Hechtere gezinsrelaties, betere traumaverwerking?
Als in gezinnen waar huiselijk geweld speelt traumabehandeling wordt geboden, krijgen ouders en kinderen die vaak apart van elkaar. Wat zou het effect zijn als we daar systeemtherapie of gehechtheidsbehandeling aan toevoegen? Teams in Amsterdam en Leiden onderzoeken die vraag.
systeem en hechting
Auteur: Jessica Maas | Leestijd: 7 minuten
Aan de Universiteit Leiden werkt forensisch pedagoog Sabine van der Asdonk aan Samen stap voor stap vooruit, een onderzoek naar de effectiviteit van trauma- en gehechtheidsbehandeling voor moeders met jonge kinderen na huiselijk geweld.
Valerie Fictorie is gz-psycholoog (in opleiding tot klinisch psycholoog) bij Kenter Jeugdhulp en promovendus bij de Vrije Universiteit. Ze werkt aan Rewind and Fast Forward, een effectiviteitsstudie van FITT (Family-based Intensive Trauma Treatment), een intensieve trauma- en gezinsgerichte behandeling voor jongeren.
FITT bestaat uit psycho-educatie, traumatherapie, ouderbegeleiding en systeemtherapie. Die gecombineerde aanpak gericht op traumaverwerking en het gezinssysteem is uniek. Jongeren (12-20 jaar) volgen drie keer per week een behandeldag. Zo’n dag begint met Imaginaire Exposure, gevolgd door bewegingstherapie en EMDR. Bij Imaginaire Exposure deelt de jongere traumatische herinneringen met de therapeut. Hij of zij leert daarvan dat angstige verwachtingen niet uitkomen als er teruggedacht wordt aan traumatische herinneringen.
Bij de ouderbegeleiding bespreekt de gezinstherapeut de opvoeding van de ouders zelf en ook traumasensitief opvoeden komt uitvoerig aan de orde.
De behandeling wordt afgesloten met drie sessies systeemtherapie waarbij de gezinsleden onder begeleiding van twee therapeuten bespreken wat ze hebben meegemaakt. Hoe heeft iedereen de ruzies en het geweld in het gezin ervaren? Hoe gaat het nu thuis? Waarmee triggeren familieleden elkaar? Wat is er - heel praktisch - nodig om escalatie te voorkomen? Uit onderzoek blijkt namelijk dat het binnen deze gezinnen relatief veilig is, maar dat er nog wel vaak incidenten zijn.
Hoe ziet FITT-therapie eruit?
Grote behoefte
De eindresultaten van beide onderzoeken worden pas over twee jaar verwacht, maar de eerste fasen zijn in maart 2020 afgerond. Tijd om de stand van zaken te delen, want de behoefte aan meer kennis vanuit de praktijk is groot, weten beide onderzoekers. Over de ernstige gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling is steeds meer bekend, over de effectiviteit van de aanpak véél minder.
Valerie Fictorie: ‘De behoefte aan effectieve interventies rondom de aanpak van huiselijk geweld is enorm. Natuurlijk is er onderzoek gedaan naar traumabehandeling, maar werkt de behandeling door op de relatie tussen ouder en kind, of is daar meer gezinsgerichte behandeling voor nodig? We hopen met ons onderzoek daar met meer bewijskracht wat over te kunnen zeggen.’
Het eerste deel van het onderzoek bestond uit een literatuuronderzoek en gesprekken met professionals en cliënten die deel hadden genomen aan FITT, bij onder meer Kenter Jeugdhulp. ‘Tijdens een van de gesprekken gaf een meisje aan dat ze het zo fijn vond dat haar familielid ook uitleg had gekregen over trauma en huiselijk geweld. En door de traumabehandeling ontstond er meer ruimte bij haar en de familie om met elkaar in gesprek te gaan. Ze had nog wel meer van dit soort gesprekken gewild.’
Twee grote onderzoeken, andere onderzoeksvraag, andere opzet maar dezelfde missie: wat werkt er nu écht bij de aanpak van trauma bij huiselijk geweld en kindermishandeling? Hoe kunnen we die tussen de 90.000 en 127.000 jonge slachtoffers het beste helpen?
