Augeo magazine is hét online tijdschrift over veilig opgroeien. Via opiniërende bijdragen, ervaringsverhalen, interviews en columns stimuleren we de discussie over en maatschappelijke betrokkenheid bij kindermishandeling. Uitgever: Augeo.
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)
AANPAK KINDERMISHANDELING
AUGEO ACTUEEL - MELDCODE KINDERMISHANDELING: AANPASSEN? OF EEN ANDERE AANPAK?
DOWNLOAD PDF
OVERZICHT
REACTIES
REAGEER OP DIT ARTIKEL
AUTEURS: TJITSKE LINGSMA EN ANNETTE WIESMAN
Marleen van Eijndhoven, bestuurder Moviera/Vrouwenopvang:
‘We zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking’
Wat kan de vrouwenopvang doen om ervoor te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat u al doet?
‘De vrouwenopvang is de laatste jaren opgeschud door veranderingen in het sociale domein. We zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking, vooral met Veilig Thuis en de wijkteams. Dat vergt veel, zeker omdat we van oudsher veiligheid en beschutting bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld, en niet zozeer signaleren. We werken steeds vaker met ambulante teams. Dat vergt andere vaardigheden: je moet eropaf, bij de mensen op bezoek gaan in plaats van ze in jóuw huis te ontvangen. Naast dat cliënten zelf bij ons aankloppen, verwijzen Veilig Thuis, de politie, artsen en wijkteams naar ons door. Het is complex omdat er zoveel partijen mee gemoeid zijn, maar ook omdat er zoveel poppetjes zijn verschoven. De vraag die we onszelf constant stellen is: bereiken we wel de mensen die we moeten bereiken? Daarom werken we nauw samen met de vier Veilig Thuis-organisaties in ons werkgebied. We leggen onze cijfers naast die van hen, bieden hulp bij de lastige probleemgevallen en bij de wachtlijstproblematiek én nemen de ‘zelfmelders’ voor onze rekening. Verder pleiten we er landelijk voor dat kinderen in de opvang elk een eigen begeleidingsplan krijgen.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen in uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘Ja. Onze hulpverleners stemmen meestal af met Veilig Thuis of ze wel of niet een melding moeten doen, juist in situaties waarin mensen vrijwillig hulp aanvaarden. Zorgen om hun kinderen zijn vaak een sterke motivatie voor vrouwen om een eind te willen maken aan situaties van huiselijk geweld. Voor kinderen en hun gezinsleden die hoge veiligheidsrisico’s lopen, hebben we een landelijk dekkend netwerk van crisisopvang. Bij Code Rood is opname verplicht, dat is helder; de politie weet ook precies wanneer die te gebruiken. Het probleem zit hem in de kinderen bij wie de signalen minder duidelijk zijn. Daarom is het nodig dat beroepsgroepen sensitiever worden in het herkennen van mishandeling en verwaarlozing, en dat Veilig Thuis een meer uitnodigende uitstraling krijgt.’
Hoe kan de monitoring van kinderen over wie zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Na het traject bij ons dragen we gezinnen over aan de wijkteams die de regie overnemen. Maar ook bij ons verdwijnen soms kinderen van de radar. Dat komt doordat Veilig Thuis, de Vrouwenopvang en de Raad voor de Kinderbescherming niet automatisch gegevens uitwisselen. Als we hier een gezin opnemen vanwege Code Rood, is dat niet bij de andere instanties bekend. Geheimhouding is noodzakelijk vanwege privacy en veiligheidsrisico’s, maar voor kinderen met chronische en complexe problematiek zou je toch een andere oplossing moeten vinden. We moeten informatie gaan delen, zodat we voor deze kinderen een gedegen en langdurige aanpak kunnen opzetten.’
Frank van Leerdam, Inspectie voor de Gezondheidszorg, portefeuille Kindermishandeling:
‘Wacht niet op kindsignalen, want die komen vaak niet’
Wat kan de Inspectie voor de Gezondheidszorg doen om ervoor te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat u al doet?
‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties blijkt heel hardnekkig. De inspectie krijgt met name te maken met gezinsdrama’s als topje van de ijsberg. Deze komen helaas nog niet minder voor. Daarom is de mate waarin kinderen met mishandeling te maken krijgen, waarschijnlijk niet minder dan vijf jaar geleden. Als maatschappij moeten we meer werk maken van primaire preventie. Zo moeten we de huidige slachtoffers integraler en langduriger blijven volgen en ondersteunen. En ouders met een hoog risicoprofiel moeten we opsporen en begeleiding bieden.
Wij als inspectie hebben daarin vooral een agenderende rol. Wij proberen een omwenteling in het denken op gang te brengen. Sectoren die in aanraking komen met kindermishandeling, functioneren nu nog te veel als eiland. Neem bijvoorbeeld de ggz. Daar beseffen ze nog te weinig dat het ook in het belang is van de volwassen cliënten om hun ouderrol goed te vervullen. Ggz-hulpverleners zouden meer contact moeten hebben met Jeugdgezondheidszorg, scholen en andere organisaties die de kinderen van hun cliënten kennen. Zij zijn bang de band met hun cliënt te beschadigen, maar dan zeg ik: jouw cliënt raakt nog veel meer beschadigd als hij zijn kind vermoordt of mishandelt. Dat eilandgevoel zie je trouwens in alle sectoren.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen in uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding? U schrijft in rapporten dat hulpverleners bij het al dan niet melden te vaak het kortetermijnbelang van ouders of professionals laten prevaleren boven dat van de kinderen.
‘Kennelijk krijgen professionals niet voldoende ondersteuning bij het maken van een goede keuze. Dat zit hem misschien vooral in stap 1: voor veel hulpverleners is praten over kindermishandeling nog steeds een taboe. Maar waarom is het minder normaal over kindermishandeling een slechtnieuwsgesprek te voeren dan over een schildklierafwijking?
In stap 2 verdwijnt het overleg met de aandachtsfunctionaris al snel van tafel, als wij als inspectie er niet op hameren. Ook overleg met Veilig Thuis vindt niet altijd plaats, soms omdat artsen dat overslaan, maar ook omdat Veilig Thuis nog steeds niet 24 uur per dag bereikbaar is. In stap 3 wordt het kindgesprek vaak vergeten. In stap 4 is voor veel mensen onduidelijk hoe je de signalen moet wegen. Als we in die stappen al zoveel nalaten, is eventueel aanpassen van stap 5 niet op voorhand de oplossing.’
‘De gezamenlijke inspecties trokken onlangs drie lessen uit recente calamiteiten. Ten eerste: ouderproblemen zijn kindproblemen. Wacht niet op kindsignalen, want die komen vaak niet of laat. Ten tweede: houd een casus niet te lang bij je, zet ‘m goed door naar de ketenpartner en check of die ermee verdergaat. Tenslotte: onderschat chronische problematiek niet. Het argument van ‘laat mensen met een schone lei verdergaan’ is onzin, ze hebben een geschiedenis. Dat is geen stigmatisering, maar rekening houden met een belangrijke risicofactor in het belang van goede hulpverlening.’
Hoe kan de monitoring van kinderen waarover zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Die monitoring kan beter. Omdat een slachtoffer van geweld een levenslang risico loopt opnieuw dader of slachtoffer te worden, moet je dat vastleggen voor een lange periode.
Dat is ieder geval belangrijk voor politie, huisartsen en jeugdgezondheidszorg. Waar en hoe dat moet, dat is iets wat de maatschappij moet uitmaken. Daarom is die omwenteling in ons denken nodig: hoe zorgen we ervoor dat de alertheid overal doordringt?
‘Momenteel heeft Veilig Thuis een monitorfunctie: drie, zes of twaalf maanden na hun onderzoek moeten ze checken hoe het dan gaat. Helaas brengen ze na hun onderzoek niet standaard de jeugdgezondheidszorg op de hoogte. Ook vragen ze niet of de jeugdgezondheidszorg hen mee wil monitoren of de monitoring over wil nemen. We moeten af van de hokjes. De grenzen tussen organisaties moeten geen last zijn voor de mensen om wie het gaat. Neem je maatschappelijke verantwoordelijkheid. Als je een slachtoffer van kindermishandeling loslaat, kijk dan wie met hem verdergaat.’
