Auteur: Mariëlle van Bussel | Leestijd: 6 x 2 minuten
in de praktijk
Jongeren die thuis verwaarlozing of geweld hebben meegemaakt, worstelen vaak met dezelfde vragen. Wie ben ik? Moeten anderen weten wat ik heb meegemaakt? Kan ik ooit zelf een goede ouder worden? We legden die vragen voor aan een volwassen ervaringsdeskundige en een kinder- en jeugdpsychiater.
6 vragen waar we niet omheen kunnen
De deskundigen
Over de vragen
De vragen in dit artikel zijn losjes gebaseerd op de 7 Sneaky Challenges Facing Survivors of Childhood Sexual Abuse van de Amerikaanse advocaat Kevin M. Mulcahy. Hij denkt dat bepaalde kwesties bij iedereen spelen die slachtoffer is van mishandeling of seksueel misbruik. De Jongerentaskforce herkende er veel in en wilde de vragen graag voorleggen aan een ervaringsdeskundige en een expert.
Arne Popma is hoofd van de afdeling kinder- en Jeugdpsychiatrie aan het VUmc. Hij is daarnaast als kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan kinderpolikliniek de Bascule en hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de rechtenfaculteit van Universiteit Leiden.
Hameeda Lakho (1964) is ervaringsdeskundige, expert en inhoudsdeskundige huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij en haar twee oudere zussen werden psychisch en lichamelijk zwaar mishandeld door hun vader en stiefmoeder. Over haar jeugd schreef ze vier boeken en ze is initiatiefnemer van de Academie voor Herstel- en Ervaringsdeskundigheid voor slachtoffers van kindermishandeling en huiselijk geweld. Zie voor meer info haar website
Wie ben ik zelf – en hoe heeft mijn verleden me getekend?
1
Is wat ik heb meegemaakt wel zo erg?
2
Zal ik anderen vertellen over mijn verleden?
3
Word ik later net als mijn ouders?
4
Kan ik zelf wél een goede vader of moeder worden?
5
Wil ik mijn levenservaring inzetten voor anderen?
6
Reactie Augeo Jongerentaskforce
Wie ben ik zelf – en hoe heeft mijn verleden me getekend?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Ik had een sterke wil, was bijdehand, een vechter. Ik kwam zelfbewust en krachtig over. Maar haaks daarop stonden een laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen. Ik schaamde me ervoor dat ik al dat geweld had laten gebeuren. Als die onzekere en minderwaardige ‘ik’ naar boven kwam, wilde ik zo snel mogelijk naar huis als ik bijvoorbeeld op een feestje was.
Eigenlijk wist ik helemaal niet hoe ik me in gezelschap moest gedragen, hoe ik gesprekken moest aangaan of vriendschappen aanknopen. Terwijl ik naar de buitenwereld zelfverzekerd overkwam, zat ik mezelf vooral in de weg. Dan had ik met mijn “zelfverzekerdheid” een baantje gevonden in een kledingboetiek, maar dan wist ik niet eens hoe ik een gesprek met een klant moest beginnen.
Ik heb er heel lang over gedaan om die twee personen bij elkaar te voegen. Pas toen ik 40 was, wist ik dat ik beide kanten van mezelf moest accepteren om te komen tot de persoon die ik werkelijk ben. Vanaf dat moment kon ik eindelijk mijn volledige potentieel leven, zonder constant met mezelf in gevecht te zijn.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘De meeste jongeren hebben er iets aan als je uitlegt dat hun karakter mede gevormd wordt door hun relaties. Na een jeugd met mishandeling denken ze vaak negatief over zichzelf. Ze moeten ze zichzelf opnieuw uitvinden en definiëren. Ik stimuleer ze daarom om hun karakter opnieuw te ontdekken in relatie met anderen.
Zo vraag ik ze om op te schrijven hoe ze over zichzelf denken. Ook laat ik de vrienden van de jongere beschrijven wie hij of zij volgens hen is. Zo’n uitwisseling levert de mooiste feedback op. De jongere krijgt gespiegeld welke goede karaktereigenschappen andere mensen in hem zien. Maar het duurt vaak wel lang voordat jongeren het ook echt kunnen doorvoelen en geloven.
Negatieve gedachten kun je doorbreken door ze uit te dagen. “Jij denkt dat je het slecht voor hebt met anderen, maar waaruit blijkt dat?” Op die manier komen ze erachter dat hun zelfbeeld niet klopt. Als je jarenlang in een mishandelende situatie hebt gezeten, kost het tijd om je zelfbeeld aan te passen.
