Augeo magazine is hét online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren we de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Uitgever: Augeo.
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)
Wat is er veranderd?
Ruim vijf jaar geleden schrok de kinderopvangsector op van het grootschalige misbruik door Robert M.. Medio 2011 kwam de commissie-Gunning met aanbevelingen. Minister Asscher laat dit jaar onderzoek doen naar de uitvoering daarvan. Dit artikel neemt hierop een voorschot. Sommige aanbevelingen verdienen ook aandacht van andere mensen die werken met jeugd.
Ruim vijf jaar geleden werd Robert M. opgepakt op verdenking van grootschalig misbruik op Amsterdamse kinderdagverblijven. M. werd tot achttien jaar cel veroordeeld. De Amsterdamse zedenzaak was aanleiding voor een groot onderzoek naar de kinderopvang en het toezicht erop. Wat konden de sector, de overheid en ouders doen om te voorkomen dat zo’n enorme zaak ooit weer zou voorkomen? In april 2011 kwam de commissie-Gunning met conclusies.
De aanbevelingen van de commissie-Gunning leidden in 2013 tot een Wijzigingswet kinderopvang. De belangrijkste aanbevelingen van de commissie zijn inmiddels vertaald naar wet- en regelgeving, waaronder het vierogenprincipe, de continue screening van medewerkers en strenger toezicht door inspecties. Dit jaar laat minister Asscher van Sociale Zaken onderzoek doen naar wat er is gedaan is met de aanbevelingen. Wat hebben de genomen maatregelen bijgedragen? Zijn er ook aanbevelingen waar (nog) niks mee is gedaan? De resultaten worden in oktober verwacht.
In dit artikel worden vijf aanbevelingen uit het rapport besproken en wat daarmee in de kinderopvang wordt gedaan.
1. Zorg voor vier ogen
Het rapport: Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen moeten werken volgens het vierogenprincipe. Dit betekent dat er altijd twee pedagogisch medewerkers aanwezig moeten zijn, die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. Is er geen tweede volwassene op de groep, dan moet er via een raam, camera of babyfoon toezicht zijn van een volwassene in een andere ruimte.
Bij Junis Kinderopvang (ruim vijftig locaties) is het vierogenprincipe een leidraad bij het (ver)bouwen van gebouwen. ‘We werken veel met glas en open ruimtes, zodat je elkaar goed kunt zien en horen’, vertelt manager Sandra Groenendijk. ‘Momenten dat een pedagogische medewerker alleen is op een groep komen niet vaak voor, maar het is natuurlijk onmogelijk om het helemaal te voorkomen.’
Junis heeft geen camera’s opgehangen. ‘Dat biedt een schijnveiligheid, want je kunt niet alles zien op een camera. Bovendien is het geen doen om al die beelden elke avond te bekijken. En het leidt tot een overdreven controle op medewerkers; je hebt toch een basisvertrouwen in elkaar. Wat ik wel vreemd vind: in het onderwijs zijn kinderen ook vaak met één juf of meester in een klas. Daar gaat het helemaal niet over ‘vier ogen’ en is de continue screening op iemands gedrag niet verplicht. Datzelfde geldt bijvoorbeeld in de jeugdzorg, tijdens werkweken en bij zeilkampen.’
Bij een paar duizend van de ongeveer 12.000 kinderdagverblijven in Nederland hangen beveiligingscamera’s, is de schatting. Ook zijn er locaties waar ouders de hele dag op hun telefoon kunnen meekijken met de camera’s. Gjalt Jellesma van de Belangenorganisatie voor Ouders In de Kinderopvang (BOinK) gelooft net als Groenendijk niet zo in camera’s. ‘Je kunt als medewerker nog steeds iets doen met een kind, net buiten beeld of met je rug naar de camera’s.’ Er zijn volgens hem ook andere manieren om de kinderopvang veiliger te maken. ‘Stagiaires kunnen een rol spelen, en je kunt ouders vragen om iets langer te blijven.’
2. Houd vaker en beter toezicht
Het rapport: In het belang van de veiligheid van kinderen moeten strengere kwaliteitseisen aan kinderdagverblijven worden gesteld. De inspectiebezoeken moeten van een administratief-juridische controle verschuiven naar een kwaliteitstoets.