Intensieve aanpak
Na de eerste onderzoeksfase is besloten om de FITT-therapie met een vierde week van drie gezinsgesprekken uit te breiden. Die intensieve aanpak is bijzonder, zegt Fictorie. ‘Bij traumacentra wordt vaak wel traumagerichte therapie voor het kind en ouderbegeleiding voor ouders geboden, maar niet op zo’n intensieve manier. Jongeren moeten dan vaak weer een week wachten op het volgende gesprek.’
En dat terwijl het voor deze jongeren zo moeilijk is om steeds weer aan die traumatische gebeurtenis te moeten denken. ‘Ze moeten dan opnieuw door die vermijding heen. Bovendien gebeurt er in deze gezinnen ook vaak ontzettend veel in zo’n week.’
Het onderzoeksteam hoopt erachter te komen of de combinatie van traumabehandeling en gezinsgerichte therapie werkt om de thuissituatie daadwerkelijk structureel veilig te maken. Fictorie wijst op het onderzoek van Verwey Jonker Instituut ‘Een kwestie van Lange Adem’, dat heeft aangetoond hoe moeilijk het is om die spiraal van geweld te doorbreken. Bij de helft van de gezinnen bleek na anderhalf jaar - ook al kregen ze hulp - nog steeds sprake te zijn van huiselijk geweld.
‘Ook onderzoek onder volwassenen met vroegkinderlijk trauma laat zien dat het effect van traumabehandeling niet zo groot is. Daarom willen we zo graag weten wat we extra moeten doen om ervoor te zorgen dat de behandeling effectiever wordt. Aan welke knoppen moeten we draaien? Wordt het veiliger als behandelaars meer tijd en aandacht besteden aan het ouderschap en het versterken van de ouder-kindrelatie?’
120 gezinnen
‘Door alle andere problemen worden PTSS-klachten soms over het hoofd gezien’
Het signaleren van deze gezinnen is een van de grootse uitdagingen voor het onderzoekteam. ‘Er speelt vaak van alles. Soms heeft men bijvoorbeeld hulp gehad omdat een zoon of dochter er op school uitklapt. Doordat andere problemen op de voorgrond staan, wordt door de instanties soms over het hoofd gezien dat er sprake is PTSS-klachten en zijn deze dus niet geregistreerd.’
Gezinnen die intensieve traumatherapie én gezinsgerichte therapie volgen, worden in het onderzoek vergeleken met gezinnen die alleen intensieve traumabehandeling krijgen, en met gezinnen die de reguliere behandeling krijgen na huiselijk geweld. In totaal doen 120 gezinnen mee, via drie instellingen.
Moeders met jonge kinderen
In Leiden zit forensisch pedagoog Sabine van der Asdonk, die eerder dit jaar nog de Gratama Wetenschapsprijs 2021 won, met een al even pittige uitdaging. Ook dit onderzoek is gericht op de effectiviteit van behandeling na huiselijk geweld, maar hier gaat het om moeders met jonge kinderen (0 - 6 jaar) in de vrouwenopvang. Het onderzoeksteam hoopt een grote groep slachtoffers die ernstig huiselijk geweld hebben meegemaakt bereid te vinden om met hun kinderen mee te doen aan het onderzoek. Van der Asdonk: ‘We weten dat, zelfs als kinderen van deze leeftijd niet direct bij het huiselijk geweld aanwezig waren, ze getraumatiseerd kunnen zijn. Maar het is lastig om traumaklachten bij deze kinderen - denk aan een baby - in kaart te brengen.’
De moeders om wie het gaat beheersen soms de Nederlandse taal niet, wat de onderzoeksopgave complexer maakt. Van der Asdonk: ‘We werken waar nodig met tolken en met vertaalde vragenlijsten om zo inclusief mogelijk te zijn.’
Interventie-onderzoek gericht op heel jonge slachtoffers van huiselijk geweld is nog nauwelijks gedaan, zegt Van der Asdonk. ‘Eerdere onderzoeken richtten zich vrijwel altijd op oudere kinderen.’