Als jongeren te lang blijven hangen in negatief gepieker over zichzelf, dan problematiseer ik dat weleens. Ik zeg dan dat ze hun ouders op die manier nog steeds hun leven laten bepalen. Het vertrouwen in anderen kan beschadigd zijn, maar het is wel te repareren.
Jongeren denken vaak dat ze perfect moeten zijn, maar het is helemaal niet erg om een keer boos te worden of fouten te maken. Ze moeten zichzelf leren accepteren met hun mooie en minder mooie kanten.’
Is wat ik heb meegemaakt wel zo erg?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Mijn verhaal is minder erg dan dat van anderen, het zal wel meevallen. Die gedachten had ik weleens. Bagatelliseren was een soort overlevingsmechanisme. Als ik er wel bij zou stilstaan, zou de heftigheid ervan te veel binnenkomen.
Ik had het diep weggestopt, alsof er niets aan de hand was. Natuurlijk voelde ik de klappen, bijvoorbeeld op het moment dat de directeur van het kindertehuis vertelde dat ik niet meer naar huis kon omdat mijn familie me dood wenste. Als ik dat tot me door liet dringen, maakte ik mezelf kapot. Want wat voor zin had het leven dan nog voor mij? Dus ging ik gewoon door met school, met mijn baantjes, zodat ik geen tijd had om met mezelf bezig te zijn.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Als jongeren hun ervaringen bagatelliseren om het er maar niet over te hoeven hebben, is dat een schild. Ze vinden het dan ook lastig om aandacht te vragen voor hun leed; ze zijn het niet waard, denken ze. Het is dus nodig om hun duidelijk te maken dat ze het wel waard zijn om naar te luisteren. De ervaringen van één persoon zijn ernstig op zich.
Er zijn ook jongeren die het leed van ánderen bagatelliseren. “Ze moesten eens weten wat ík heb meegemaakt, dat is veel erger.” Eigenlijk is dat een onhandige manier van hulp vragen. Het kan zijn dat zo iemand er niet op vertrouwt dat anderen zijn of haar leed groot genoeg vinden, en daarom het leed uitvergroot zodat het zeker gezien wordt. Ook hier is het belangrijk om duidelijk te maken dat je er als professional bent voor die ene jongere, ongeacht hoe groot of klein het leed is. En zijn verdriet en pijn te valideren.’
Zal ik anderen vertellen over mijn verleden?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Vanaf mijn 13e woonde ik in kindertehuizen, omdat mijn vader en stiefmoeder niets meer met me te maken wilden hebben. Zij verklaarden mij dood. Hoewel ik eindelijk verlost was van het jarenlange psychische en fysieke geweld van hen, voelde ik me nog steeds gevangen omdat ik dit geheim met me meedroeg. Ik durfde het met niemand te delen. In het kindertehuis vertelde ik niet wat ik thuis had meegemaakt.
Als kinderen op school vroegen of ze bij me mochten komen spelen, verzon ik allerlei smoezen om niet te hoeven zeggen dat ik in een tehuis woonde. Ik zei bijvoorbeeld dat ons huis streng beveiligd was omdat mijn vader een belangrijke baan had. Toen ik het toch een keer vertelde aan een vriendin, mocht ze daarna niet meer met me omgaan. Dat maakte het alleen maar moeilijker om mijn ervaringen te delen. Als leeftijdsgenoten vroegen naar mijn ouders, vertelde ik weleens dat ze dood waren. Ik wist dat ze dan niets meer durfden te vragen.
Ik schaamde me voor wat me thuis overkomen was en door het dragen van het geheim voelde ik me heel eenzaam. Ik voelde mij gestraft en vond het oneerlijk dat ik in een tehuis woonde en mijn ouders gewoon thuis waren. Ik was boos op de hele wereld. Wat zou het fijn geweest zijn als iemand door die boosheid heen had gekeken. Ik wilde simpelweg gehoord en gezien worden. Ik zou professionals dan ook willen meegeven dat er achter opstandig gedrag en boosheid vaak een verhaal zit met vooral pijn en verdriet. Kijk verder dan alleen het gedrag.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘In mijn spreekkamer zie ik jongeren die zo gesloten zijn dat ik de eerste ben met wie ze hun ervaringen delen. Ik zie ook jongeren die hun ervaringen juist breeduit delen op social media. Maar de meeste jongeren worstelen met de vraag of ze hun verhaal überhaupt wel willen delen. Ik bespreek dan met ze wat de meerwaarde is van het vertellen van de ervaringen. En tegen wie zou hij of zij het dan willen vertellen, en waarom juist bij diegene?
