Chantal en Aïsha zijn niet hun echte namen en de vrouwen op de foto’s zijn modellen.
Chantal en Aïsha zijn niet hun echte namen.
‘Het boek Ongezien opgegroeid, herstel na een jeugd met narcistische, afwijzende of afstandelijke ouders van Lindsay C. Gibson vond ik helpend omdat het gaat over emotioneel onvolwassen, en daarmee afwezige ouders.’
‘Het boek Hoe overleven we van Francine Oomen heeft me geïnspireerd om op zoek te gaan naar de diepere lagen in mezelf. Ook wordt duidelijk dat iedereen een rugzakje heeft met eigen ervaringen. Het onderdrukken daarvan is schadelijk. In dit boek lees je dat goed luisteren naar ervaringen van anderen wonderen kan doen.’
Leestip van Aïsha
Leestip van Chantal
Chantal:
‘Veilig Thuis moet elke drie maanden kunnen monitoren’
Aïsha:
‘Bij jonge vrouwen met kinderen voelde ik me veilig. Ik kon weer kind zijn’
Chantal (26) groeide op met een vader die na een ongeluk lichamelijk en mentaal beperkt was. Haar moeder had psychische problemen en lag vaak in bed. Chantal zorgde als kind voor haar vader. Er was armoede, er werd niet altijd gekookt, en Chantal werd emotioneel en fysiek verwaarloosd. Op school werd ze gepest.
De moeder van Aïsha (24) heeft een bipolaire stoornis. Haar vier kinderen werden emotioneel en fysiek verwaarloosd. Toen ze 10 was, werd ze met haar zusje uit huis geplaatst. In anderhalf jaar tijd woonde ze in vier verschillende jeugdzorginstellingen. Daar was sprake van fysieke mishandeling en manipulatie. Op haar 12e mocht Aïsha weer naar huis, maar ze kampte met PTSS, depressies en suïcidale neigingen. Aïsha werkt nu als ervaringsdeskundige.
Op de campagnewebsite ‘Laat me niet los’ lees je andere ervaringsverhalen van jongeren, ouders en professionals over het thema.
Meer ervaringen lezen?
Wat zou er moeten gebeuren om dit onderwerp nóg belangrijker te maken?
Wat wens je kinderen toe die het thuis moeilijk hebben?
Waren er ook mensen die je níet hebben losgelaten?
En jij, Aïsha, welke ervaringen heb jij met dit thema?
Welke ervaringen heb je zelf met dit thema, Chantal?
Waarom is het thema zo belangrijk voor kinderen?
Wat betekent het thema ‘Laat me niet los’ voor jullie?
En tot slot: één organisatie zou als aanspreekpunt moeten fungeren voor het sociale netwerk en/of een JIM mentor, zodat zij ondersteund worden als er problemen zijn. Dit zijn allemaal maatregelen die erop gericht zijn dat kinderen niet worden losgelaten.’
Zorg er ook voor dat Veilig Thuis genoeg tijd heeft om elke drie maanden te monitoren, zoals ze zouden moeten doen. En laat een professioneel steunfiguur meerdere jaren betrokken blijven. Het gebeurt te vaak dat indicaties na een half jaar stoppen.
Aïsha: ‘Ik hoop dat de politiek meer kijkt naar de leefomstandigheden van kinderen, zodat ze veilig en veerkrachtig blijven opgroeien als ze bijvoorbeeld uit huis worden geplaatst of in een pleeggezin terechtkomen. Er is te veel negatieve feedback van jongeren die op dit soort plekken wonen. Zelf heb ik nog dagelijks last van de trauma’s die ik in de instellingen heb opgelopen.’
Chantal: ‘Er zijn meerdere partijen die een rol kunnen spelen. In het onderwijs zou het helpen als er één mentor of vertrouwenspersoon is die met je meeloopt door alle studiejaren - tenzij het met diegene niet klikt. Ik had tijdens mijn opleiding graag met iemand gepraat over bijvoorbeeld financieel rondkomen of vriendschappen aangaan.
In de zorg zou één vaste huisarts, kinderarts, consultatiebureaumedewerker of aanspreekpunt in de kinderopvang een verschil kunnen maken. En tegen de politiek en/of het jeugdzorgsysteem zou ik willen zeggen: registreer alle kinderen over wie zorgen zijn in een systeem, zodat ze nooit meer van de radar verdwijnen, bijvoorbeeld na een verhuizing.
