Augeo magazine is hét online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren we de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Uitgever: Augeo.
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)
AUGEO MAGAZINE - HET ONLINE TIJDSCHRIFT OVER VEILIG OPGROEIEN
DOWNLOAD PDF
OVERZICHT
REACTIES
REAGEER OP DIT ARTIKEL
ANDERE CONTACTEN MET PROFESSIONALS
De meeste kinderen hebben behalve met de JGZ ook te maken met een aantal andere professionals. Veel kinderen gaan naar de peuterspeelzaal en/of kinderopvang tot hun vierde levensjaar. Op hun vierde, maar verplicht vanaf hun vijfde, gaan kinderen naar school en soms naar de buitenschoolse opvang. Vanaf hun tweede jaar gaan de meeste kinderen naar de tandarts; de meeste kinderen komen in hun leven meerdere keren bij de huisarts en velen belanden een keer op de spoedeisende hulp. In de tienerjaren bezoeken zij vaak een orthodontist. Verder komt het geregeld voor dat kinderen een ergotherapeut, logopedist, oogarts of fysiotherapeut raadplegen. Elk van deze professionals heeft de plicht, en als het goed is de kennis, om kindermishandeling te signaleren. Zij hebben elk eigen richtlijnen voor het signaleren en aanpakken hiervan.
PRENATAAL
2 maanden zwanger: Intake verloskundige
De verloskundige meet de bloeddruk en biedt een ‘termijnecho’ aan, die laat zien hoe lang de vrouw zwanger is, of het hartje van het kind klopt en of er sprake is van een tweeling. Zij bespreekt de mogelijkheid van een bloedonderzoek. Het laboratorium onderzoekt het bloed dan op antistoffen tegen bloedgroepen en op infectieziekten. Dit bloedonderzoek gebeurt alleen met toestemming van de vrouw. Ook een prenatale screening op het Downsyndroom en op echoscopische afwijkingen wordt aangeboden.
Signaleringskans: De verloskundige stelt vragen over de huidige zwangerschap en eventuele eerdere zwangerschappen, over de gezondheid van de vrouw, die van haar familieleden en partner en over de leefomstandigheden. Met hulp van screeningsinstrumenten probeert de verloskundige na te gaan of er tekenen zijn dat ouders hun nog niet geboren kind verwaarlozen, mishandelen of op een andere manier schade dreigen toe te brengen. Zo brengt het gebruik van alcohol, drugs, sigaretten en medicatie tijdens de zwangerschap risico’s mee voor het nog niet geboren kind, zoals een miskraam, gezondheidsproblemen, groeiachterstand en gedragsproblemen. Huiselijk geweld vormt ook een risico. Niet alleen kan geweld van buitenaf schade toebrengen aan de foetus, ook zijn vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld eerder geneigd tabak, alcohol of drugs te gebruiken om stress te onderdrukken. Slechte leefomstandigheden - armoede, beroerde woonsituatie, illegaliteit, familiale problemen - kunnen ook risicovol zijn. Ze kunnen leiden tot stress. Chronische stress in de eerste drie maanden van de zwangerschap geeft een verhoogd risico op vroeggeboorte en op een baby met een laag geboortegewicht. Vrouwen met psychische problemen, die bijvoorbeeld angstig of depressief zijn, lopen ook het risico op een te vroeg geboren kind, of een kind met een te laag geboortegewicht. Tot slot vormen (aanstaande) moeders met een verstandelijke beperking, ouders van wie eerder kinderen onder toezicht zijn gesteld en tienermoeders risico’s voor de nog ongeboren baby.
De verloskundige vraagt toestemming voor het uitwisselen met andere instanties van de gegevens die worden geregistreerd. Zij stuurt, met toestemming van de vrouw, hierover een bericht naar de huisarts en apotheker.
5 maanden zwanger: Controles tijdens zwangerschap
De verloskundige of gynaecoloog controleert in de eerste helft van de zwangerschap ongeveer om de vier weken. Dit loopt op tot wekelijkse controles aan het eind van de zwangerschap.
Tijdens de controles vraagt de verloskundige of gynaecoloog hoe de vrouw zich voelt, meet onder andere haar bloeddruk en onderzoekt de groei, de ligging en de harttonen van het kind.