Petra van Haren, voorzitter Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS):
‘We denken te vaak vooral aan hulp aan ouders’
Wat kunnen scholen anders doen om ervoor te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat u al doet?
‘Het is buitengewoon droevig dat we in Nederland onvoldoende in staat zijn om hulp te bieden aan kinderen die slachtoffer zijn van mishandeling en verwaarlozing. Wat betreft de scholen speelt een aantal aspecten een rol. Leerkrachten zouden signalen in de klas moeten kunnen opvangen. Maar kinderen die zich in zo’n moeilijke situatie bevinden, doen er soms alles aan om dat niet in hun gedrag te laten blijken. Als de signalen er niet zijn, is het probleem vrijwel onzichtbaar. Verder is er in het onderwijs nog onvoldoende expertise op dit terrein. Het is belangrijk dat schoolleiders en leerkrachten een professionele houding ontwikkelen. Want hoe bespreek je in teams vermoedens van kindermishandeling? Wat komt erbij kijken als je ouders wilt doorverwijzen? Waar kunnen ze terecht? Ik pleit ervoor dat er op scholen een professionele dialoog op gang komt. Ik zou willen weten hoeveel scholen echt van de meldcode weten, en dat Veilig Thuis de instelling is voor advies en melding van kindermishandeling. Het is de rol voor de AVS om het thema bij schoolleiders onder de aandacht te brengen. Als schoolleiders actief betrokken zijn en de problematiek agenderen, wordt het besef van urgentie bij leerkrachten groter. Zo’n school zal het beter doen bij de aanpak van kindermishandeling.’
‘Ook zou het goed zijn als er schoolmaatschappelijk werkers op alle scholen aanwezig zijn, en niet op slechts enkele, zoals nu. Zij kunnen niet alleen helpen bij het beter signaleren van kindermishandeling, maar ook betrokken worden bij het teamoverleg. Deze hulpverleners zijn al in de school, dat is veilig en vertrouwd. Ze kunnen een toegankelijke gesprekspartner zijn voor ouders en kinderen, maar ook voor leerkrachten.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen in uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘Op zich wel. Maar er rust een grote verantwoordelijkheid op de personen die een melding maken van kindermishandeling. Je wilt wel zekerheid hebben. Het valt me overigens op dat als er duidelijk sprake is van geweld tegen kinderen, we te vaak vooral denken aan hulp aan ouders. Ik zou juist willen pleiten voor meer aandacht voor de behoeften van het kind.’
Hoe kan de monitoring van kinderen waarover zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Een schoolleider vertelde dat hij drie vluchtelingenkinderen op school had. In het gezin bleek sprake van heftige problematiek, waardoor de moeder samen met haar kinderen naar elders is geplaatst. De schoolleider wist niet hoe het nu met hen ging. Zo kunnen mishandelde kinderen onzichtbaar worden. Het is de vraag wiens taak het is om deze kinderen te blijven volgen, misschien een instantie als Veilig Thuis.’
René Héman, voorzitter artsenfederatie KNMG:
‘Veilig Thuis zou moeten kunnen nagaan of kind eerder is gemeld’
Wat kunnen artsen doen om ervoor te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat u al doet?
‘Het grootste risico bij kindermishandeling is de kans op herhaling. Daarom is het belangrijk om patronen die de kans op kindermishandeling vergroten, tijdig te onderkennen. Alleen door samen te werken met verschillende sectoren kunnen we patronen signaleren en daarover met ouders in gesprek gaan. Geldproblemen, verslaving: het zijn allemaal signalen waarop je moet letten, zoals in de kindcheck staat beschreven. Voor artsen betekent dit dat zij sneller elkaar en collega’s uit andere sectoren raadplegen. Als KNMG bevorderen we dat artsen vaker advies vragen bij Veilig Thuis. Daarbij is een betere bereikbaarheid van Veilig Thuis wel belangrijk.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen in uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘De meldcode is helder en duidelijk. In 2015 startte de artsencoalitie met een actieplan om die extra onder de aandacht van onze achterban te brengen. We willen de adviesfunctie van vertrouwensartsen versterken, aandachtsfunctionarissen opleiden, artsen scholen en inzetten op vroegsignalering door jeugdartsen. Daardoor zullen artsen signalen van kindermishandeling beter herkennen.’