Chantal: ‘Ik hoop dat elk kind minimaal één steunfiguur heeft die er onvoorwaardelijk voor hem of haar is, het liefst uit het eigen sociale netwerk. Het is dan wel belangrijk dat diegene terug kan vallen op een professional, want het is niet niks om deze rol op je te nemen. Het is jammer dat het concept van JIM , waarbij een jongere een steunfiguur of vertrouwenspersoon heeft, nog zo weinig gebruikt wordt.’
Aïsha: ‘Ik hoop dat kinderen en jongeren zich veilig genoeg voelen om zich te uiten en ook om dingen te bespreken met iemand, al is het een docent of begeleider. Want ook zij hebben invloed op het zelfbeeld van een kind. Daarnaast hoop ik dat kinderen hun eigen kwaliteiten ontdekken en zichzelf veerkrachtig kunnen ontwikkelen. Ik wens de kinderen veel kracht en liefde toe, ook zelfliefde. Dat kan alleen in een veilige omgeving waar ze zichzelf kunnen zijn en gehoord en gezien worden.’
Aïsha: ‘Op de groep in een open instelling waren jonge, vrouwelijke hulpverleners die soms zelf ook kinderen hadden. Bij hen voelde ik me veilig, ik kon weer kind zijn. Zij motiveerden mij om te blijven doorgaan omdat ze zagen dat ik potentie had om iets te bereiken. Hun woorden en hun geloof in mij deden me goed in tijden dat ik het niet meer zag zitten.’
Chantal: ‘De buurvrouw kwam niet meer bij ons thuis, omdat mijn moeder haar feedback op de situatie thuis steeds negeerde. Maar mij liet de buurvrouw niet helemaal los. Ik was altijd welkom om mee te eten en met haar kinderen te spelen. Zo kon ik even in een “normaal gezin” meedraaien. Dat was warm, liefdevol en helend.’
‘Helaas heb ik slechte ervaringen als het om loslaten gaat. Thuis hoorde ik altijd dat ik me aanstelde als ik me verdrietig voelde. Mijn moeder kon niets met mijn verdriet. Mijn vader had me sowieso al losgelaten toen hij - ik was 8 - naar Engeland verhuisde. Daar had ik grote moeite mee, want hij was een lieve, rustige man. Mijn zussen bekommerden zich ook niet om mij, zij hadden hun eigen problemen.
Ik dacht dat mijn situatie normaal was en dus liet ik mijn verdriet niet meer zien. Pas toen jeugdzorg in beeld kwam, besefte ik dat dat niet zo was. Maar ook de hulpverleners luisterden niet naar me, ze vulden vooral dingen in.
Voordat ik uit huis werd geplaatst, ging ik elke twee weken naar een weekendpleeggezin. Ik vertelde mijn verhaal, maar dat vonden deze pleegouders te zwaar. Mijn docenten op school vonden mijn problemen te heftig, ook omdat ik zelf vervelend gedrag liet zien. Ze gingen niet in gesprek met mij of mijn moeder, maar deden een melding. Ik voelde me toen erg alleen.’
‘Mijn ouders wezen alle hulp af en deden alsof het goed ging. En dus lieten allerlei mensen in mijn omgeving los. Dat gold voor de huisarts die niet doorpakte doordat mijn moeder de schijn hoog hield. Mensen die dicht bij mijn ouders stonden, durfden hen niet aan te spreken, omdat ze bang waren om ruzie te krijgen of de vriendschap te verliezen. Onze familie kwam niet meer omdat mijn vader zich naar anderen antisociaal gedroeg en mijn moeder altijd in de slachtofferrol kroop. Maar ook omdat het thuis vies was, er liepen muizen, het was een rotzooi. Niemand dacht aan mij, dat er een kind in deze situatie leefde. Door het gedrag van mijn ouders werd het sociale netwerk van ons gezin kleiner en kleiner. Hierdoor kwam ik in een isolement. Ik voelde me ontzettend alleen met alle problemen.
Op de middelbare school had ik een lieve mentor met wie ik fijne gesprekken had. Ik heb haar verteld over het fysieke geweld thuis. Ze deed er verder niets mee, maar ik kon mijn verhaal wel kwijt. Ze was empathisch en oordeelde niet. Helaas kreeg ik het jaar daarop een andere mentor.