Tijdens de twintigwekenecho wordt onderzocht of het ongeboren kind een open ruggetje, een open schedel of andere lichamelijke afwijkingen heeft.
7 maanden zwanger: Intake kraamzorg
Signaleringskans: Rond de 32ste week van de zwangerschap doet de kraamzorg de intake bij de (aanstaande) ouders thuis. Tijdens deze intake wordt de indicatie voor van de kraamzorg vastgesteld. Daarbij worden ook sociale en psychische factoren meegewogen, zoals een instabiele gezinssituatie, communicatiebarrières en een zorgelijke gezinssituatie (bijvoorbeeld moeder met een verstandelijke beperking, geweld of ruzie in het gezin, financiële problemen, een ouder met psychiatrische problematiek, ondertoezichtstelling van een kind). In het Landelijk Indicatie Protocol Kraamzorg zijn richtlijnen opgenomen voor het voeren van de gesprekken.
7,5 maanden zwanger: Huisbezoek verloskundige
Signaleringskans: Rond de 34ste week van de zwangerschap bezoekt de verloskundige de zwangere vrouw thuis. Doel van dit huisbezoek is het observeren van de gezinssituatie en beoordelen of in de thuissituatie van de vrouw een veilige bevalling en kraamperiode mogelijk is. Mede op basis van dit huisbezoek bepaalt de verloskundige in samenspraak met de zwangere vrouw, uiterlijk in de 34ste week, onder wiens leiding en waar de bevalling in principe gaat plaatsvinden.
BABY
Week 1: Geboorte en kraamzorg
Het kind wordt thuis of in het ziekenhuis geboren. De verloskundige of gynaecoloog doet een medische anamnese bij de baby. De verloskundige doet een digitale geboortemelding bij de Jeugdgezondheidszorg. Bij thuisbevalling roept de verloskundige tijdens de ontsluiting de kraamzorg op. De kraamverzorgende assisteert de verloskundige bij de bevalling. Bij een poliklinische bevalling komt de kraamzorg zodra moeder en kind weer thuis zijn.
De kraamzorg duurt zeven tot tien dagen, drie tot acht uur per dag, afhankelijk van de indicatie en de keuze van de ouders. De kraamverzorgende doet de medische controle van de baby - temperatuur, huidskleur, uitscheiding - en bespreekt die met de verloskundige. De kraamverzorgende zet de resultaten in het (papieren) kraamzorgdossier.
Signaleringskans: De kraamverzorgende is ook verantwoordelijk voor de psychosociale ondersteuning van de moeder en haar gezin. Ze let op hoe ouders reageren op de baby, of het kind zich zal kunnen hechten en of de ouders in staat zijn het kind een veilige en beschermende omgeving te bieden. Bij een niet-pluisgevoel informeert de kraamverzorgende de verloskundige. In het Landelijk Indicatie Protocol Kraamzorg is een lijst van signalen opgenomen die kraamverzorgenden kunnen gebruiken om handen en voeten te geven aan een niet-pluisgevoel. Signalen zijn bijvoorbeeld: de baby huilt erg veel, de moeder heeft afkeer van verzorging van de baby, andere kinderen in het gezin zien er onverzorgd uit, blauwe plekken of andere verwondingen bij een kind, geweld of ruzie tussen de ouders. De verloskundige neemt, na toestemming van de ouders, contact op met de Jeugdgezondheidszorg om te kijken welke hulp de ouders zouden kunnen krijgen. Als de ouders daarvoor geen toestemming geven, treedt het Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling voor verloskundigen en kraamzorg in werking. Dit is gebaseerd op de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Op de achtste of tiende dag sluiten de verloskundige en kraamverzorgende de kraamperiode af door een gezamenlijke overdracht van gegevens aan de huisarts en de Jeugdgezondheidszorg. Daarvoor is toestemming nodig van de moeder. Als zij die niet geeft, kan de verloskundige haar beroepsgeheim doorbreken, mits zij voldoet aan de daarvoor geldende toetsingscriteria. Zij maakt hierbij gebruik van de KNOV-meldcode kindermishandeling.