‘Het is goed dat professionals laagdrempelig en anoniem advies kunnen vragen. Dat leidt tot filtering, waardoor meer terechte meldingen worden gedaan. De mogelijkheid dat professionals in stap 5 zelf hulp mogen regelen, is een groot goed: hiermee kunnen we snel adequate hulp geven. Maar het is niet altijd eenvoudig om als professional de goede afweging te maken over wanneer je een melding moet maken. Hiervoor is soms overleg met een specialist nodig. Laagdrempelig contact met Veilig Thuis is daarom cruciaal. Aandachtsfunctionarissen kunnen helpen om beter te signaleren. Het ontwikkelen van richtlijnen is een mogelijkheid, maar kost veel tijd want een richtlijn moet evidence based zijn en daarmee los je de problemen niet op. Het actieplan van de artsencoalitie voorziet wel in oplossingen met direct effect.’
Hoe kan de monitoring van kinderen over wie zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Wij zijn niet voor verplicht melden en registreren, ook omdat we dan van heel veel mensen ten onrechte gegevens vastleggen. Artsen zullen voor de zekerheid eerder melden. Een meldplicht heeft ook een negatief effect op de vertrouwensrelatie tussen patiënt en arts. En dat werkt averechts voor vroegtijdige signalering van kindermishandeling. Alleen als kindermishandeling is aangetoond, moet je registreren omdat er dan een grote kans is op herhaling.
Veilig Thuis zou bij een adviesvraag in stap 2 wel moeten kunnen nagaan of het betreffende kind eerder is gemeld. Gevoegd bij de informatie uit de stappen 3 en 4 kan dat uiteindelijk leiden tot een melding. Als je weet dat er risico’s zijn voor een kind, moet je daar iets mee. Na een crisissituatie moet iemand blijven monitoren, bijvoorbeeld Veilig Thuis, zij hebben de expertise in huis. Als Veilig Thuis in een gezin heeft ingegrepen vanwege kindermishandeling, moeten ze de betreffende casus vasthouden of overdragen. Je kunt niet zeggen: we houden ermee op.’
Jan-Dirk Sprokkereef, adviseerde VWS over verbetering van de meldcode:
‘Eerder geweld is de belangrijkste voorspeller voor nieuw geweld’
Wat kunnen professionals doen om te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat ze nu al doen?
‘Het is ongelooflijk zwaar om kindermishandeling onder ogen te zien. Bij veel mensen treedt een mechanisme op om het niet te hoeven zien of om twijfels de boventoon te laten voeren. Voor mij is de norm: stel, je komt een slachtoffer van kindermishandeling tegen bij wie jij betrokken bent geweest, die inmiddels volwassen is. Kun je dan uit volle overtuiging zeggen dat je voldoende hebt gedaan? Die vraag zouden professionals zich moeten stellen. Nu is te vaak de interactie tussen volwassenen leidend.’
‘Het tweede wat ik mee zou willen geven is dat je het risico op kindermishandeling pas echt ziet als je beschikt over informatie uit alle leefwerelden: zorg, jeugdzorg, welzijn, onderwijs, politie. Je kunt het als professional niet in je eigen domein alleen beoordelen en oplossen. Een signaal kan beginnen als een vader door de politie wordt aangehouden. Vanaf dat moment is informatie uit alle domeinen noodzakelijk om risico’s te kunnen afwegen en je uiteindelijk te kunnen afvragen of je genoeg hebt gedaan.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘Nee, volstrekt niet. Overigens vond ik tot twee jaar geleden dat deze wél voldeden. Maar de essentie van kindermishandeling (en andere vormen zoals partnergeweld en ouderenmishandeling) is dat het geweld zich bij herhaling voordoet. Ik kwam tot het volle besef dat het daarom onvoldoende is als professionals advies vragen bij Veilig Thuis, intercollegiaal toetsen, besluiten om enige tijd hulp te bieden, maar uiteindelijk geen melding maken bij Veilig Thuis. Niet melden betekent dat informatie over deze casus niet is geregistreerd en niet wordt gecombineerd. Terwijl eerder geweld de belangrijkste voorspeller is voor nieuw geweld.’