Ik vind het ook belangrijk om te bespreken wat jongeren ervan verwachten. Vaak zijn ze, heel begrijpelijk, bang voor hoe anderen zullen reageren. Misschien worden ze hierna anders behandeld, of anders gezien? Daarom nemen we alle mogelijke scenario’s door en oefenen we soms concreet een gesprek.
Door een afgewogen beslissing te maken, kun je eventuele spijt voorkomen. Misschien loopt een vriendschap stuk? Of wordt er misbruik gemaakt van je kwetsbaarheid? Ik gebruik de metafoor van een tube tandpasta weleens. Als je de tube leeg geknepen hebt, kun je de tandpasta niet meer terugstoppen. Je kunt maar één keer beslissen of je de ervaringen wilt delen.
Sommige jongeren hebben er moeite mee om te beseffen dat zij de eigenaar zijn van hun eigen verhaal en dat zíj dus bepalen wat ze wel of niet willen delen. Vertellen mag nooit een verplichting zijn. Het is fijn om je ervaringen te kunnen delen, omdat de jongere er dan niet alleen mee is. En het kan ook nuttig zijn omdat anderen – zoals een docent op school – er dan begrip voor kunnen hebben als de jongere vastloopt. Maar ook dan is het belangrijk dat hij zelf de regie houdt over wat en wanneer hij iets vertelt. In de meeste gevallen lukt het jongeren om hun eigen manier te vinden en vertellen ze later hoe opgelucht ze zijn dat ze hun geheim hebben gedeeld.’
Word ik later net als mijn ouders?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Voor mij als jongvolwassene was een toekomst met kinderen geen onderwerp. Ik was vooral aan het overleven, aan het vechten met mijn demonen. Een vriendje hebben, liefde, ik had geen idee wat het was. Maar toen ik later een relatie kreeg en we wél over kinderen nadachten, stelde ik die beslissing steeds uit. Wel wist ik dat áls ik kinderen zou krijgen, ik een heel andere ouder zou zijn dan ik zelf had gehad. Ik zou nooit gaan slaan, en mijn kind zou niets meekrijgen van mijn verleden.
Toen ik uiteindelijk op mijn 27e zwanger was, raakte ik in paniek. Ik wist niet hoe ik moeder moest zijn, ik wist niet eens wat onvoorwaardelijke liefde was. Met een gewelddadige vader en een moeder die dood gewaand werd – mijn vader vertelde me dat mijn moeder was overleden – had ik geen voorbeeld. Toen mijn eerste kind een huilbaby bleek, was ik bang. Wie weet zou ik haar door elkaar gaan schudden? Ik heb hulp gevraagd en ben voor het eerst de confrontatie aangegaan met mijn verleden.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Doordat jongeren bang zijn om net zo te worden als degene die hen misbruikt of mishandeld heeft, durven ze soms überhaupt niet meer boos te worden. Terwijl we uit verschillende onderzoeken weten dat de meeste jongeren die slachtoffer zijn van mishandeling later geen dader zullen worden. Het is dus heel belangrijk om die informatie door te geven.
Het delen van ervaringen met iemand anders is een enorm beschermende factor. De kans dat de jongere zelf agressief wordt, is dan een stuk kleiner. Als hij of zij een serieuze liefdesrelatie krijgt, is het goed om het verleden te bespreken met de partner, omdat dat anders in de weg kan gaan zitten. Iemand gaat bijvoorbeeld het gesprek over de kinderwens vermijden of zegt: “Dat nooit!”. De angst om zelf gewelddadig te worden haal je vaak niet helemaal weg, het blijft nou eenmaal een kwetsbaarheid van iemand die mishandeld is.’
Kan ik zelf wél een goede vader of moeder worden?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Toen mijn dochters jong waren, vond ik het belangrijk dat ik er altijd voor ze was. Ik was er altijd als ze uit school kwamen, ik stimuleerde ze om vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis te nemen. Ik deed erg mijn best om hen te geven wat ik had gemist. Speciale traktaties op school, dure verjaardagscadeaus. Ik wilde de perfecte moeder zijn en dus verwende ik ze te veel.