Tussen de vierde en zevende dag krijgt de baby de hielprik. De ouders moeten hiervoor toestemming geven. Het laboratorium onderzoekt het bloed op een aantal ernstige, zeldzame ziektes. Meestal wordt tegelijk met de hielprik ook het gehoor getest. In sommige regio’s gebeurt dat op het consultatiebureau als de baby een paar weken oud is.
Week 2: Huisbezoek verpleegkundige
Signaleringskans: De verpleegkundige informeert hoe het met moeder en kind gaat. Ze beoordeelt het functioneren van de baby en de sociale, pedagogische en fysieke omstandigheden in het gezin. Ze maakt een inschatting van de zorgbehoefte en mogelijke risicofactoren voor de opvoeding en kijkt naar tekenen van aangeboren hartafwijkingen. Ze bespreekt gezondheidsbedreigingen, inclusief kindermishandeling, shakenbabysyndroom en meisjesbesnijdenis. Ze geeft zo nodig informatie en advies over gezond opgroeien van het kind, zoals over gezonde borstvoeding, voorkeurshouding, veilig slapen en niet meeroken. Ze vraagt ook of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin, zoals een verhuizing, migratie, emigratie, scheiding, zieke ouders of overlijden van dierbaren.
De verpleegkundige legt de werkwijze van de Jeugdgezondheidszorg uit en vraagt de ouders toestemming voor de uitvoering hiervan, inclusief de vaccinaties. De privacy en de gegevensoverdracht worden besproken. De verpleegkundige registreert de gegevens van het kind en gezinsleden in het Digitaal Dossier JGZ. Hiervoor moeten ouders toestemming geven. Zonder die toestemming kunnen geen diensten vanuit de Jeugdgezondheidszorg aangeboden worden. Het Digitaal Dossier JGZ is een medisch dossier. Gegevens hieruit mogen volgens de Wet Geneeskundige Behandeling Overeenkomst (WGBO) alleen met toestemming van de ouders met anderen worden gedeeld.
Signaleringskans: Als ouders geen gebruik willen maken van de Jeugdgezondheidszorg en het kind ook niet elders in contact komt met zorgprofessionals (bijvoorbeeld bij een antroposofisch consultatiebureau of bij een kinderarts), gaat de JGZ-organisatie na of er zorgen zijn over het kind en het gezin. Hiervoor wordt, met of zonder toestemming van ouders, overlegd met derden, zoals de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf, school of huisarts. Overleg zonder toestemming van ouders mag alleen wanneer het belang van het kind zwaarder weegt dan het beroepsgeheim. Wanneer er zorgen zijn zoekt de JGZ-organisatie telefonisch contact met de ouders. Als dat niet lukt, volgt huisbezoek. Er wordt dan met de ouders overlegd over passende zorg. Als dergelijke ‘bemoeizorg’ wordt ingezet, moet er melding van gemaakt worden in de Verwijsindex Risicokinderen.
Als er geen zorgen zijn, stuurt de JGZ-organisatie een brief naar de ouders en naar de huisarts waarin staat dat ze geen gebruik willen maken van de JGZ. De JGZ-organisatie zal op een aantal momenten in het leven van een kind de ouders vragen of ze nog steeds geen belangstelling hebben. De JGZ is vrijwillig.
Week 4: Eerste contact met consultatiebureau
Het eerste bezoek van het kind aan het consultatiebureau is over het algemeen bij een jeugdarts. Die kijkt onder andere naar de groei en naar de aanwezigheid van bepaalde afwijkingen, zoals aan het hart, ogen, geslachtsorganen en heupjes. Daarnaast zijn ook de voeding, slapen en huilen onderwerp van gesprek.
Signaleringskans: De arts vraagt bij ieder contact of er ingrijpende gebeurtenissen in het gezin zijn geweest, en welke impact die hebben op het gezin en de baby. Ook de geboorte van dit kind is natuurlijk zo’n belangrijke gebeurtenis, zeker als het een eerste kind is. Als het nodig is verwijst de jeugdarts naar medisch specialistische zorg, vrij toegankelijke jeugdhulp, gespecialiseerde jeugdhulp of de huisarts.
