 jaar en bij voorkeur ook bij kinderen tussen 2 en 5 jaar. Alleen zo kunnen artsen een goede diagnose stellen.
Kinderen met botbreuken onderzoeken op mogelijke kindermishandeling
Opmerkingen van de redactie
Dit onderzoek legt wat mij betreft twee pijnlijke zenuwen bloot in de huidige aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling:
1) bij de helft van de gezinnen is anderhalf jaar ná de melding bij AMK of SHG nog altijd sprake van excessief geweld; en
2) hulpverlening richt zich vooral op ouders en niet op kinderen. Zestig procent van de kinderen die ernstig geweld meemaken thuis (en wiens situatie bekend is bij instanties) hebben zelf geen hulp gekregen.
Positief nieuws is er ook: ingrijpen heeft zin. Kinderen hebben er direct baat bij (afname trauma’s) als het geweld tussen de ouders afneemt of helemaal stopt. De vele gedegen achtergronden en analyses leveren stof tot nadenken.
Marjon Donkers, adviseur Jeugdbeleid en redactielid Tijdschrift over kindermishandeling en huiselijk geweld.
Besproken onderzoeksrapport: “Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp; Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4” , B. Tierolf, K. Lünnemann, M. Steketee, Verwey-Jonker Instituut, mei 2014.
In de vier grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht wordt sinds 2003 gewerkt met een integrale aanpak van huiselijk geweld, waarbij ook aandacht is voor de problemen die achter het geweld schuil gaan.
In de periode 2009 - 2014 is onderzoek gedaan naar de effecten van deze aanpak voor gezinnen waarin partnergeweld voorkomt. Gezinnen die in aanraking zijn gekomen met het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG), Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of een andere hulpinstelling na melding van huiselijk geweld zijn in dit onderzoek gedurende anderhalf jaar gevolgd om na te gaan wat de geboden zorg voor hen heeft opgeleverd.
Na anderhalf jaar nog steeds te maken met excessief geweld
De belangrijkste en wellicht ook de meest zorgelijke conclusie uit dit onderzoek is dat 50% van de gezinnen anderhalf jaar na de melding nog altijd te maken heeft met excessief geweld. Na de melding (bij politie, SHG, AMK of elders) vindt binnen een jaar wel een afname plaats van het geweld. Dit geldt echter voornamelijk voor de minder ernstige geweldsincidenten (psychisch geweld en mild fysiek geweld).
De ernstige fysieke geweldsdelicten zijn niet afgenomen. In de helft van de gevallen is er na anderhalf jaar nog steeds sprake van ernstig geweld. Hoewel de meeste ouders dan inmiddels gescheiden leven (70%) hebben zij nog wel via de kinderen met elkaar te maken en is er nog altijd sprake van fysiek geweld door de ex-partner.
Getuige van geweld als risicofactor
Het meemaken van huiselijk geweld in de eigen jeugd lijkt een belangrijke risicofactor voor geweld tussen partners in het latere leven. Van de ouders uit dit onderzoek heeft 46% vroeger geweld meegemaakt in het gezin, tegenover 9% van de reguliere bevolking (G4).
Naast trauma’s uit de eigen jeugd komen nog enkele risicofactoren voor partnergeweld naar voren:
Problemen nemen in jaar na melding toe
Hoewel te verwachten zou zijn dat door de geboden hulp aan ouders ook hun welbevinden zou verbeteren en de psychische problemen zouden afnemen, is dat niet het geval. Integendeel: een aantal problemen zoals opvoedingsstress en trauma’s (PTSS klachten), lijkt in het eerste jaar na de melding toe te nemen om pas daarna weer af te nemen.
Mogelijk leidt het hulpverleningstraject er in eerste instantie toe dat de problemen toenemen. In de meeste gevallen zijn de ouders anderhalf jaar na de melding niet meer bij elkaar. Dit maakt dat zij zich in deze periode mogelijk geconfronteerd zien met allerlei zaken die rondom de scheiding en de kinderen geregeld moeten worden, en die stressverhogend werken.