Daaronder zat een grote onzekerheid. Toen mijn dochters in de puberteit kwamen, voelde ik me afgewezen toen zij zich meer en meer gingen afzetten. Het is een leerproces geweest om grenzen aan te geven. Als ik nu terugkijk had ik eerder professionele hulp moeten zoeken, vóórdat ik aan kinderen begon. Had ik maar als jongvolwassene iemand gehad die toen naast me was gaan staan en me had gevraagd hoe het met me ging en wat ik nodig had. Zonder mij te veroordelen. Dan was het verwerkingsproces misschien eerder op gang gekomen.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Jonge ouders die slachtoffer zijn geweest van mishandeling kunnen bang zijn om grenzen te stellen, of zijn daar heel terughoudend in. Ze gaan overcompenseren voor wat hun niet gegund is als kind.
Ik wijs ze erop dat je een stevige, liefdevolle ouder mag zijn. Dat betekent warmte bieden, maar ook grenzen stellen. Als ze geen grenzen stellen, denken kinderen dat alles mogelijk is. Dat leidt onvermijdelijk tot frustraties die opgekropt worden. En misschien tot een punt dat ze het kind wél slaan. Een dramatisch moment, omdat ze dan bevestigd zien waar ze zo bang voor waren. “Zie je wel, ik ben ook een vreselijk mens”.’
Wil ik mijn levenservaring inzetten voor anderen?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Toen ik besefte dat ik slachtoffer was geweest van kindermishandeling, kreeg ik de behoefte om mijn verhaal op te schrijven. Ik wilde het delen met de buitenwereld, zodat mensen konden voelen wat kindermishandeling ís. Dát vond ik belangrijk. Uiteindelijk leidde dat tot mijn eerste boek: Verborgen tralies.
Ik ging lezingen geven, eerst voor kleine groepjes in de bibliotheek, later voor grote zalen. Ik kreeg heel veel brieven van lezers en heb de stichting Geheim geweld opgericht, voor volwassen slachtoffers van kindermishandeling. Het voelde inmiddels als een roeping om iets met mijn ervaringen te gaan doen. Ik wilde niet alleen het taboe rondom huiselijk geweld en kindermishandeling doorbreken, maar ook mijn ervaringen delen zodat anderen er iets aan zouden kunnen hebben. Juist omdat ik zelf nooit iemand gehad heb die mij kon helpen.
Inmiddels werk ik voor onder andere gemeenten, de GGD, de vrouwenopvang, de Blijf Groep en ben ik lid van de landelijke Spiegelgroep Geweld hoort nergens thuis. Ik voel dat ik mijn ervaringen moet inzetten voor zowel cliënten als professionals. Hier kan ik het verschil maken.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Ervaringsdeskundigheid is heel waardevol in de hulpverlening. Maar je kunt pas als ervaringsdeskundige aan de slag als je zelf oké bent met je verleden. En als je dit dus niet nodig hebt om er zelf mee in het reine te komen.
Ik zie regelmatig jongeren die zich wel verplicht voelen om iets met hun ervaringen te gaan doen. Ze hebben een sensor voor andere jongeren die hulpbehoevend zijn. Hun plichtsbesef of rechtvaardigheidsgevoel maakt dat ze anderen willen helpen. Het gevaar is dat ze denken dat ze de hele wereld moeten redden. Soms moet je letterlijk tegen ze zeggen dat dat niet kan.
Ik maak me weleens zorgen over jongeren die niet beseffen dat ze met een “verkeerde” motivatie de hulpverlening in willen gaan. Daar moeten opleidingen scherp op zijn. Zinnen als “Ik ben de enige die mishandelde kinderen kan begrijpen omdat ik het zelf heb meegemaakt”, of: “Misschien helpt het mij om anderen te helpen” zijn bekende alarmbellen. Het is goed om eerst voor jezelf te zorgen en je motivaties te kennen. Dan blijf je zelf gezond en áls je dan besluit hulpverlener te worden, word je ook een betere.’