Bij ieder contact wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
Als ouders niet komen opdagen, hebben de meeste JGZ-organisaties een protocol non-bereik. Vaak zal er eerst telefonisch contact worden gezocht. Als dat niet lukt, gaat de JGZ-organisatie na of er zorgen zijn over het kind. Hiervoor wordt, met of zonder toestemming van ouders, overlegd met derden, zoals de peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, school en huisarts. Overleg zonder toestemming van ouders mag alleen wanneer het belang van het kind zwaarder weegt dan het beroepsgeheim. Daarna volgt huisbezoek. Er wordt dan met de ouders overlegd over passende zorg. Als dergelijke ‘bemoeizorg’ wordt ingezet, moet er melding van gemaakt worden in de Verwijsindex Risicokinderen.
Week 6-9: Vaccinatie
In de zesde tot negende week krijgt de baby twee inentingen. Een tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), bacteriële infectieziekte (Hib), Hepatitis B en een tegen pneumokokken.
Week 8: Tweede contact met het consultatiebureau
Het tweede bezoek aan het consultatiebureau kan bij de jeugdarts zijn of bij de JGZ-verpleegkundige. Per ontwikkelingsfase is een aantal contacten vastgesteld, maar JGZ-organisaties mogen daar flexibel mee omgaan. Zo worden er voor de periode van de tweede week tot en met zes maanden zes contacten aangeboden. Maar als het goed gaat met de baby en het gezin, kan de jeugdarts of verpleegkundige in overleg met de ouders besluiten contacten in een andere vorm aan te bieden, bijvoorbeeld digitaal, naar een latere leeftijd te verplaatsen of te laten vervallen. Andersom kan de JGZ, als daar redenen voor zijn, het kind ook vaker zien.
Het lichamelijk onderzoek van de baby gebeurt meestal door de arts, maar in sommige JGZ-organisaties doen verpleegkundigen dat ook. De verpleegkundige kijkt onder andere naar de groei, het huil- en voedingsgedrag en of er bepaalde afwijkingen zijn.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de verpleegkundige of er meer zorg nodig is. Soms overleggen jeugdarts en verpleegkundigen hierover samen. De verpleegkundige vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen in het gezin hebben voorgedaan en welke impact die hebben op het gezin en de baby. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
3 maanden: Derde contact met het consultatiebureau
Het lichamelijk onderzoek van de baby gebeurt meestal door de arts, maar in sommige JGZ-organisaties doen verpleegkundigen dat ook. De verpleegkundige kijkt onder andere naar de groei, het huil- en voedingsgedrag en of er bepaalde afwijkingen zijn.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de verpleegkundige of er meer zorg nodig is. Soms overleggen jeugdarts en verpleegkundigen hierover samen. Als het nodig is volgt advies of verwijzing naar medisch specialistische zorg, vrij toegankelijke jeugdhulp, gespecialiseerde jeugdhulp of de huisarts. De verpleegkundige vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen in het gezin hebben voorgedaan. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de richtlijn Secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
Als de baby drie maanden oud is krijgt hij de tweede inenting tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), bacteriële infectieziekte (Hib ) en hepatitis B.
4 maanden: Vierde contact met het consultatiebureau
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, het huil- en voedingsgedrag, spraakontwikkeling en eventuele afwijkingen.
Signaleringskans: De arts/verpleegkundige kijkt ook naar de psychosociale ontwikkeling van de baby: hoe reageert hij op zijn omgeving, hoe is de omgang met de ouder. Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of er ingrijpende gebeurtenissen in het gezin zijn geweest. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de richtlijn Secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
Vaccinatie
Als de baby vier maanden oud is krijgt hij de derde inenting tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), Hib, hepatitis B en de tweede tegen pneumokokken.
6 maanden: Vijfde contact met het consultatiebureau
De jeugdarts of de JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, overgewicht, het huil- en voedingsgedrag, spraakontwikkeling en naar eventuele afwijkingen.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. De arts/verpleegkundige vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
7,5 en 9 maanden: Contact met consultatiebureau (op indicatie)
Met de invoering van het nieuwe basispakket Jeugdgezondheidszorg in 2015 is de vorm en inhoud van de contactmomenten geflexibiliseerd. Als het goed gaat met het kind en het gezin, kan men in overleg met de ouders besluiten contacten in een andere vorm aan te bieden, bijvoorbeeld digitaal, naar een latere leeftijd te verplaatsen of te laten vervallen. Als daar redenen voor zijn, kan de JGZ het kind ook vaker zien, bijvoorbeeld op de leeftijd van 7,5 en 9 maanden.