Gjalt Jellesma van de Belangenorganisatie voor Ouders In de Kinderopvang (BOinK): ‘Al voordat de zaak bij het Hofnarretje aan het rollen ging, hadden wij als BOinK aan de bel getrokken: bij 80 procent van de kinderopvangadressen houden ze zich aan de regels, bij 20 procent gaat het niet goed. Er moet dus minstens een keer per jaar inspectie komen. De uitkomst van de commissie-Gunning was dat de inspecties niet goed waren, dus de kwaliteit van de inspecties moet ook beter.’
Tegenwoordig vinden de (onverwachte) inspecties gemiddeld eens per jaar plaats. Er wordt altijd gecontroleerd op het pedagogisch klimaat, veiligheid en gezondheid. Vaak wordt ook gelet op accommodatie en inrichting. Inmiddels voeren gemeenten en GGD’s hun wettelijke taken rond toezicht en handhaving op de kinderopvang steeds beter uit, volgens de Onderwijsinspectie. GGD’s onderzoeken jaarlijks vrijwel alle locaties die ze van het ministerie van Sociale Zaken moeten bezoeken (96 procent) en voeren ook onverwachte inspecties uit. De toezichthouder kinderopvang maakt na de inspectie een risicoprofiel. Bij 30 procent van de onderzochte voorzieningen adviseerde de GGD de gemeente in te grijpen, omdat bijvoorbeeld het pedagogisch beleid of de veiligheid van de locatie niet in orde was. Toezichthouders inspecteren minder intensief bij locaties waarover geen zorgen bestaan en intensiever bij locaties waar wél zorgen over zijn.
3. Spreek elkaar aan
Het rapport: Zorg voor een open aanspreekcultuur. Creëer een cultuur waarin het geven van positieve en negatieve feedback normaal is. Stimuleer het aanspreken op gedrag, niet alleen bij vermoedens van seksueel misbruik, maar ook bij schreeuwen tegen de kinderen, gebrek aan zorg voor de kinderen of juist overbezorgdheid.
Misschien wel de allerbelangrijkste aanbeveling uit het rapport, vindt Marco Zoon van de Brancheorganisatie Kinderopvang. ‘Er moet een vertrouwensbasis zijn. Het is niet altijd eenvoudig om elkaar feedback te geven, dus goed dat hier trainingen voor worden georganiseerd.’
Bij Junis Kinderopvang krijgt iedereen hierin zo’n training, vertelt manager Sandra Groenendijk. ‘Hoe geef je elkaar feedback, hoe spreek je elkaar aan? We hebben ook een vertrouwenspersoon binnen de organisatie bij wie collega’s terechtkunnen als ze vermoeden dat er seksueel misbruik of kindermishandeling speelt door collega’s of door personen uit het netwerk van het kind.’
Gjalt Jellesma denkt dat de aanspreekcultuur binnen de kinderopvang nog stukken beter kan. ‘Bij ’t Hofnarretje vonden veel collega’s Robert M. een lastige collega: hij was dwingend en eigenwijs, niet collegiaal en nam zijn partner mee naar het werk. Maar niemand trok aan de bel. Pedagogische medewerkers houden bij misstanden vaak hun mond dicht. Dat is niet in het belang van de kinderen. Medewerkers moeten door hun leidinggevende worden gestimuleerd om elkaar aan te spreken, en het belang daarvan moet ook in de opleiding duidelijk worden gemaakt. Die opleiding vind ik heel belangrijk: goed opgeleide medewerkers zorgen voor kwaliteit.’
4. Praat met kinderen en maak ze weerbaar
Het rapport: Kinderen kunnen leren om seksueel misbruik te herkennen en grenzen aan te geven. Kinderen moeten weten dat ze ‘nee’ mogen zeggen tegen ongewenste aanrakingen.
Het is belangrijk om als ouder, pedagogisch medewerker of leerkracht kinderen van jongs af te leren dat ze de baas zijn over hun eigen lichaam en dat ze grenzen moeten aangeven. Duidelijk ‘nee’ zeggen tegen ongewenst contact verkleint de kans op seksueel misbruik, blijkt uit onderzoek van psycholoog Inge Hempel. Kindermisbruikers denken vaak dat een slachtoffer ermee instemt als het niet duidelijk 'nee' zegt of ander sterk afwijzend gedrag vertoont, wijst het onderzoek uit.