Toen ik 18 werd, wilde ik zo snel mogelijk weg thuis. Maar waar moest ik naartoe? Er was nooit hulp geweest, dus ik had geen idee welke instantie ik moest bellen. En als je 18 wordt, verwacht men dat je het allemaal wel zelf kunt regelen. Maar als je de basis niet hebt geleerd, is het een pittige weg om alleen af te leggen. Dat voelde ook als losgelaten worden.’
Aïsha: ‘Omdat kinderen in dit soort situaties het gevoel hebben er alleen voor te staan. Ze kunnen zich niet gehoord of gezien voelen. Zelf vind ik het soms nog steeds moeilijk om te geloven dat iemand me wél serieus neemt, doordat het zo lang niet gebeurd is.’
Chantal: ‘Kinderen die in moeilijke omstandigheden opgroeien hebben positieve ervaringen met mensen nodig. Een tegengeluid. Als je ouders onbetrouwbaar zijn, kwetsend of afwezig, dan kan een andere volwassene die er onvoorwaardelijk voor je is heel helend en compenserend werken.’
Chantal: ‘Ik heb me best eenzaam gevoeld in mijn jeugd. Ik had gewild dat iemand oog voor mij had en contact zocht, ook al nam ik zelf geen initiatief. Ik hoop dat zowel professionals als het sociaal netwerk zich ervan bewust worden dat zij echt het verschil kunnen maken door kinderen die extra warmte en steun te geven. Die kan een kind nooit te veel krijgen. Kinderen krijgen die vaak juist veel te weinig.’
Aïsha: ‘Het thema betekent voor mij dat je iedereen een mogelijkheid biedt op veiligheid en herstel, ook de mensen die zich niet laten horen. Zoals jongeren met psychische klachten of jongeren die afwijken van de norm en dus niet geaccepteerd worden door hun omgeving of naasten.’
Dat kinderen die in onveilige situaties opgroeien té vaak worden losgelaten, was ook de ervaring van Chantal (26) en Aïsha (24). ‘Ik voelde me ontzettend alleen met alle problemen,’ vertelt Chantal. Maar er waren gelukkig ook lichtpuntjes.
‘Bij de buren was het warm, liefdevol en helend’
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Deel deze pagina:
Scroll naar beneden
ervaringsverhalen
5,5 min
Mariëlle van Bussel
Tips voor professionals van Aïsha
Tips voor professionals van Chantal
Luister goed naar wat kinderen zeggen.
Kijk naar het gedrag. Soms is het moeilijk om een kind te begrijpen, maar wie weet heeft het juist meer vriendelijkheid nodig.
Wees geïnteresseerd in wat het kind te vertellen heeft.
Ga je eigen leven niet vergelijken met dat van het kind. Iedereen is uniek en heeft zijn ervaringen.
Trek geen conclusies zonder de feiten te kennen. Doe uitgebreid research en vertrouw op dat wat je zelf ziet bij het kind.
Geef een kind extra aandacht. Stuur een appje om te vragen hoe het gaat, nodig iemand uit om ergens bij te zijn of regel een extra mentoruurtje.
Wees liefdevol en warm, professionele distantie is niet nodig. Een knuffel geven kan fijn zijn.
Kom je afspraken na en beloof alleen dingen die je kunt waarmaken.
Laat niet los, ook als een kind vervelend doet. Het kan een overlevingstechniek zijn, of er is sprake van schuldgevoel, schaamte of een loyaliteitsconflict. Dus zoek zelf weer contact, want een kind zal dat niet snel doen. Zulke onvoorwaardelijke aandacht kennen kinderen in moeilijke thuissituaties niet. Ze denken al snel dat ze het verpest hebben.
Zorg in de hulpverlening voor een vast gezicht. Als een wisseling onvermijdelijk is, zorg voor een warme, uitgebreide overdracht waardoor geen informatie verloren gaat. En betrek het kind bij deze overdracht.
Blijf contact houden met kinderen na hun 18e, als ze dat prettig vinden.