11 maanden: Contact met consultatiebureau
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, overgewicht, zindelijkheid, het voedingsgedrag, spraakontwikkeling, oogafwijkingen, gebit, afwijkingen aan de heupjes, stoornissen in het autismespectrum en psychosociale ontwikkeling.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of er ingrijpende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de richtlijn Secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
Vaccinatie
Als het kind 11 maanden oud is, krijgt hij de vierde inenting tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), hib, hepatitis B en de derde tegen pneumokokken.
DREUMES ( 1 jaar)
14 maanden: Contact met consultatiebureau
In de periode van een tot en met vier jaar worden vijf contacten aangeboden. Dit kan bij de jeugdarts zijn of bij de JGZ-verpleegkundige. Rond de veertiende maand gaan kinderen lopen; een onderwerp van gesprek is dan vaak dat de omgeving zich hieraan moet aanpassen. Er wordt onder andere gekeken naar de groei, overgewicht, zindelijkheid, voedingsgedrag, spraakontwikkeling, oogafwijkingen, gebit, heupafwijkingen, stoornissen in het autismespectrum en psychosociale ontwikkeling.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of er ingrijpende gebeurtenissen zijn geweest in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
Vaccinatie
Als de peuter veertien maanden is wordt hij ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond (BMR) en tegen meningokokken C.
18 maanden: Contact met consultatiebureau (op indicatie)
Als het goed gaat met het kind en het gezin, kan men in overleg met de ouders besluiten contacten in een andere vorm aan te bieden dan op het consultatiebureau, bijvoorbeeld digitaal, ze naar een latere leeftijd te verplaatsen of te laten vervallen.
PEUTER (2 jaar)
Contact met consultatiebureau
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, overgewicht, voeding, spraakontwikkeling, oogafwijkingen, gebit, heupafwijkingen, stoornissen in het autismespectrum en psychosociale ontwikkeling.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
PEUTER (3 jaar)
Contact met het consultatiebureau
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, overgewicht, voeding, seksuele ontwikkeling, spraakontwikkeling, oogafwijkingen (plaatjestest), gebit, stoornissen in het autismespectrum en psychosociale ontwikkeling.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de richtlijn Secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
3 jaar en 9 maanden: Laatste contact met consultatiebureau
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige kijkt naar de groei, overgewicht, voeding, seksuele ontwikkeling, spraakontwikkeling, oogafwijkingen, gebit, stoornissen in het autismespectrum en psychosociale ontwikkeling. Bij dit laatste bezoek vraagt de verpleegkundige of arts ook naar hoe de ouder terugkijkt op de eerste jaren van het kind en wat hij of zij verwacht van de komende schoolperiode.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling, volgens de Richtlijn secundaire preventie van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
KLEUTER (4 jaar)
Vaccinatie
Op de leeftijd van vier jaar krijgt het kind voor de vijfde keer een inenting tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP).
KLEUTER (5 jaar)
Preventief gezondheidsonderzoek
In de periode van vier tot en met twaalf jaar - de basisschoolleeftijd - worden twee contacten aangeboden, op vijf- en tienjarige leeftijd, bij overgangen naar een volgende ontwikkelfase. Op hun vijfde gaan kinderen naar school en worden ze zich meer bewust van hun eigen (on)mogelijkheden. Ze leren rekening te houden met anderen en richten zich meer op anderen dan hun eigen gezinsleden. Rond het vijfde jaar is er ook een piek in het magisch denken van kinderen. Er kunnen daardoor niet gegronde, voortdurende, intense angsten optreden. Bij een positieve ontwikkeling neemt een kind initiatief en is doelgericht. Bij een negatieve ontwikkeling groeien schuldgevoelens en passiviteit. Op seksueel gebied worden kinderen zich meer bewust van het eigen lichaam en ze raken gevoeliger voor sociale regels rondom seksueel contact. De JGZ-professional kijkt met ouders en het kind terug op de ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt en vooruit naar de volgende ontwikkelfase. Daarnaast wordt het kind onderzocht op gehoor, autisme, astma, groei, gewicht, visuele ontwikkeling, voeding en eetgedrag, zindelijkheid en psychosociale ontwikkeling.