De standaardbegeleiding in de vrouwenopvang is gericht op een veilige toekomst voor het gezin. Het gezin wordt o.a. praktisch ondersteund bij huisvesting, juridische en financiële zaken. Er wordt gewerkt aan de zelfredzaamheid van de moeder en gekeken naar wat nodig is om toekomstig geweld in het gezin te voorkomen. Kinderen kunnen aan een groepsbehandeling deelnemen om ervaringen rondom huiselijk geweld te verwerken en een gevoel van veiligheid te krijgen. Waar nodig wordt vanuit de vrouwenopvang ook geschakeld met externe hulpverleners.
Begeleiding in de vrouwenopvang
‘Een veilige gehechtheidsrelatie kan een belangrijke beschermende factor zijn’
Wie eerst behandelen?
Van der Asdonk: ‘Gehechtheid is een belangrijk fundament voor de ontwikkeling van kinderen. Een verstoring kan zich op latere leeftijd op allerlei manieren uiten. Wanneer kinderen getraumatiseerd zijn na huiselijk geweld, kan een veilige gehechtheidsrelatie een belangrijke beschermende factor zijn.’
Daarom onderzoeken we of traumabehandeling van de moeder in combinatie met een behandeling gericht op gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind werkt. Verbetert het contact? Zien we dat het welzijn van het kind verbetert? Dat is een vernieuwende vraag, want vaak wordt de psychische zorg voor de ouder nog los gezien van de kinderen, terwijl die juist voor het kind dus heel belangrijk kan zijn.’
De behoefte aan meer handvatten en effectieve interventies is ook op dit terrein groot. De vaak getraumatiseerde moeders hebben al zo veel achter de rug. Maar wat eerst te doen: traumabehandeling voor de moeder met PTSS-klachten of toch direct werken aan de relatie tussen moeder en kind? Wie ga je eerst behandelen? Het gaat om jonge kinderen, die erg afhankelijk zijn van de ouder.
‘We verwachten dat zowel NIKA als EMDR effectief zijn, maar de combinatie het beste is’
- Rewind and Fast Forward wordt uitgevoerd door Kenter Jeugdhulp, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Erasmus Universiteit en de Universiteit Leiden (samen Consortium FITT). Meer informatie: projectomschrijving Rewind and Fast Forward.
- Samen stap voor stap vooruit wordt uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Universiteit Leiden en Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met twee klinisch psychologen en twee vrouwenopvangorganisaties. Meer informatie: projectomschrijving Samen stap voor stap vooruit
Beide onderzoeken maken deel uit van het onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis en kregen subsidie toegekend door ZonMw. De tussenrapportages zijn hier te lezen. De eindresultaten worden in de zomer van 2023 verwacht.
Meer informatie
Geen one size fits all
In het onderzoek worden moeders die de standaardbegeleiding vanuit de vrouwenopvang ontvangen, vergeleken met moeders die in aanvulling daarop óf enkel de gehechtheidsbehandeling (NIKA) ontvangen, óf een combinatie van gehechtheidsbehandeling en traumatherapie (EMDR). ‘Bij aanvang en na afloop observeren we moeder en kind bij een spelopdracht: is de kwaliteit van de interacties tussen hen verbeterd? We verwachten te vinden dat zowel NIKA als EMDR effectief zijn, maar ook dat gezinnen waarin zowel NIKA als EMDR zijn ingezet het beste af zijn.’
Van der Asdonk beseft dat er voor deze moeders en de kinderen nóóit een one-size-fits-all-aanpak uit het onderzoek zal rollen. ‘Alle verhalen van deze vrouwen zijn anders. Maar álle kennis over interventies die werken bij deze groep met heel jonge kinderen is welkom. We merken dat ook echt aan de grote betrokkenheid van de professionals in de praktijk bij ons onderzoek.’
De moeders in de opvang zijn vaak niet alleen slachtoffer van geweld in hun relatie met een (ex-)partner, ze hebben regelmatig in hun jeugd ook mishandeling meegemaakt. Van der Asdonk: ‘Het opvoeden van een kind kan flink worden bemoeilijkt wanneer het eigen levensverhaal zo traumatisch is geweest. Moeders willen altijd het beste voor hun kind, maar door al het trauma - en door het volle hoofd - zijn ze in deze omstandigheden niet altijd in staat om dat te geven.’
systeem en hechting
Auteur: Jessica Maas | Leestijd: 7 minuten
Hechtere gezinsrelaties, betere traumaverwerking?