Chantal:
‘Door het gedrag van mijn ouders werd het sociale netwerk van ons gezin kleiner en kleiner’
Naar inhoudsopgave
Naar het volgende artikel
Op de campagnewebsite ‘Laat me niet los’ lees je andere ervaringsverhalen van jongeren, ouders en professionals over het thema.
Meer ervaringen lezen?
Deel deze pagina:
Chantal en Aïsha zijn niet hun echte namen.
‘Het boek Hoe overleven we van Francine Oomen heeft me geïnspireerd om op zoek te gaan naar de diepere lagen in mezelf. Ook wordt duidelijk dat iedereen een rugzakje heeft met eigen ervaringen. Het onderdrukken daarvan is schadelijk. In dit boek lees je dat goed luisteren naar ervaringen van anderen wonderen kan doen.’
Leestip van Aïsha
‘Het boek Ongezien opgegroeid, herstel na een jeugd met narcistische, afwijzende of afstandelijke ouders van Lindsay C. Gibson vond ik helpend omdat het gaat over emotioneel onvolwassen, en daarmee afwezige ouders.’
Leestip van Chantal
Tips voor professionals van Aïsha
Tips voor professionals van Chantal
Luister goed naar wat kinderen zeggen.
Kijk naar het gedrag. Soms is het moeilijk om een kind te begrijpen, maar wie weet heeft het juist meer vriendelijkheid nodig.
Wees geïnteresseerd in wat het kind te vertellen heeft.
Ga je eigen leven niet vergelijken met dat van het kind. Iedereen is uniek en heeft zijn ervaringen.
Trek geen conclusies zonder de feiten te kennen. Doe uitgebreid research en vertrouw op dat wat je zelf ziet bij het kind.
Geef een kind extra aandacht. Stuur een appje om te vragen hoe het gaat, nodig iemand uit om ergens bij te zijn of regel een extra mentoruurtje.
Wees liefdevol en warm, professionele distantie is niet nodig. Een knuffel geven kan fijn zijn.
Kom je afspraken na en beloof alleen dingen die je kunt waarmaken.
Laat niet los, ook als een kind vervelend doet. Het kan een overlevingstechniek zijn, of er is sprake van schuldgevoel, schaamte of een loyaliteitsconflict. Dus zoek zelf weer contact, want een kind zal dat niet snel doen. Zulke onvoorwaardelijke aandacht kennen kinderen in moeilijke thuissituaties niet. Ze denken al snel dat ze het verpest hebben.
Zorg in de hulpverlening voor een vast gezicht. Als een wisseling onvermijdelijk is, zorg voor een warme, uitgebreide overdracht waardoor geen informatie verloren gaat. En betrek het kind bij deze overdracht.
Blijf contact houden met kinderen na hun 18e, als ze dat prettig vinden.
En tot slot: één organisatie zou als aanspreekpunt moeten fungeren voor het sociale netwerk en/of een JIM mentor, zodat zij ondersteund worden als er problemen zijn. Dit zijn allemaal maatregelen die erop gericht zijn dat kinderen niet worden losgelaten.’
Chantal:
‘Veilig Thuis moet elke drie maanden kunnen monitoren’
Zorg er ook voor dat Veilig Thuis genoeg tijd heeft om elke drie maanden te monitoren, zoals ze zouden moeten doen. En laat een professioneel steunfiguur meerdere jaren betrokken blijven. Het gebeurt te vaak dat indicaties na een half jaar stoppen.
Aïsha: ‘Ik hoop dat de politiek meer kijkt naar de leefomstandigheden van kinderen, zodat ze veilig en veerkrachtig blijven opgroeien als ze bijvoorbeeld uit huis worden geplaatst of in een pleeggezin terechtkomen. Er is te veel negatieve feedback van jongeren die op dit soort plekken wonen. Zelf heb ik nog dagelijks last van de trauma’s die ik in de instellingen heb opgelopen.’
Chantal: ‘Er zijn meerdere partijen die een rol kunnen spelen. In het onderwijs zou het helpen als er één mentor of vertrouwenspersoon is die met je meeloopt door alle studiejaren - tenzij het met diegene niet klikt. Ik had tijdens mijn opleiding graag met iemand gepraat over bijvoorbeeld financieel rondkomen of vriendschappen aangaan.