Signaleringskans: Samen met de ouders bekijkt de arts/verpleegkundige of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. Hij vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt gekeken naar signalen van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
SCHOOLKIND (9 jaar)
Vaccinatie
Op negenjarige leeftijd worden kinderen voor de zesde keer ingeënt tegen difterie, tetanus en polio (DTP) en tegen bof, mazelen en rode hond (BMR).
SCHOOLKIND (10 jaar)
Preventief gezondheidsonderzoek
Op tienjarige leeftijd maken kinderen opnieuw een overgangsfase mee. Ze worden zelfstandiger en nemen wat meer afstand van hun ouders. Ze leren inzien dat schoolregels anders kunnen zijn dan de normen die hun ouders stellen. Het egocentrisme van het kind neemt af en het is meer in staat om in zijn denken en voelen de positie van anderen te begrijpen. Het kind ontwikkelt schuldgevoelens en rechtvaardigheidsbesef. De JGZ-professional kijkt met ouders en het kind terug op de ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt en vooruit naar de volgende ontwikkelfase. Daarnaast doet de JGZ-verpleegkundige lichamelijk onderzoek en kijkt onder andere naar groei, gewicht, astma, seksuele ontwikkeling, voeding en eetgedrag, zindelijkheid en psychosociale ontwikkeling. Ook worden de kinderen gescreend op psychische problematiek en vaardigheden.
Signaleringskans: De verpleegkundige bekijkt of er behoefte is aan meer zorg en verwijst zo nodig door. De verpleegkundige vraagt of zich ingrijpende gebeurtenissen hebben voorgedaan in het gezin. Er wordt ook gekeken naar signalen van kindermishandeling. De gegevens worden geregistreerd in het Digitaal Dossier JGZ.
SCHOOLKIND (12 jaar)
Vaccinatie
Op twaalfjarige leeftijd worden meisjes ingeënt tegen baarmoederhalskanker. Deze vaccinatie wordt na zes maanden herhaald.
PUBER (14 jaar)
Preventief gezondheidsonderzoek
In de periode van twaalf tot en met zeventien jaar worden twee contacten aangeboden. Deze momenten zijn gebaseerd op belangrijke overgangen in de ontwikkeling van de jongere. Het eerste is in het tweede jaar van het voortgezet onderwijs. Tussen hun tiende en vijftiende jaar zitten de jongeren in hun puberteit. Op emotioneel en lichamelijk vlak gebeurt er veel. Het lichaam verandert en groeit snel. De jongere moet ten opzichte van zijn eigen lichaam, zijn leeftijdgenoten en van zijn ouders een eigen positie gaan innemen. Pubers zijn gevoelig voor groepsdruk. Ze experimenteren met seksualiteit, alcohol en drugs, en ze beginnen zich meer los te maken van het gezin. De JGZ-professional kijkt met de jongere terug op de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt en vooruit naar de volgende ontwikkelfase. De JGZ-verpleegkundige of doktersassistent screent de jongeren op lengte, gewicht en leefstijl.
Signaleringskans: De jongeren vullen een vragenlijst in over hun gezondheid en psychisch en sociaal welbevinden. Ook vullen ze de SDQ-vragenlijst in. Dat is een korte screeningslijst die de psychische problematiek en vaardigheden meet. De SDQ kent verschillende versies. Ouders en leerkrachten (mentoren) vullen hun eigen versie in. De uitkomsten van deze vragenlijsten worden meegenomen in het gesprek. Als de verpleegkundige de uitkomsten wil bespreken met andere beroepsbeoefenaren of leerkrachten, moeten ouders daarvoor toestemming geven.