‘Logisch dat Hameeda twijfelde over haar identiteit’
Evelijn en Julliette van de Augeo Jongerentaskforce: ‘Hameeda is gaan schrijven over de vragen waar ze mee tobde door haar levenservaringen. Voor veel mensen die als kind zijn mishandeld of misbruikt zullen haar boeken een bron van herkenning zijn. Het is goed dat Hameeda deze gevolgen bespreekbaar maakt, omdat ze vaak onderbelicht blijven. Eigenlijk is er nog maar heel weinig bekend over de langetermijngevolgen van een onveilige jeugd op de ontwikkeling in de (jong)volwassenheid. Dat is jammer, omdat jongeren met deze ervaringen vaak met fundamentele vragen zitten.
In het artikel vertelt Hameeda hoe ze twijfelde aan wie zij was en wat ze wilde bereiken. Ze twijfelde ook over welke karaktereigenschappen bij haar horen, maar ook over wat voortkomt uit haar trauma’s en ervaringen. We vinden het logisch dat Hameeda zich dat afvroeg, omdat ze als jongere haar eigen identiteit moest ontwikkelen. Als (jong)volwassene ging ze settelen, dus legde ze de basis legt voor haar verdere leven. Voor iemand die zijn eigen identiteit (nog) niet kent is settelen lastig, omdat er nog zo veel vragen zijn.
Arne’s antwoorden lossen zulke vragen niet op, maar geven wel erkenning. Het vinden van rust over de vragen geeft meer ruimte en energie om een stevige basis te leggen voor haar verdere leven.’
Jongeren die thuis verwaarlozing of geweld hebben meegemaakt, worstelen vaak met dezelfde vragen. Wie ben ik? Moeten anderen weten wat ik heb meegemaakt? Kan ik ooit zelf een goede ouder worden? We legden die vragen voor aan een volwassen ervaringsdeskundige en een kinder- en jeugdpsychiater.
6 vragen waar we niet omheen kunnen
in de praktijk
Auteur: Mariëlle van Bussel | Leestijd: 6 x 2 minuten
Reactie Augeo Jongerentaskforce
Wil ik mijn levenservaring inzetten voor anderen?
6
Kan ik zelf wél een goede vader of moeder worden?
5
Word ik later net als mijn ouders?
4
Zal ik anderen vertellen over mijn verleden?
3
Is wat ik heb meegemaakt wel zo erg?
2
Wie ben ik zelf – en hoe heeft mijn verleden me getekend?
1
De deskundigen
Hameeda Lakho (1964) is ervaringsdeskundige, expert en inhoudsdeskundige huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij en haar twee oudere zussen werden psychisch en lichamelijk zwaar mishandeld door hun vader en stiefmoeder. Over haar jeugd schreef ze vier boeken en ze is initiatiefnemer van de Academie voor Herstel- en Ervaringsdeskundigheid voor slachtoffers van kindermishandeling en huiselijk geweld. Zie voor meer info haar website
Arne Popma is hoofd van de afdeling kinder- en Jeugdpsychiatrie aan het VUmc. Hij is daarnaast als kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan kinderpolikliniek de Bascule en hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de rechtenfaculteit van Universiteit Leiden.
Over de vragen
De vragen in dit artikel zijn losjes gebaseerd op de 7 Sneaky Challenges Facing Survivors of Childhood Sexual Abuse van de Amerikaanse advocaat Kevin M. Mulcahy. Hij denkt dat bepaalde kwesties bij iedereen spelen die slachtoffer is van mishandeling of seksueel misbruik. De Jongerentaskforce herkende er veel in en wilde de vragen graag voorleggen aan een ervaringsdeskundige en een expert.
Wie ben ik zelf – en hoe heeft mijn verleden me getekend?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Ik had een sterke wil, was bijdehand, een vechter. Ik kwam zelfbewust en krachtig over. Maar haaks daarop stonden een laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen. Ik schaamde me ervoor dat ik al dat geweld had laten gebeuren. Als die onzekere en minderwaardige ‘ik’ naar boven kwam, wilde ik zo snel mogelijk naar huis als ik bijvoorbeeld op een feestje was.
Eigenlijk wist ik helemaal niet hoe ik me in gezelschap moest gedragen, hoe ik gesprekken moest aangaan of vriendschappen aanknopen. Terwijl ik naar de buitenwereld zelfverzekerd overkwam, zat ik mezelf vooral in de weg. Dan had ik met mijn “zelfverzekerdheid” een baantje gevonden in een kledingboetiek, maar dan wist ik niet eens hoe ik een gesprek met een klant moest beginnen.