Verreweg de meeste ouders zijn na de melding van huiselijk geweld met hulpverlening in aanraking geweest:
Weinig hulp voor kinderen
In vergelijking met de ouders blijkt dat relatief weinig kinderen hulp hebben gekregen:
De meest voorkomende vorm van hulp voor ouders betrof een zelfstandig psycholoog, gevolgd door Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de GGZ. De meest voorkomende vorm van hulp voor de kinderen betrof BJZ, gevolgd door de GGZ.
Opmerkelijk is dat er geen significant verschil is tussen de gezinnen die wél- en degenen die géén hulp ontvangen hebben. Bij beiden groepen constateren onderzoekers dat anderhalf jaar na de melding het partnergeweld is afgenomen. Dit betekent niet zonder meer dat het niet uitmaakt of gezinnen wel of geen hulp ontvangen. Er is bij beide groepen een vorm van interventie geweest, namelijk de melding van huiselijk geweld (via de politie) bij het SHG, bij het AMK of bij andere instellingen. Daarmee is het patroon doorbroken van geheimhouding, verbergen en niet erkennen van de problematiek.
Het is mogelijk dat het melden alleen al een verandering in gang zet bij de gezinnen waar sprake is van lichte vormen en minder frequent geweld. Daarbij is het zo dat de beginsituatie van de groep ouders die geen hulp heeft gehad significant beter was (dus minder geweld, minder trauma’s en meer sociaal netwerk) dan de beginsituatie van de groep die wél hulp heeft gekregen. De verbetering in de tijd in beide groepen was echter gelijk.
Geen ‘gewenning’ bij kinderen
Van belang is ook de constatering dat bij kinderen die herhaaldelijk worden blootgesteld aan partnergeweld géén ‘gewenning’ optreedt waardoor zij er na verloop van tijd minder door van slag raken. Het tegenovergestelde is het geval. Er treedt steeds sneller een stressreactie op.
Kinderen reageren al op geringe spanning tussen de ouders, waardoor ze steeds sneller en heftiger reageren op het conflict. Dus niet alleen het geweld op het moment zelf bepaalt de reactie van kinderen, maar ook het geweld dat kinderen in het verleden hebben meegemaakt.
Verband tussen mate van partnergeweld en PTSS-score kinderen
De kinderen uit de onderzoeksgroep (gemeld vanwege huiselijk geweld) bevestigen dit beeld: zij scoren significant hoger dan de referentiegroep op emotionele onveiligheid en PTSS (trauma). Bij 33% van deze kinderen is sprake van aantoonbare traumasymptomen (PTSS, angst, depressie, dissociatie) ten opzichte van 3% bij de reguliere bevolking.
Er is een significant verband tussen de mate van het partnergeweld en de posttraumatische stress-score van de kinderen. Dit verband toont zich ook in positieve zin: onderzoekers constateren dat een afname van het partnergeweld tussen de ouders gepaard gaat met een toename van emotionele veiligheid bij de kinderen en een afname van het aantal kinderen dat getraumatiseerd is. Hier is sprake van een vrij groot effect. Met andere woorden: kinderen hebben direct baat bij de afname van- of het stoppen van geweld tussen de ouders!
Belangrijkste aanbevelingen uit dit onderzoek op een rij:
Effecten voor ouders en kinderen van de aanpak huiselijk geweld in de vier grote steden (G4)
Opmerkingen van de redactie
Hoe chronische stress óók op jeugdige leeftijd al kan leiden tot aantoonbare, zichtbare schade op celniveau: daarover gaat dit fascinerende onderzoek. Vooral de voorzichtige conclusie dat juist díe kinderen die het meeste schade oplopen in een ‘high risk’ situatie (door een combinatie van genetische factoren en stressvolle leefomstandigheden) het meeste baat zullen hebben bij positieve interventies: dat levert veelbelovende perspectieven op. Ik zie ook gevaren: genetische sensitiviteit als voorspeller van toekomstige schade?