Manager Sandra Groenendijk van Junis Kinderopvang: ‘Het is belangrijk dat je betrouwbaar en respectvol bent in je handelingen en zegt wat je gaat doen. “Ik maak nu even je billen schoon, want je hebt in je luier gepoept.”’
5. Versterk de rol van de ouders
Het rapport: Ouders moeten op de hoogte zijn van het pedagogisch beleid van het kinderdagverblijf en moeten weten naar wie ze toe kunnen met een 'niet-pluisgevoel' over een medewerker. Vragen en klachten van ouders moeten altijd serieus worden genomen. Ouderbijeenkomsten over de pedagogische bejegening bieden ook een goede gelegenheid voor uitwisseling over grensoverschrijdend gedrag.
Het houden van ouderavonden is een goed idee, vindt Marco Zoon van de Brancheorganisatie Kinderopvang. ‘Door zaken op een ouderavond bespreekbaar te maken, praat je er ook tijdens het halen en brengen makkelijker met ouders over.’
Volgens Gjalt Jellesma van BOinK is er op het punt van ouders betrekken niet veel bereikt. ‘Dat komt van beide kanten: ouders hebben weinig zicht op de praktijk, zijn druk en hebben niet altijd zin en tijd om in de oudercommissie te gaan zitten. En kinderdagverblijven hebben niet altijd zin om zich door ouders op de vingers te laten kijken. Inspraak en zeggenschap blijven een lastige zaak, ze werken alleen als het van twee kanten komt.’
Bij Junis Kinderopvang worden ouders wel intensief betrokken. Manager Sandra Groenendijk: ‘Ze hebben meegedacht over onze gedragscode, waarin we voor onze klanten vastlegden hoe we omgaan met aanspreekcultuur en toezicht. De cliëntenraad heeft zich erover gebogen en de tekst is besproken met de oudercommissie. Als ouders vragen hebben als “Wat hoort bij de gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen?” en “Bij welk gedrag moet je je als ouder of als pedagogisch medewerkers zorgen maken?” kunnen ze bij ons terecht.’ Het moeilijkst om te veranderen is volgens haar de angstcultuur. ‘We krijgen meer kritische vragen van ouders sinds Robert M.. Maar al proberen wij het risico zo klein mogelijk te maken, we kunnen nooit honderd procent garantie geven dat er niets gebeurt.’
VERANDERDE NORMEN
De billetjes van een kind met verf insmeren om een mooie vlinderafdruk op papier te maken voor Moederdag: vroeger kon dat. Zijn de normen veranderd? Kirsten Kuyvenhoven van Smallsteps (250 locaties) denkt van wel, al weet ze niet of het door de zaak-Robert M. komt. ‘Door alles wat er over zulke zaken in de media verschijnt, zijn mensen voorzichtiger. In protocollen is tegenwoordig heel duidelijk vastgelegd wat wel en niet kan. Zo zijn er duidelijke afspraken over bijvoorbeeld het maken van foto’s van kinderen. We vragen ouders altijd om toestemming om foto’s te maken en nog eens als we er iets mee willen doen. Een van de protocollen schrijft ook voor dat we alleen foto’s maken van volledig geklede kinderen, dus als in de zomer de kinderen buiten in hun zwemkleren een watergevecht houden, fotograferen we niet.’
Manager Sandra Groenendijk van Junis: ‘Na Robert M. bespraken we ook vaker met elkaar: wat is normale genegenheid? Je moet er geen problemen mee krijgen als je een kind over zijn bolletje aait. Maar niet alle ouders vinden het leuk als een mannelijke pedagogische medewerker met hun kind knuffelt.’
Ook Gjalt Jellesma denkt dat de normen veranderd zijn. ‘Er zijn ouders die het goed vinden dat er een man op de groep staat, maar die mag dan geen luiers verschonen. Complete onzin! De kinderopvang is over het algemeen een veiliger plek dan thuis. Een kind verschonen zonder dat je het ergens aanraakt, kan niet. Verschonen moet op de manier die het meest effectief en hygiënisch is. Ouders die daar geen goed gevoel bij hebben, moeten hun kinderen niet naar een kinderdagverblijf brengen.’
WAT DOET DE OVERHEID?