In de zorg zou één vaste huisarts, kinderarts, consultatiebureaumedewerker of aanspreekpunt in de kinderopvang een verschil kunnen maken. En tegen de politiek en/of het jeugdzorgsysteem zou ik willen zeggen: registreer alle kinderen over wie zorgen zijn in een systeem, zodat ze nooit meer van de radar verdwijnen, bijvoorbeeld na een verhuizing.
Wat zou er moeten gebeuren om dit onderwerp nóg belangrijker te maken?
Chantal: ‘Ik hoop dat elk kind minimaal één steunfiguur heeft die er onvoorwaardelijk voor hem of haar is, het liefst uit het eigen sociale netwerk. Het is dan wel belangrijk dat diegene terug kan vallen op een professional, want het is niet niks om deze rol op je te nemen. Het is jammer dat het concept van JIM , waarbij een jongere een steunfiguur of vertrouwenspersoon heeft, nog zo weinig gebruikt wordt.’
Aïsha: ‘Ik hoop dat kinderen en jongeren zich veilig genoeg voelen om zich te uiten en ook om dingen te bespreken met iemand, al is het een docent of begeleider. Want ook zij hebben invloed op het zelfbeeld van een kind. Daarnaast hoop ik dat kinderen hun eigen kwaliteiten ontdekken en zichzelf veerkrachtig kunnen ontwikkelen. Ik wens de kinderen veel kracht en liefde toe, ook zelfliefde. Dat kan alleen in een veilige omgeving waar ze zichzelf kunnen zijn en gehoord en gezien worden.’
Wat wens je kinderen toe die het thuis moeilijk hebben?
Aïsha:
‘Bij jonge vrouwen met kinderen voelde ik me veilig. Ik kon weer kind zijn’
Aïsha: ‘Op de groep in een open instelling waren jonge, vrouwelijke hulpverleners die soms zelf ook kinderen hadden. Bij hen voelde ik me veilig, ik kon weer kind zijn. Zij motiveerden mij om te blijven doorgaan omdat ze zagen dat ik potentie had om iets te bereiken. Hun woorden en hun geloof in mij deden me goed in tijden dat ik het niet meer zag zitten.’
Chantal: ‘De buurvrouw kwam niet meer bij ons thuis, omdat mijn moeder haar feedback op de situatie thuis steeds negeerde. Maar mij liet de buurvrouw niet helemaal los. Ik was altijd welkom om mee te eten en met haar kinderen te spelen. Zo kon ik even in een “normaal gezin” meedraaien. Dat was warm, liefdevol en helend.’
Waren er ook mensen die je níet hebben losgelaten?
‘Helaas heb ik slechte ervaringen als het om loslaten gaat. Thuis hoorde ik altijd dat ik me aanstelde als ik me verdrietig voelde. Mijn moeder kon niets met mijn verdriet. Mijn vader had me sowieso al losgelaten toen hij - ik was 8 - naar Engeland verhuisde. Daar had ik grote moeite mee, want hij was een lieve, rustige man. Mijn zussen bekommerden zich ook niet om mij, zij hadden hun eigen problemen.
Ik dacht dat mijn situatie normaal was en dus liet ik mijn verdriet niet meer zien. Pas toen jeugdzorg in beeld kwam, besefte ik dat dat niet zo was. Maar ook de hulpverleners luisterden niet naar me, ze vulden vooral dingen in.
Voordat ik uit huis werd geplaatst, ging ik elke twee weken naar een weekendpleeggezin. Ik vertelde mijn verhaal, maar dat vonden deze pleegouders te zwaar. Mijn docenten op school vonden mijn problemen te heftig, ook omdat ik zelf vervelend gedrag liet zien. Ze gingen niet in gesprek met mij of mijn moeder, maar deden een melding. Ik voelde me toen erg alleen.’
En jij, Aïsha, welke ervaringen heb jij met dit thema?
‘Mijn ouders wezen alle hulp af en deden alsof het goed ging. En dus lieten allerlei mensen in mijn omgeving los. Dat gold voor de huisarts die niet doorpakte doordat mijn moeder de schijn hoog hield. Mensen die dicht bij mijn ouders stonden, durfden hen niet aan te spreken, omdat ze bang waren om ruzie te krijgen of de vriendschap te verliezen. Onze familie kwam niet meer omdat mijn vader zich naar anderen antisociaal gedroeg en mijn moeder altijd in de slachtofferrol kroop. Maar ook omdat het thuis vies was, er liepen muizen, het was een rotzooi. Niemand dacht aan mij, dat er een kind in deze situatie leefde. Door het gedrag van mijn ouders werd het sociale netwerk van ons gezin kleiner en kleiner. Hierdoor kwam ik in een isolement. Ik voelde me ontzettend alleen met alle problemen.