Marjon Donkers, adviseur Jeugdbeleid en redactielid Tijdschrift over kindermishandeling en huiselijk geweld.
Besproken artikel: “Social disadvantage, genetic sensitivity, and children’s telomere length” - Colter Mitchell, John Hobcraft, Sara S. McLanahan et al, PNAS 2014; III:5944-5949. (from Ann Arbor MI, York UK, Princeton NJ, Hershey PA, and New York NY).
Kinderen die opgroeien onder ongunstige omstandigheden en daarvan chronische stress ervaren, ondervinden op langere termijn negatieve gezondheidseffecten . Ook weten we dat de gevolgen van chronische stress bij volwassenen zichtbaar zijn op celniveau: de lengte van de telomeren neemt af. Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen die het meeste schade oplopen als gevolg van chronische stress, naar alle waarschijnlijkheid juist het meeste profijt hebben van interventies die hun omgeving positief beïnvloeden.
Telomeren zijn beschermkapjes aan de uiteinden van chromosomen en bestaan uit strengen DNA. Bij het verouderen van cellen worden de telomeren steeds korter, waardoor chromosomen minder beschermd zijn en sneller beschadigd raken. Dit proces van het verkorten van de telomeren kan versneld plaatsvinden onder invloed van chronische stress. Onderzoekers beschouwen telomeerlengte als een biomarker voor chronische stress.
Genetische factoren
Niet iedereen is even gevoelig voor omgevingsstress: genetische factoren (die bij ieder mens anders zijn) hebben invloed op de mate waarin een persoon beter of juist slechter bestand is tegen de schadelijke invloed van chronische stress.
Recentelijk is voor het eerst onderzoek gedaan naar de gevolgen van chronische stress bij kinderen, door te kijken naar de verschillen in telomeerlengte in combinatie met de verschillen in genetische gevoeligheid voor stressvolle omstandigheden.
Onder ‘stressvolle opgroeiomstandigheden’ werd in dit onderzoek verstaan: kinderen die opgroeien in een omgeving waar relatief meer geweld plaatsvindt, meer sprake is van tijdelijke huisvesting, een jongere leeftijd van moeders en een lager opleidingsniveau van ouders.
Verkorting telomeren
Uit dit onderzoek komen enkele opmerkelijke resultaten. Allereerst is overtuigend aangetoond dat telomeerlengte óók bij kinderen een betrouwbare biomarker is voor chronische stress. Kinderen die opgroeien in ongunstige omstandigheden vertonen een verkorting van de telomeren van 20% ten opzichte van de kinderen die onder positieve omstandigheden opgroeien.
Deze reductie van de telomeerlengte blijkt verder op te lopen voor kinderen wiens moeder de middelbare school niet heeft afgerond (30% reductie) en voor kinderen die in gescheiden- of samengestelde gezinssituaties opgroeien (40% reductie, in vergelijking tot kinderen die met beide ouders opgroeien).
Telomeerlengte gerelateerd aan recente stresservaringen
Ten tweede laat deze studie zien dat de telomeerlengte is gerelateerd aan recente ervaringen van stress. Dit gegeven in combinatie met het feit dat de onderzoeksmethode niet erg ingrijpend is: de telomeren zijn gemeten in cellen afkomstig uit speeksel-samples van de kinderen maakt dat hiermee in potentie een interessante biomarker beschikbaar is voor het beoordelen van de gezondheids- en welzijnstoestand van een kind.
Gevoelig en weerbaar
Tenslotte toont dit onderzoek aan dat er opvallende verschillen zijn tussen kinderen die genetisch ‘gevoelig’ zijn voor stressvolle omstandigheden en kinderen die genetisch ‘weerbaar’ zijn. Bij kinderen die over genetisch ‘ongevoelige’ celtypen beschikken (ook dit is via de speeksel-samples te constateren) is er relatief weinig verschil in de telomeerlengte tussen hen die in ongunstige of in gunstige omstandigheden opgroeien.