Ik heb er heel lang over gedaan om die twee personen bij elkaar te voegen. Pas toen ik 40 was, wist ik dat ik beide kanten van mezelf moest accepteren om te komen tot de persoon die ik werkelijk ben. Vanaf dat moment kon ik eindelijk mijn volledige potentieel leven, zonder constant met mezelf in gevecht te zijn.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘De meeste jongeren hebben er iets aan als je uitlegt dat hun karakter mede gevormd wordt door hun relaties. Na een jeugd met mishandeling denken ze vaak negatief over zichzelf. Ze moeten ze zichzelf opnieuw uitvinden en definiëren. Ik stimuleer ze daarom om hun karakter opnieuw te ontdekken in relatie met anderen.
Zo vraag ik ze om op te schrijven hoe ze over zichzelf denken. Ook laat ik de vrienden van de jongere beschrijven wie hij of zij volgens hen is. Zo’n uitwisseling levert de mooiste feedback op. De jongere krijgt gespiegeld welke goede karaktereigenschappen andere mensen in hem zien. Maar het duurt vaak wel lang voordat jongeren het ook echt kunnen doorvoelen en geloven.
Negatieve gedachten kun je doorbreken door ze uit te dagen. “Jij denkt dat je het slecht voor hebt met anderen, maar waaruit blijkt dat?” Op die manier komen ze erachter dat hun zelfbeeld niet klopt. Als je jarenlang in een mishandelende situatie hebt gezeten, kost het tijd om je zelfbeeld aan te passen.
Als jongeren te lang blijven hangen in negatief gepieker over zichzelf, dan problematiseer ik dat weleens. Ik zeg dan dat ze hun ouders op die manier nog steeds hun leven laten bepalen. Het vertrouwen in anderen kan beschadigd zijn, maar het is wel te repareren.
Jongeren denken vaak dat ze perfect moeten zijn, maar het is helemaal niet erg om een keer boos te worden of fouten te maken. Ze moeten zichzelf leren accepteren met hun mooie en minder mooie kanten.’
Is wat ik heb meegemaakt wel zo erg?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Mijn verhaal is minder erg dan dat van anderen, het zal wel meevallen. Die gedachten had ik weleens. Bagatelliseren was een soort overlevingsmechanisme. Als ik er wel bij zou stilstaan, zou de heftigheid ervan te veel binnenkomen.
Ik had het diep weggestopt, alsof er niets aan de hand was. Natuurlijk voelde ik de klappen, bijvoorbeeld op het moment dat de directeur van het kindertehuis vertelde dat ik niet meer naar huis kon omdat mijn familie me dood wenste. Als ik dat tot me door liet dringen, maakte ik mezelf kapot. Want wat voor zin had het leven dan nog voor mij? Dus ging ik gewoon door met school, met mijn baantjes, zodat ik geen tijd had om met mezelf bezig te zijn.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Als jongeren hun ervaringen bagatelliseren om het er maar niet over te hoeven hebben, is dat een schild. Ze vinden het dan ook lastig om aandacht te vragen voor hun leed; ze zijn het niet waard, denken ze. Het is dus nodig om hun duidelijk te maken dat ze het wel waard zijn om naar te luisteren. De ervaringen van één persoon zijn ernstig op zich.
Er zijn ook jongeren die het leed van ánderen bagatelliseren. “Ze moesten eens weten wat ík heb meegemaakt, dat is veel erger.” Eigenlijk is dat een onhandige manier van hulp vragen. Het kan zijn dat zo iemand er niet op vertrouwt dat anderen zijn of haar leed groot genoeg vinden, en daarom het leed uitvergroot zodat het zeker gezien wordt. Ook hier is het belangrijk om duidelijk te maken dat je er als professional bent voor die ene jongere, ongeacht hoe groot of klein het leed is. En zijn verdriet en pijn te valideren.’
Zal ik anderen vertellen over mijn verleden?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Vanaf mijn 13e woonde ik in kindertehuizen, omdat mijn vader en stiefmoeder niets meer met me te maken wilden hebben. Zij verklaarden mij dood. Hoewel ik eindelijk verlost was van het jarenlange psychische en fysieke geweld van hen, voelde ik me nog steeds gevangen omdat ik dit geheim met me meedroeg. Ik durfde het met niemand te delen. In het kindertehuis vertelde ik niet wat ik thuis had meegemaakt.