Als in gezinnen waar huiselijk geweld speelt traumabehandeling wordt geboden, krijgen ouders en kinderen die vaak apart van elkaar. Wat zou het effect zijn als we daar systeemtherapie of gehechtheidsbehandeling aan toevoegen? Teams in Amsterdam en Leiden onderzoeken die vraag.
FITT bestaat uit psycho-educatie, traumatherapie, ouderbegeleiding en systeemtherapie. Die gecombineerde aanpak gericht op traumaverwerking en het gezinssysteem is uniek. Jongeren (12-20 jaar) volgen drie keer per week een behandeldag. Zo’n dag begint met Imaginaire Exposure, gevolgd door bewegingstherapie en EMDR. Bij Imaginaire Exposure deelt de jongere traumatische herinneringen met de therapeut. Hij of zij leert daarvan dat angstige verwachtingen niet uitkomen als er teruggedacht wordt aan traumatische herinneringen.
Bij de ouderbegeleiding bespreekt de gezinstherapeut de opvoeding van de ouders zelf en ook traumasensitief opvoeden komt uitvoerig aan de orde.
De behandeling wordt afgesloten met drie sessies systeemtherapie waarbij de gezinsleden onder begeleiding van twee therapeuten bespreken wat ze hebben meegemaakt. Hoe heeft iedereen de ruzies en het geweld in het gezin ervaren? Hoe gaat het nu thuis? Waarmee triggeren familieleden elkaar? Wat is er - heel praktisch - nodig om escalatie te voorkomen? Uit onderzoek blijkt namelijk dat het binnen deze gezinnen relatief veilig is, maar dat er nog wel vaak incidenten zijn.
Hoe ziet FITT-therapie eruit?
De eindresultaten van beide onderzoeken worden pas over twee jaar verwacht, maar de eerste fasen zijn in maart 2020 afgerond. Tijd om de stand van zaken te delen, want de behoefte aan meer kennis vanuit de praktijk is groot, weten beide onderzoekers. Over de ernstige gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling is steeds meer bekend, over de effectiviteit van de aanpak véél minder.
Valerie Fictorie: ‘De behoefte aan effectieve interventies rondom de aanpak van huiselijk geweld is enorm. Natuurlijk is er onderzoek gedaan naar traumabehandeling, maar werkt de behandeling door op de relatie tussen ouder en kind, of is daar meer gezinsgerichte behandeling voor nodig? We hopen met ons onderzoek daar met meer bewijskracht wat over te kunnen zeggen.’
Het eerste deel van het onderzoek bestond uit een literatuuronderzoek en gesprekken met professionals en cliënten die deel hadden genomen aan FITT, bij onder meer Kenter Jeugdhulp. ‘Tijdens een van de gesprekken gaf een meisje aan dat ze het zo fijn vond dat haar familielid ook uitleg had gekregen over trauma en huiselijk geweld. En door de traumabehandeling ontstond er meer ruimte bij haar en de familie om met elkaar in gesprek te gaan. Ze had nog wel meer van dit soort gesprekken gewild.’
Grote behoefte
Valerie Fictorie is gz-psycholoog (in opleiding tot klinisch psycholoog) bij Kenter Jeugdhulp en promovendus bij de Vrije Universiteit. Ze werkt aan Rewind and Fast Forward, een effectiviteitsstudie van FITT (Family-based Intensive Trauma Treatment), een intensieve trauma- en gezinsgerichte behandeling voor jongeren.
Aan de Universiteit Leiden werkt forensisch pedagoog Sabine van der Asdonk aan Samen stap voor stap vooruit, een onderzoek naar de effectiviteit van trauma- en gehechtheidsbehandeling voor moeders met jonge kinderen na huiselijk geweld.
Twee grote onderzoeken, andere onderzoeksvraag, andere opzet maar dezelfde missie: wat werkt er nu écht bij de aanpak van trauma bij huiselijk geweld en kindermishandeling? Hoe kunnen we die tussen de 90.000 en 127.000 jonge slachtoffers het beste helpen?