Daarentegen blijkt dat bij kinderen die in stressvolle omstandigheden leven én die beschikken over genetisch ‘gevoelige’ celtypen sprake is van een significante verkorting van de telomeren.
Interessant is ook te constateren dat binnen de groep kinderen die onder gunstige omstandigheden opgroeit verschillen optreden: kinderen met genetisch gevoelige celtypen blijken het onder gunstige omstandigheden juist béter te doen dan kinderen met genetisch ongevoelige celtypen.
Genetische gevoeligheid voor stress
Onderzoekers concluderen dat de genetische gevoeligheid voor stress twee kanten op werkt. Kinderen met genetisch gevoelige celtypen lopen relatief méér schade op onder ongunstige, stressvolle omstandigheden. Tegelijk blijkt dat deze kinderen juist extra profiteren van gunstige opgroei-omstandigheden. Gevoelige celtypen maken zogezegd ‘het ongunstige slechter’ en ‘het gunstige beter’.
Concluderend: kinderen die het meeste schade oplopen als gevolg van chronische stress in hun leefomstandigheden zullen naar alle waarschijnlijkheid juist het meeste profijt hebben van interventies die hun omgeving positief beïnvloeden c.q. minder stressvol maken.
Telomeren als biomarkers voor chronische stress
bij kinderen
Opmerkingen van de redactie
Niet alles is wat het lijkt. En soms is iets wél wat het lijkt, maar dan blijkt er daarnaast ook nog iets anders aan de hand te zijn! Deze twee elkaar aanvullende studies maken duidelijk hoe belangrijk het is dat bij vermoedens van kindermishandeling gedegen onderscheid gemaakt wordt tussen diagnoses die veel van dezelfde karakteristieken gemeen hebben (differentiaal diagnose). Om dat goed te kunnen doen heb je brede medische kennis nodig. Voor mij onderstrepen deze studies dan ook vooral de onontbeerlijke rol van een vertrouwensarts of een forensisch kinderarts bij de juiste interpretatie van signalen van kindermishandeling.
Marjon Donkers, adviseur Jeugdbeleid en redactielid Tijdschrift over kindermishandeling en huiselijk geweld
Besproken artikelen: “Cutaneous findings mistaken for physical abuse: Present but nog pervasive”, Kimberly A. Schwartz, James Metz, Kenneth Feldman, Robert Sidbury, Daniel M. Lindberg, Pediatr. Dermatol. 2014;31:146-155.
Non-cutaneous conditions clinicians might mistake for abuse” , James B. Metz, Kimberly A. Schwartz, Kenneth W. Feldman, Daniel M. Lindberg, “Arch. Dis. Child 2014; doi:10.1136/archdischild-2013-304701.
Huidletsel bij kinderen kan - indien bepaalde huidziekten niet worden herkend - leiden tot een foutieve diagnose van kindermishandeling. De verschijnselen aan de huid, die sterke gelijkenis kunnen vertonen met toegebracht huidletsel, worden ook wel ‘cutane mimics’ van kindermishandeling genoemd. Voorbeeld: een Mongolenvlek bij baby’s kan erg lijken op een ‘blauwe plek’.
Ook andere symptomen dan huidletsel, waar een medische verklaring voor is, kunnen soms foutief geïnterpreteerd worden omdat zij lijken op sporen van fysieke mishandeling. In de literatuur worden deze verschijnselen aangeduid als ‘non-cutane medische mimics’ van kindermishandeling. Voorbeelden: bepaalde botziekten bij kinderen kunnen resulteren in zachte botten die snel breken, of specifieke bloedziekten kunnen aanleiding geven tot de aanwezigheid van blauwe plekken op het hele lichaam.