Continue screening
Om de veiligheid in de kinderopvang te verbeteren screent de overheid sinds 1 juli 2013 de medewerkers in de kinderopvang voortdurend op strafbare feiten. Wanneer ze in aanraking komen met justitie, wordt hiervan melding gemaakt en verliest de persoon zijn of haar VOG (Verklaring Omtrent Gedrag). Wie geen VOG heeft, kan geen gastouder of kinderopvangmedewerker zijn. Marco Zoon, woordvoerder van de Brancheorganisatie Kinderopvang: ‘Per maand worden in Nederland vijf mensen niet toegelaten omdat ze geen VOG krijgen. Daarbij gaat het uiteraard niet altijd om zedenmisdrijven. Gastouders krijgen soms geen VOG vanwege een huisgenoot die een delict heeft gepleegd.’
Tussen april 2013 en februari 2014 zijn twaalf personen in de kinderopvang gesignaleerd die een zedendelict pleegden of daarbij betrokken waren. Onbekend is of de slachtoffers (ook) kinderen waren. Twee signalen betroffen medewerkers van een kinderopvang. De overige signalen gingen over huisgenoten van gastouders. (Bron: rapport Op goede grond, Nationaal Rapporteur)
Verplichte meldcode
Ook voerde de overheid een meldplicht in voor medewerkers in de kinderopvang bij geweld tegen een kind. Heeft een werkgever aanwijzingen van seksueel of ander geweld tegen een kind door een werknemer? Dan moet de werkgever dit melden bij de vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie. Deze inspecteur overlegt met de werkgever of er aangifte moet worden gedaan bij de politie. Zo ja, dan onderzoekt de politie of de werknemer het misdrijf heeft gepleegd.
Auteur: Annemarie van Dijk
VIJF JAAR NA ROBERT M.:
AUGEO MAGAZINE - HET ONLINE TIJDSCHRIFT OVER VEILIG OPGROEIEN
DOWNLOAD PDF
OVERZICHT
REACTIES
REAGEER OP DIT ARTIKEL
MISBRUIKSCHANDAAL
Ruim vijf jaar geleden werd Robert M. opgepakt op verdenking van grootschalig misbruik op Amsterdamse kinderdagverblijven. M. werd tot achttien jaar cel veroordeeld. De Amsterdamse zedenzaak was aanleiding voor een groot onderzoek naar de kinderopvang en het toezicht erop. Wat konden de sector, de overheid en ouders doen om te voorkomen dat zo’n enorme zaak ooit weer zou voorkomen? In april 2011 kwam de commissie-Gunning met conclusies.
ONDERZOEK ASSCHER
De aanbevelingen van de commissie-Gunning leidden in 2013 tot een Wijzigingswet kinderopvang. De belangrijkste aanbevelingen van de commissie zijn inmiddels vertaald naar wet- en regelgeving, waaronder het vierogenprincipe, de continue screening van medewerkers en strenger toezicht door inspecties. Dit jaar laat minister Asscher van Sociale Zaken onderzoek doen naar wat er is gedaan is met de aanbevelingen. Wat hebben de genomen maatregelen bijgedragen? Zijn er ook aanbevelingen waar (nog) niks mee is gedaan? De resultaten worden in oktober verwacht.
ZORG VOOR VIER OGEN
Het rapport: Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen moeten werken volgens het vierogenprincipe. Dit betekent dat er altijd twee pedagogisch medewerkers aanwezig moeten zijn, die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. Is er geen tweede volwassene op de groep, dan moet er via een raam, camera of babyfoon toezicht zijn van een volwassene in een andere ruimte.
Bij Junis Kinderopvang (ruim vijftig locaties) is het vierogenprincipe een leidraad bij het (ver)bouwen van gebouwen. ‘We werken veel met glas en open ruimtes, zodat je elkaar goed kunt zien en horen’, vertelt manager Sandra Groenendijk. ‘Momenten dat een pedagogische medewerker alleen is op een groep komen niet vaak voor, maar het is natuurlijk onmogelijk om het helemaal te voorkomen.’