Op de middelbare school had ik een lieve mentor met wie ik fijne gesprekken had. Ik heb haar verteld over het fysieke geweld thuis. Ze deed er verder niets mee, maar ik kon mijn verhaal wel kwijt. Ze was empathisch en oordeelde niet. Helaas kreeg ik het jaar daarop een andere mentor.
Toen ik 18 werd, wilde ik zo snel mogelijk weg thuis. Maar waar moest ik naartoe? Er was nooit hulp geweest, dus ik had geen idee welke instantie ik moest bellen. En als je 18 wordt, verwacht men dat je het allemaal wel zelf kunt regelen. Maar als je de basis niet hebt geleerd, is het een pittige weg om alleen af te leggen. Dat voelde ook als losgelaten worden.’
Welke ervaringen heb je zelf met dit thema, Chantal?
Chantal:
‘Door het gedrag van mijn ouders werd het sociale netwerk van ons gezin kleiner en kleiner’
Aïsha: ‘Omdat kinderen in dit soort situaties het gevoel hebben er alleen voor te staan. Ze kunnen zich niet gehoord of gezien voelen. Zelf vind ik het soms nog steeds moeilijk om te geloven dat iemand me wél serieus neemt, doordat het zo lang niet gebeurd is.’
Chantal: ‘Kinderen die in moeilijke omstandigheden opgroeien hebben positieve ervaringen met mensen nodig. Een tegengeluid. Als je ouders onbetrouwbaar zijn, kwetsend of afwezig, dan kan een andere volwassene die er onvoorwaardelijk voor je is heel helend en compenserend werken.’
Waarom is het thema zo belangrijk voor kinderen?
Chantal: ‘Ik heb me best eenzaam gevoeld in mijn jeugd. Ik had gewild dat iemand oog voor mij had en contact zocht, ook al nam ik zelf geen initiatief. Ik hoop dat zowel professionals als het sociaal netwerk zich ervan bewust worden dat zij echt het verschil kunnen maken door kinderen die extra warmte en steun te geven. Die kan een kind nooit te veel krijgen. Kinderen krijgen die vaak juist veel te weinig.’
Aïsha: ‘Het thema betekent voor mij dat je iedereen een mogelijkheid biedt op veiligheid en herstel, ook de mensen die zich niet laten horen. Zoals jongeren met psychische klachten of jongeren die afwijken van de norm en dus niet geaccepteerd worden door hun omgeving of naasten.’
Wat betekent het thema ‘Laat me niet los’ voor jullie?
Chantal en Aïsha zijn niet hun echte namen en de vrouwen op de foto’s zijn modellen.
Chantal (26) groeide op met een vader die na een ongeluk lichamelijk en mentaal beperkt was. Haar moeder had psychische problemen en lag vaak in bed. Chantal zorgde als kind voor haar vader. Er was armoede, er werd niet altijd gekookt, en Chantal werd emotioneel en fysiek verwaarloosd. Op school werd ze gepest.
De moeder van Aïsha (24) heeft een bipolaire stoornis. Haar vier kinderen werden emotioneel en fysiek verwaarloosd. Toen ze 10 was, werd ze met haar zusje uit huis geplaatst. In anderhalf jaar tijd woonde ze in vier verschillende jeugdzorginstellingen. Daar was sprake van fysieke mishandeling en manipulatie. Op haar 12e mocht Aïsha weer naar huis, maar ze kampte met PTSS, depressies en suïcidale neigingen. Aïsha werkt nu als ervaringsdeskundige.
Dat kinderen die in onveilige situaties opgroeien té vaak worden losgelaten, was ook de ervaring van Chantal (26) en Aïsha (24). ‘Ik voelde me ontzettend alleen met alle problemen,’ vertelt Chantal. Maar er waren gelukkig ook lichtpuntjes.
ervaringsverhalen
Mariëlle van Bussel
‘Bij de buren was het warm, liefdevol en helend’
5,5 min