Als kinderen op school vroegen of ze bij me mochten komen spelen, verzon ik allerlei smoezen om niet te hoeven zeggen dat ik in een tehuis woonde. Ik zei bijvoorbeeld dat ons huis streng beveiligd was omdat mijn vader een belangrijke baan had. Toen ik het toch een keer vertelde aan een vriendin, mocht ze daarna niet meer met me omgaan. Dat maakte het alleen maar moeilijker om mijn ervaringen te delen. Als leeftijdsgenoten vroegen naar mijn ouders, vertelde ik weleens dat ze dood waren. Ik wist dat ze dan niets meer durfden te vragen.
Ik schaamde me voor wat me thuis overkomen was en door het dragen van het geheim voelde ik me heel eenzaam. Ik voelde mij gestraft en vond het oneerlijk dat ik in een tehuis woonde en mijn ouders gewoon thuis waren. Ik was boos op de hele wereld. Wat zou het fijn geweest zijn als iemand door die boosheid heen had gekeken. Ik wilde simpelweg gehoord en gezien worden. Ik zou professionals dan ook willen meegeven dat er achter opstandig gedrag en boosheid vaak een verhaal zit met vooral pijn en verdriet. Kijk verder dan alleen het gedrag.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘In mijn spreekkamer zie ik jongeren die zo gesloten zijn dat ik de eerste ben met wie ze hun ervaringen delen. Ik zie ook jongeren die hun ervaringen juist breeduit delen op social media. Maar de meeste jongeren worstelen met de vraag of ze hun verhaal überhaupt wel willen delen. Ik bespreek dan met ze wat de meerwaarde is van het vertellen van de ervaringen. En tegen wie zou hij of zij het dan willen vertellen, en waarom juist bij diegene?
Ik vind het ook belangrijk om te bespreken wat jongeren ervan verwachten. Vaak zijn ze, heel begrijpelijk, bang voor hoe anderen zullen reageren. Misschien worden ze hierna anders behandeld, of anders gezien? Daarom nemen we alle mogelijke scenario’s door en oefenen we soms concreet een gesprek.
Door een afgewogen beslissing te maken, kun je eventuele spijt voorkomen. Misschien loopt een vriendschap stuk? Of wordt er misbruik gemaakt van je kwetsbaarheid? Ik gebruik de metafoor van een tube tandpasta weleens. Als je de tube leeg geknepen hebt, kun je de tandpasta niet meer terugstoppen. Je kunt maar één keer beslissen of je de ervaringen wilt delen.
Sommige jongeren hebben er moeite mee om te beseffen dat zij de eigenaar zijn van hun eigen verhaal en dat zíj dus bepalen wat ze wel of niet willen delen. Vertellen mag nooit een verplichting zijn. Het is fijn om je ervaringen te kunnen delen, omdat de jongere er dan niet alleen mee is. En het kan ook nuttig zijn omdat anderen – zoals een docent op school – er dan begrip voor kunnen hebben als de jongere vastloopt. Maar ook dan is het belangrijk dat hij zelf de regie houdt over wat en wanneer hij iets vertelt. In de meeste gevallen lukt het jongeren om hun eigen manier te vinden en vertellen ze later hoe opgelucht ze zijn dat ze hun geheim hebben gedeeld.’
Word ik later net als mijn ouders?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Voor mij als jongvolwassene was een toekomst met kinderen geen onderwerp. Ik was vooral aan het overleven, aan het vechten met mijn demonen. Een vriendje hebben, liefde, ik had geen idee wat het was. Maar toen ik later een relatie kreeg en we wél over kinderen nadachten, stelde ik die beslissing steeds uit. Wel wist ik dat áls ik kinderen zou krijgen, ik een heel andere ouder zou zijn dan ik zelf had gehad. Ik zou nooit gaan slaan, en mijn kind zou niets meekrijgen van mijn verleden.
Toen ik uiteindelijk op mijn 27e zwanger was, raakte ik in paniek. Ik wist niet hoe ik moeder moest zijn, ik wist niet eens wat onvoorwaardelijke liefde was. Met een gewelddadige vader en een moeder die dood gewaand werd – mijn vader vertelde me dat mijn moeder was overleden – had ik geen voorbeeld. Toen mijn eerste kind een huilbaby bleek, was ik bang. Wie weet zou ik haar door elkaar gaan schudden? Ik heb hulp gevraagd en ben voor het eerst de confrontatie aangegaan met mijn verleden.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Doordat jongeren bang zijn om net zo te worden als degene die hen misbruikt of mishandeld heeft, durven ze soms überhaupt niet meer boos te worden. Terwijl we uit verschillende onderzoeken weten dat de meeste jongeren die slachtoffer zijn van mishandeling later geen dader zullen worden. Het is dus heel belangrijk om die informatie door te geven.