Junis heeft geen camera’s opgehangen. ‘Dat biedt een schijnveiligheid, want je kunt niet alles zien op een camera. Bovendien is het geen doen om al die beelden elke avond te bekijken. En het leidt tot een overdreven controle op medewerkers; je hebt toch een basisvertrouwen in elkaar. Wat ik wel vreemd vind: in het onderwijs zijn kinderen ook vaak met één juf of meester in een klas. Daar gaat het helemaal niet over ‘vier ogen’ en is de continue screening op iemands gedrag niet verplicht. Datzelfde geldt bijvoorbeeld in de jeugdzorg, tijdens werkweken en bij zeilkampen.’
Bij een paar duizend van de ongeveer 12.000 kinderdagverblijven in Nederland hangen beveiligingscamera’s, is de schatting. Ook zijn er locaties waar ouders de hele dag op hun telefoon kunnen meekijken met de camera’s. Gjalt Jellesma van de Belangenorganisatie voor Ouders In de Kinderopvang (BOinK) gelooft net als Groenendijk niet zo in camera’s. ‘Je kunt als medewerker nog steeds iets doen met een kind, net buiten beeld of met je rug naar de camera’s.’ Er zijn volgens hem ook andere manieren om de kinderopvang veiliger te maken. ‘Stagiaires kunnen een rol spelen, en je kunt ouders vragen om iets langer te blijven.’
HOUD VAKER EN BETER TOEZICHT
Het rapport: In het belang van de veiligheid van kinderen moeten strengere kwaliteitseisen aan kinderdagverblijven worden gesteld. De inspectiebezoeken moeten van een administratief-juridische controle verschuiven naar een kwaliteitstoets.
Gjalt Jellesma van de Belangenorganisatie voor Ouders In de Kinderopvang (BOinK): ‘Al voordat de zaak bij het Hofnarretje aan het rollen ging, hadden wij als BOinK aan de bel getrokken: bij 80 procent van de kinderopvangadressen houden ze zich aan de regels, bij 20 procent gaat het niet goed. Er moet dus minstens een keer per jaar inspectie komen. De uitkomst van de commissie-Gunning was dat de inspecties niet goed waren, dus de kwaliteit van de inspecties moet ook beter.’
Tegenwoordig vinden de (onverwachte) inspecties gemiddeld eens per jaar plaats. Er wordt altijd gecontroleerd op het pedagogisch klimaat, veiligheid en gezondheid. Vaak wordt ook gelet op accommodatie en inrichting. Inmiddels voeren gemeenten en GGD’s hun wettelijke taken rond toezicht en handhaving op de kinderopvang steeds beter uit, volgens de Onderwijsinspectie. GGD’s onderzoeken jaarlijks vrijwel alle locaties die ze van het ministerie van Sociale Zaken moeten bezoeken (96 procent) en voeren ook onverwachte inspecties uit. De toezichthouder kinderopvang maakt na de inspectie een risicoprofiel. Bij 30 procent van de onderzochte voorzieningen adviseerde de GGD de gemeente in te grijpen, omdat bijvoorbeeld het pedagogisch beleid of de veiligheid van de locatie niet in orde was. Toezichthouders inspecteren minder intensief bij locaties waarover geen zorgen bestaan en intensiever bij locaties waar wél zorgen over zijn.
SPREEK ELKAAR AAN
Het rapport: Zorg voor een open aanspreekcultuur. Creëer een cultuur waarin het geven van positieve en negatieve feedback normaal is. Stimuleer het aanspreken op gedrag, niet alleen bij vermoedens van seksueel misbruik, maar ook bij schreeuwen tegen de kinderen, gebrek aan zorg voor de kinderen of juist overbezorgdheid.
Misschien wel de allerbelangrijkste aanbeveling uit het rapport, vindt Marco Zoon van de Brancheorganisatie Kinderopvang. ‘Er moet een vertrouwensbasis zijn. Het is niet altijd eenvoudig om elkaar feedback te geven, dus goed dat hier trainingen voor worden georganiseerd.’
Bij Junis Kinderopvang krijgt iedereen hierin zo’n training, vertelt manager Sandra Groenendijk. ‘Hoe geef je elkaar feedback, hoe spreek je elkaar aan? We hebben ook een vertrouwenspersoon binnen de organisatie bij wie collega’s terechtkunnen als ze vermoeden dat er seksueel misbruik of kindermishandeling speelt door collega’s of door personen uit het netwerk van het kind.’