Na de eerste onderzoeksfase is besloten om de FITT-therapie met een vierde week van drie gezinsgesprekken uit te breiden. Die intensieve aanpak is bijzonder, zegt Fictorie. ‘Bij traumacentra wordt vaak wel traumagerichte therapie voor het kind en ouderbegeleiding voor ouders geboden, maar niet op zo’n intensieve manier. Jongeren moeten dan vaak weer een week wachten op het volgende gesprek.’
En dat terwijl het voor deze jongeren zo moeilijk is om steeds weer aan die traumatische gebeurtenis te moeten denken. ‘Ze moeten dan opnieuw door die vermijding heen. Bovendien gebeurt er in deze gezinnen ook vaak ontzettend veel in zo’n week.’
Het onderzoeksteam hoopt erachter te komen of de combinatie van traumabehandeling en gezinsgerichte therapie werkt om de thuissituatie daadwerkelijk structureel veilig te maken. Fictorie wijst op het onderzoek van Verwey Jonker Instituut ‘Een kwestie van Lange Adem’, dat heeft aangetoond hoe moeilijk het is om die spiraal van geweld te doorbreken. Bij de helft van de gezinnen bleek na anderhalf jaar - ook al kregen ze hulp - nog steeds sprake te zijn van huiselijk geweld.
‘Ook onderzoek onder volwassenen met vroegkinderlijk trauma laat zien dat het effect van traumabehandeling niet zo groot is. Daarom willen we zo graag weten wat we extra moeten doen om ervoor te zorgen dat de behandeling effectiever wordt. Aan welke knoppen moeten we draaien? Wordt het veiliger als behandelaars meer tijd en aandacht besteden aan het ouderschap en het versterken van de ouder-kindrelatie?’
Intensieve aanpak
Het signaleren van deze gezinnen is een van de grootse uitdagingen voor het onderzoekteam. ‘Er speelt vaak van alles. Soms heeft men bijvoorbeeld hulp gehad omdat een zoon of dochter er op school uitklapt. Doordat andere problemen op de voorgrond staan, wordt door de instanties soms over het hoofd gezien dat er sprake is PTSS-klachten en zijn deze dus niet geregistreerd.’
‘Door alle andere problemen worden PTSS-klachten soms over het hoofd gezien’
Gezinnen die intensieve traumatherapie én gezinsgerichte therapie volgen, worden in het onderzoek vergeleken met gezinnen die alleen intensieve traumabehandeling krijgen, en met gezinnen die de reguliere behandeling krijgen na huiselijk geweld. In totaal doen 120 gezinnen mee, via drie instellingen.
120 gezinnen
In Leiden zit forensisch pedagoog Sabine van der Asdonk, die eerder dit jaar nog de Gratama Wetenschapsprijs 2021 won, met een al even pittige uitdaging. Ook dit onderzoek is gericht op de effectiviteit van behandeling na huiselijk geweld, maar hier gaat het om moeders met jonge kinderen (0 - 6 jaar) in de vrouwenopvang. Het onderzoeksteam hoopt een grote groep slachtoffers die ernstig huiselijk geweld hebben meegemaakt bereid te vinden om met hun kinderen mee te doen aan het onderzoek. Van der Asdonk: ‘We weten dat, zelfs als kinderen van deze leeftijd niet direct bij het huiselijk geweld aanwezig waren, ze getraumatiseerd kunnen zijn. Maar het is lastig om traumaklachten bij deze kinderen - denk aan een baby - in kaart te brengen.’
De moeders om wie het gaat beheersen soms de Nederlandse taal niet, wat de onderzoeksopgave complexer maakt. Van der Asdonk: ‘We werken waar nodig met tolken en met vertaalde vragenlijsten om zo inclusief mogelijk te zijn.’
Interventie-onderzoek gericht op heel jonge slachtoffers van huiselijk geweld is nog nauwelijks gedaan, zegt Van der Asdonk. ‘Eerdere onderzoeken richtten zich vrijwel altijd op oudere kinderen.’