Ook vullen de jongeren een online vragenlijst in, de Elektronische Monitoring Voortgezet Onderwijs (E-MOVO). Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: leefstijl (voeding en beweging, roken, alcohol, drugs, seksualiteit en veilig vrijen), psychosociale problemen (waaronder pesten, geweld en depressie) en loverboys. De E-MOVO geeft de jongere inzicht in zijn persoonlijke digitale gezondheidsprofiel met (leeftijds)adviezen op maat en verwijzingen naar relevante websites. De E-MOVO is soms anoniem, soms niet anoniem. Daar kan een jongere zelf voor kiezen.
Gegevens die volgens de verpleegkundige/doktersassistent belangrijk zijn, zet ze in het Digitaal Dossier JGZ. Dat kunnen zaken zijn die te maken hebben met leefstijl, identiteit, (school)verzuim, maar ook heel persoonlijke dingen, bijvoorbeeld verdriet na scheiding van de ouders. De vragenlijsten worden na afloop vernietigd.
PUBER (16 jaar)
Preventief gezondheidsonderzoek
Tussen zijn vijftiende en achttiende ontwikkelt de jongere zich naar volwassenheid. Adolescenten krijgen meer een eigen identiteit en zijn minder gevoelig voor groepsdruk. Ze stellen zich steeds verantwoordelijker op, denken vooruit, maar vallen af en toe terug in onvolwassenheid. In de vierde klas van het voortgezet onderwijs vullen de leerlingen een digitale vragenlijst in, de Gezondheidscheck. Zij kunnen hierin ook aangeven waarover zij meer willen weten. De leerlingen worden alleen op indicatie opgeroepen: wanneer de uitkomst van hun Gezondheidscheck, hun eigen vragen en/of vragen van mentoren of ouders/verzorgers hiertoe aanleiding geven. Als de verpleegkundige de uitkomsten wil bespreken met andere beroepsbeoefenaren of leerkrachten, moeten ouders daarvoor toestemming geven. Andere leerlingen worden niet opgeroepen, maar krijgen via de Gezondheidscheck wel algemene gezondheidsinformatie aangeboden die zij zelf kunnen bekijken via websites.
Signaleringskans: Ze vullen ook de online vragenlijst in, de Elektronische Monitoring Voortgezet Onderwijs (E-MOVO). Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: leefstijl (voeding en beweging, roken, alcohol, drugs, seksualiteit en veilig vrijen), psychosociale problemen (waaronder pesten, geweld en depressie) en loverboys. De E-MOVO geeft de jongere inzicht in zijn persoonlijke digitale gezondheidsprofiel met (leeftijds)adviezen op maat en verwijzingen naar relevante websites. De E-MOVO is soms anoniem, soms niet anoniem. Daar kan een jongere zelf voor kiezen. Niet-anonieme vragenlijsten kunnen aanleiding zijn voor een individueel gesprek. De anonieme vragen komen terecht bij de epidemioloog van de jeugdgezondheidszorg, die een gezondheidsprofiel opstelt . De niet-anonieme antwoorden komen terecht bij de JGZ-professional die het kind onder zijn hoede heeft. De uitkomsten worden zonder toestemming van de jongere niet gedeeld met anderen. Belangrijke uitkomsten uit het eerdere gesprek komen in het Digitaal Dossier JGZ terecht. Vragenlijsten worden na afloop vernietigd.
Andere contacten
met professionals
Prenataal
Baby ( tot 1 jaar)
Dreumes (1 jaar)
Peuter (2 jaar)
Peuter (3 jaar)
Kleuter (4 jaar)
Kleuter (5 jaar)
Schoolkind (9 jaar)
Schoolkind (10 jaar)
Schoolkind (12 jaar)
Puber (14 jaar)
Puber (16 jaar)
ACHTERGROND
Jeugdgezondheidszorg
Het vangnet van de JGZ?
AUTEUR: MARIA VAN ROOIJEN
Wat gebeurt er tijdens de contactmomenten bij de Jeugdgezondheidszorg (JGZ)? In de tekst bij de infographic is te lezen wanneer er expliciet op mogelijke kindermishandeling wordt gelet. Maar GGD’s en thuiszorgorganisaties zien kinderen nog veel vaker, bijvoorbeeld bij vaccinaties. Per leeftijd zocht Augeo uit wat er precies wordt onderzocht.
Augeo Actueel - Praten met kinderen
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)