Gjalt Jellesma denkt dat de aanspreekcultuur binnen de kinderopvang nog stukken beter kan. ‘Bij ’t Hofnarretje vonden veel collega’s Robert M. een lastige collega: hij was dwingend en eigenwijs, niet collegiaal en nam zijn partner mee naar het werk. Maar niemand trok aan de bel. Pedagogische medewerkers houden bij misstanden vaak hun mond dicht. Dat is niet in het belang van de kinderen. Medewerkers moeten door hun leidinggevende worden gestimuleerd om elkaar aan te spreken, en het belang daarvan moet ook in de opleiding duidelijk worden gemaakt. Die opleiding vind ik heel belangrijk: goed opgeleide medewerkers zorgen voor kwaliteit.’
PRAAT MET KINDEREN EN MAAK ZE WEERBAAR
Het rapport: Kinderen kunnen leren om seksueel misbruik te herkennen en grenzen aan te geven. Kinderen moeten weten dat ze ‘nee’ mogen zeggen tegen ongewenste aanrakingen.
Het is belangrijk om als ouder, pedagogisch medewerker of leerkracht kinderen van jongs af te leren dat ze de baas zijn over hun eigen lichaam en dat ze grenzen moeten aangeven. Duidelijk ‘nee’ zeggen tegen ongewenst contact verkleint de kans op seksueel misbruik, blijkt uit onderzoek van psycholoog Inge Hempel. Kindermisbruikers denken vaak dat een slachtoffer ermee instemt als het niet duidelijk 'nee' zegt of ander sterk afwijzend gedrag vertoont, wijst het onderzoek uit.
Manager Sandra Groenendijk van Junis Kinderopvang: ‘Het is belangrijk dat je betrouwbaar en respectvol bent in je handelingen en zegt wat je gaat doen. “Ik maak nu even je billen schoon, want je hebt in je luier gepoept.”’
VERSTERK DE ROL VAN DE OUDERS
Het rapport: Ouders moeten op de hoogte zijn van het pedagogisch beleid van het kinderdagverblijf en moeten weten naar wie ze toe kunnen met een 'niet-pluisgevoel' over een medewerker. Vragen en klachten van ouders moeten altijd serieus worden genomen. Ouderbijeenkomsten over de pedagogische bejegening bieden ook een goede gelegenheid voor uitwisseling over grensoverschrijdend gedrag.
Het houden van ouderavonden is een goed idee, vindt Marco Zoon van de Brancheorganisatie Kinderopvang. ‘Door zaken op een ouderavond bespreekbaar te maken, praat je er ook tijdens het halen en brengen makkelijker met ouders over.’
Volgens Gjalt Jellesma van BOinK is er op het punt van ouders betrekken niet veel bereikt. ‘Dat komt van beide kanten: ouders hebben weinig zicht op de praktijk, zijn druk en hebben niet altijd zin en tijd om in de oudercommissie te gaan zitten. En kinderdagverblijven hebben niet altijd zin om zich door ouders op de vingers te laten kijken. Inspraak en zeggenschap blijven een lastige zaak, ze werken alleen als het van twee kanten komt.’
Bij Junis Kinderopvang worden ouders wel intensief betrokken. Manager Sandra Groenendijk: ‘Ze hebben meegedacht over onze gedragscode, waarin we voor onze klanten vastlegden hoe we omgaan met aanspreekcultuur en toezicht. De cliëntenraad heeft zich erover gebogen en de tekst is besproken met de oudercommissie. Als ouders vragen hebben als “Wat hoort bij de gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen?” en “Bij welk gedrag moet je je als ouder of als pedagogisch medewerkers zorgen maken?” kunnen ze bij ons terecht.’ Het moeilijkst om te veranderen is volgens haar de angstcultuur. ‘We krijgen meer kritische vragen van ouders sinds Robert M.. Maar al proberen wij het risico zo klein mogelijk te maken, we kunnen nooit honderd procent garantie geven dat er niets gebeurt.’