Het delen van ervaringen met iemand anders is een enorm beschermende factor. De kans dat de jongere zelf agressief wordt, is dan een stuk kleiner. Als hij of zij een serieuze liefdesrelatie krijgt, is het goed om het verleden te bespreken met de partner, omdat dat anders in de weg kan gaan zitten. Iemand gaat bijvoorbeeld het gesprek over de kinderwens vermijden of zegt: “Dat nooit!”. De angst om zelf gewelddadig te worden haal je vaak niet helemaal weg, het blijft nou eenmaal een kwetsbaarheid van iemand die mishandeld is.’
Kan ik zelf wél een goede vader of moeder worden?
Ervaringsdeskundige Hameeda Lakho: ‘Toen mijn dochters jong waren, vond ik het belangrijk dat ik er altijd voor ze was. Ik was er altijd als ze uit school kwamen, ik stimuleerde ze om vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis te nemen. Ik deed erg mijn best om hen te geven wat ik had gemist. Speciale traktaties op school, dure verjaardagscadeaus. Ik wilde de perfecte moeder zijn en dus verwende ik ze te veel.
Daaronder zat een grote onzekerheid. Toen mijn dochters in de puberteit kwamen, voelde ik me afgewezen toen zij zich meer en meer gingen afzetten. Het is een leerproces geweest om grenzen aan te geven. Als ik nu terugkijk had ik eerder professionele hulp moeten zoeken, vóórdat ik aan kinderen begon. Had ik maar als jongvolwassene iemand gehad die toen naast me was gaan staan en me had gevraagd hoe het met me ging en wat ik nodig had. Zonder mij te veroordelen. Dan was het verwerkingsproces misschien eerder op gang gekomen.’
Kinder- en jeugdpsychiater Arne Popma: ‘Jonge ouders die slachtoffer zijn geweest van mishandeling kunnen bang zijn om grenzen te stellen, of zijn daar heel terughoudend in. Ze gaan overcompenseren voor wat hun niet gegund is als kind.
Ik wijs ze erop dat je een stevige, liefdevolle ouder mag zijn. Dat betekent warmte bieden, maar ook grenzen stellen. Als ze geen grenzen stellen, denken kinderen dat alles mogelijk is. Dat leidt onvermijdelijk tot frustraties die opgekropt worden. En misschien tot een punt dat ze het kind wél slaan. Een dramatisch moment, omdat ze dan bevestigd zien waar ze zo bang voor waren. “Zie je wel, ik ben ook een vreselijk mens”.’
‘Logisch dat Hameeda twijfelde over haar identiteit’
Evelijn en Julliette van de Augeo Jongerentaskforce: ‘Hameeda is gaan schrijven over de vragen waar ze mee tobde door haar levenservaringen. Voor veel mensen die als kind zijn mishandeld of misbruikt zullen haar boeken een bron van herkenning zijn. Het is goed dat Hameeda deze gevolgen bespreekbaar maakt, omdat ze vaak onderbelicht blijven. Eigenlijk is er nog maar heel weinig bekend over de langetermijngevolgen van een onveilige jeugd op de ontwikkeling in de (jong)volwassenheid. Dat is jammer, omdat jongeren met deze ervaringen vaak met fundamentele vragen zitten.
In het artikel vertelt Hameeda hoe ze twijfelde aan wie zij was en wat ze wilde bereiken. Ze twijfelde ook over welke karaktereigenschappen bij haar horen, maar ook over wat voortkomt uit haar trauma’s en ervaringen. We vinden het logisch dat Hameeda zich dat afvroeg, omdat ze als jongere haar eigen identiteit moest ontwikkelen. Als (jong)volwassene ging ze settelen, dus legde ze de basis legt voor haar verdere leven. Voor iemand die zijn eigen identiteit (nog) niet kent is settelen lastig, omdat er nog zo veel vragen zijn.
Arne’s antwoorden lossen zulke vragen niet op, maar geven wel erkenning. Het vinden van rust over de vragen geeft meer ruimte en energie om een stevige basis te leggen voor haar verdere leven.’