Moeders met jonge kinderen
De standaardbegeleiding in de vrouwenopvang is gericht op een veilige toekomst voor het gezin. Het gezin wordt o.a. praktisch ondersteund bij huisvesting, juridische en financiële zaken. Er wordt gewerkt aan de zelfredzaamheid van de moeder en gekeken naar wat nodig is om toekomstig geweld in het gezin te voorkomen. Kinderen kunnen aan een groepsbehandeling deelnemen om ervaringen rondom huiselijk geweld te verwerken en een gevoel van veiligheid te krijgen. Waar nodig wordt vanuit de vrouwenopvang ook geschakeld met externe hulpverleners.
Begeleiding in de vrouwenopvang
Van der Asdonk: ‘Gehechtheid is een belangrijk fundament voor de ontwikkeling van kinderen. Een verstoring kan zich op latere leeftijd op allerlei manieren uiten. Wanneer kinderen getraumatiseerd zijn na huiselijk geweld, kan een veilige gehechtheidsrelatie een belangrijke beschermende factor zijn.’
Daarom onderzoeken we of traumabehandeling van de moeder in combinatie met een behandeling gericht op gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind werkt. Verbetert het contact? Zien we dat het welzijn van het kind verbetert? Dat is een vernieuwende vraag, want vaak wordt de psychische zorg voor de ouder nog los gezien van de kinderen, terwijl die juist voor het kind dus heel belangrijk kan zijn.’
‘Een veilige gehechtheidsrelatie kan een belangrijke beschermende factor zijn’
De behoefte aan meer handvatten en effectieve interventies is ook op dit terrein groot. De vaak getraumatiseerde moeders hebben al zo veel achter de rug. Maar wat eerst te doen: traumabehandeling voor de moeder met PTSS-klachten of toch direct werken aan de relatie tussen moeder en kind? Wie ga je eerst behandelen? Het gaat om jonge kinderen, die erg afhankelijk zijn van de ouder.
Wie eerst behandelen?
In het onderzoek worden moeders die de standaardbegeleiding vanuit de vrouwenopvang ontvangen, vergeleken met moeders die in aanvulling daarop óf enkel de gehechtheidsbehandeling (NIKA) ontvangen, óf een combinatie van gehechtheidsbehandeling en traumatherapie (EMDR). ‘Bij aanvang en na afloop observeren we moeder en kind bij een spelopdracht: is de kwaliteit van de interacties tussen hen verbeterd? We verwachten te vinden dat zowel NIKA als EMDR effectief zijn, maar ook dat gezinnen waarin zowel NIKA als EMDR zijn ingezet het beste af zijn.’
Van der Asdonk beseft dat er voor deze moeders en de kinderen nóóit een one-size-fits-all-aanpak uit het onderzoek zal rollen. ‘Alle verhalen van deze vrouwen zijn anders. Maar álle kennis over interventies die werken bij deze groep met heel jonge kinderen is welkom. We merken dat ook echt aan de grote betrokkenheid van de professionals in de praktijk bij ons onderzoek.’
‘We verwachten dat zowel NIKA als EMDR effectief zijn, maar de combinatie het beste is’
- Rewind and Fast Forward wordt uitgevoerd door Kenter Jeugdhulp, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Erasmus Universiteit en de Universiteit Leiden (samen Consortium FITT). Meer informatie: projectomschrijving Rewind and Fast Forward.
- Samen stap voor stap vooruit wordt uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Universiteit Leiden en Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met twee klinisch psychologen en twee vrouwenopvangorganisaties. Meer informatie: projectomschrijving Samen stap voor stap vooruit
Beide onderzoeken maken deel uit van het onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis en kregen subsidie toegekend door ZonMw. De tussenrapportages zijn hier te lezen. De eindresultaten worden in de zomer van 2023 verwacht.
Meer informatie
De moeders in de opvang zijn vaak niet alleen slachtoffer van geweld in hun relatie met een (ex-)partner, ze hebben regelmatig in hun jeugd ook mishandeling meegemaakt. Van der Asdonk: ‘Het opvoeden van een kind kan flink worden bemoeilijkt wanneer het eigen levensverhaal zo traumatisch is geweest. Moeders willen altijd het beste voor hun kind, maar door al het trauma - en door het volle hoofd - zijn ze in deze omstandigheden niet altijd in staat om dat te geven.’
Geen one size fits all