Andere medische oorzaak
Uit onderzoek in de VS blijkt dat bij 2,4% van de kinderen met huidletsel die door een vertrouwensarts onderzocht werden vanwege een ernstig vermoeden van (lichamelijke) kindermishandeling, sprake was van ‘cutane mimics’ (dus huidletsel met een medische verklaring).
Bij 2,8% van de kinderen waren andere ‘medische mimics’ aanwezig, zoals bot- of bloedziekten. Gecombineerd blijkt dus bij zo’n 5% van de onderzochte kinderen sprake van ‘mimics’: signalen die in eerste instantie aan kindermishandeling doen denken, maar waarvoor een medische oorzaak is.
Toch blijkt dat óók als er sprake is van een huid-, bot- of bloedziekte het kind slachtoffer kan zijn van fysieke mishandeling. Bij 84% van de kinderen met ‘cutane mimics’ stelde men vast dat er weinig tot geen zorg over kindermishandeling was. Echter bij 6% van de kinderen met ‘cutane mimics’ bleef een ernstig vermoeden van kindermishandeling overeind. Van de kinderen bij wie andere ‘medische mimics’ waren vastgesteld bleef bij 7,4% gegronde zorg over kindermishandeling.
Belang van differentiaal diagnose
Deze studies laten zien hoe belangrijk het is dat bij vermoedens van kindermishandeling een differentiaal diagnose wordt gesteld: dat houdt in dat zowel medische verklaringsgronden en kindermishandeling als verklaringsgrond in de beoordeling van het letsel moeten worden meegewogen.
Tegelijkertijd blijkt ook dat het inderdaad soms maar niet veelvuldig voorkomt dat medische ziektebeelden foutief als kindermishandeling kunnen worden bestempeld (in 3 tot 5% van de gemelde gevallen zou dit kunnen gebeuren).
Tenslotte maakt dit onderzoek duidelijk dat de aanwezigheid van een bepaald ziektebeeld nog geen reden is om kindermishandeling uit te sluiten. Naast medisch verklaarbare symptomen kan immers tegelijkertijd ook nog sprake zijn van kindermishandeling.
Medische ziektebeelden foutief beoordeeld als kindermishandeling: het komt voor, maar niet veelvuldig
Opmerkingen van de redactie
Reacties
Download PDF
Lees verder
Botbreuken en mogelijke kindermishandeling
Na blauwe plekken zijn botbreuken de meest voorkomende letsels als gevolg van fysieke kindermishandeling. In ‘Evaluating children with fractures for physical abuse’ maken de onderzoekers onderscheid tussen verschillende soorten breuken en hoe deze wel of niet te relateren zijn aan mogelijke kindermishandeling.
Lees verder
Aanpak huiselijk geweld in de G4
In de G4 wordt sinds 2003 gewerkt met een integrale aanpak van huiselijk geweld. De effecten van deze aanpak zijn nu onderzocht. Vijftig procent van de gezinnen aheeft 1,5 jaar na een melding nog altijd te maken met excessief geweld.
Lees verder
Telomeren als biomarkers voor chronische stress bij kinderen
Kinderen met genetisch gevoelige celtypen lopen relatief méér schade op onder ongunstige, stressvolle omstandigheden. Tegelijk blijkt dat deze kinderen juist extra profiteren van gunstige opgroei-omstandigheden.
Lees verder
Medische ziektebeelden foutief beoordeeld als kindermishandeling
Huidletsel bij kinderen kan - indien bepaalde huidziekten niet worden herkend - leiden tot een foutieve diagnose van kindermishandeling. Twee studies maken duidelijk hoe belangrijk een differentiaal diagnose is bij vermoedens van kindermishandeling.
AUGEO MAGAZINE - TIJDSCHRIFT KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD
OVERZICHT
Literatuur-update
In de medische beroepspraktijk wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de signalering van kindermishandeling, de oorzaken en gevolgen ervan en de behandelmogelijkheden. De TKM-redactie selecteerde een aantal recent verschenen wetenschappelijke en medische publicaties.
Augeo Actueel - Praten met kinderen
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)