Kirsten Kuyvenhoven van kinderopvangorganisatie Smallsteps (250 locaties) denkt van wel, al weet ze niet of het door de zaak-Robert M. komt. ‘Door alles wat er over zulke zaken in de media verschijnt, zijn mensen voorzichtiger. In protocollen is tegenwoordig heel duidelijk vastgelegd wat wel en niet kan. Zo zijn er duidelijke afspraken over bijvoorbeeld het maken van foto’s van kinderen. We vragen ouders altijd om toestemming om foto’s te maken en nog eens als we er iets mee willen doen. Een van de protocollen schrijft ook voor dat we alleen foto’s maken van volledig geklede kinderen, dus als in de zomer de kinderen buiten in hun zwemkleren een watergevecht houden, fotograferen we niet.’
Manager Sandra Groenendijk van Junis: ‘Na Robert M. bespraken we ook vaker met elkaar: wat is normale genegenheid? Je moet er geen problemen mee krijgen als je een kind over zijn bolletje aait. Maar niet alle ouders vinden het leuk als een mannelijke pedagogische medewerker met hun kind knuffelt.’
Ook Gjalt Jellesma denkt dat de normen veranderd zijn. ‘Er zijn ouders die het goed vinden dat er een man op de groep staat, maar die mag dan geen luiers verschonen. Complete onzin! De kinderopvang is over het algemeen een veiliger plek dan thuis. Een kind verschonen zonder dat je het ergens aanraakt, kan niet. Verschonen moet op de manier die het meest effectief en hygiënisch is. Ouders die daar geen goed gevoel bij hebben, moeten hun kinderen niet naar een kinderdagverblijf brengen.’
Wanneer ze in aanraking komen met justitie, wordt hiervan melding gemaakt en verliest de persoon zijn of haar VOG (Verklaring Omtrent Gedrag). Wie geen VOG heeft, kan geen gastouder of kinderopvangmedewerker zijn. Marco Zoon, woordvoerder van de Brancheorganisatie Kinderopvang: ‘Per maand worden in Nederland vijf mensen niet toegelaten omdat ze geen VOG krijgen. Daarbij gaat het uiteraard niet altijd om zedenmisdrijven. Gastouders krijgen soms geen VOG vanwege een huisgenoot die een delict heeft gepleegd.’
Tussen april 2013 en februari 2014 zijn twaalf personen in de kinderopvang gesignaleerd die een zedendelict pleegden of daarbij betrokken waren. Onbekend is of de slachtoffers (ook) kinderen waren. Twee signalen betroffen medewerkers van een kinderopvang. De overige signalen gingen over huisgenoten van gastouders. (Bron: rapport Op goede grond, Nationaal Rapporteur ).
Verplichte meldcode
Ook voerde de overheid een meldplicht in voor medewerkers in de kinderopvang bij geweld tegen een kind. Heeft een werkgever aanwijzingen van seksueel of ander geweld tegen een kind door een werknemer? Dan moet de werkgever dit melden bij de vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie. Deze inspecteur overlegt met de werkgever of er aangifte moet worden gedaan bij de politie. Zo ja, dan onderzoekt de politie of de werknemer het misdrijf heeft gepleegd.
ZORG VOOR VIER OGEN
HOUD VAKER EN BETER TOEZICHT
SPREEK ELKAAR AAN
PRAAT MET KINDEREN EN MAAK ZE WEERBAAR
VERSTERK DE ROL VAN DE OUDERS
Lees verder
VERANDERDE NORMEN
De billetjes van een kind met verf insmeren om een mooie vlinderafdruk op papier te maken voor Moederdag: vroeger kon dat. Zijn de normen veranderd?
Lees verder
WAT DOET DE OVERHEID?
Om de veiligheid in de kinderopvang te verbeteren screent de overheid sinds 1 juli 2013 de medewerkers in de kinderopvang voortdurend op strafbare feiten.
AANBEVELINGEN EN WAT DAARMEE IN DE KINDEROPVANG WORDT GEDAAN:
AUTEUR: ANNEMARIE VAN DIJK
VIJF JAAR NA ROBERT M.:
Wat is er veranderd?
Ruim vijf jaar geleden schrok de kinderopvangsector op van het grootschalige misbruik door Robert M. . Medio 2011 kwam de commissie-Gunning met aanbevelingen. Minister Asscher laat dit jaar onderzoek doen naar de uitvoering daarvan. Dit artikel neemt hierop een voorschot. Sommige aanbevelingen verdienen óók aandacht van andere mensen die werken met jeugd.
Lees verder
Augeo Actueel - Praten met kinderen
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)