Hoe kan de monitoring van kinderen waarover zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Het gros van deze kinderen verschijnt nooit op de radar. Ik ben er groot voorstander van om professionals te leren beter signalen te herkennen. Maar er moet meer gebeuren. Mijn advies is dat we ernstige gevallen systematisch vast moeten leggen bij Veilig Thuis. De norm voor wat een ‘ernstig vermoeden’ is, moet iedere beroepsgroep zelf vanuit zijn kennis en positie bepalen. Na triage (het beoordelen van het slachtoffer, red.) door Veilig Thuis kunnen we afhankelijk van de ernst afspreken wie monitort: Veilig Thuis, de meldende professional of bijvoorbeeld het wijkteam.’
Jolande Schoonenberg, voorzitter Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling
‘Ernstige situaties moeten aan Veilig Thuis gemeld worden, ook al is er al professionele hulp ingezet’
Wat kunnen vertrouwensartsen doen om te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat ze nu al doen?
‘We zullen veel meer aandacht moeten vragen voor kinderen die opgroeien met verwaarlozing en getuige zijn van huiselijk geweld. Vertrouwensartsen moeten goed bereikbaar en beschikbaar zijn om professionals te helpen de grenzen aan te geven tussen ‘in elk gezin is wel wat,’ en ‘het gezin waar een patroon is van geweld én/of een tekort aan aandacht voor kinderen’ wat vaak leidt tot blijvende gevolgen bij kinderen. Momenteel zijn de vertrouwensartsen echter nog niet overal 7x24 uur bereikbaar voor artsen die overleg met ons willen.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen in uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘De meldcode is een goed instrument, maar de implementatie van de meldcode kan en moet beter. Professionals zijn verplicht om de meldcode te gebruiken bij een eerste signaal van kindermishandeling en huiselijk geweld. Alle stappen van de meldcode zijn van belang. Wanneer je de meldcode goed leest, wordt duidelijk dat professionals alleen zelf hulp kunnen organiseren wanneer ze er zeker van zijn dat de ingezette hulpverlening, ook op de lange termijn de onveiligheid oplost. In de praktijk wordt deze afweging echter geregeld gemaakt op grond van: staan ouders al dan niet open voor hulp. Wanneer ouders hulp willen, wordt er vaak niet gemeld, maar dat is niet het criterium dat de meldcode noemt. Daardoor zie je dat ernstige situaties van kindermishandeling en huiselijk geweld vaak laat bij Veilig Thuis terecht komen. Ik sta op het standpunt dat de vertrouwensartsen er in samenwerking met artsen voor moeten zorgen dat ernstige situaties veel eerder aan Veilig Thuis gemeld worden, ook al is er reeds door andere professionals hulp ingezet. Ik zou graag zien dat er bij het maken van de afweging alleen hulp bieden of ook melden, veel vaker contact met ons wordt gezocht.’
Hoe kan de monitoring van kinderen waarover zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Monitoring is zeer belangrijk omdat kindermishandeling in veel gevallen geen eenmalig incident is, maar een langdurige situatie. Het risico op herhaling is groot en het veranderen van patronen vraagt naast onderzoek om langlopende hulp en monitoring. Monitoring kan niet alleen bestaan uit het vastleggen van informatie over ernstige situaties. Minstens zo belangrijk is de monitoring van de effecten van hulpverlening, een gezamenlijke verantwoordelijkheid van professionals én Veilig Thuis. Wie welke verantwoordelijkheid op zich neemt zal in veel gevallen maatwerk zijn. Van belang is dat de professionals die betrokken zijn bij de hulp aan een gezin nieuwe signalen blijven opnemen en daarover met Veilig Thuis samenwerken en overleggen. Daarbij is het noodzakelijk dat Veilig Thuis snel over de voorgeschiedenis van kindermishandeling en huiselijk geweld in het gezin kan beschikken.’
Jacobine Geel, voorzitter van bestuur GGZ Nederland
‘We moeten we vaker en beter de kindcheck doen’
Wat kunnen ggz-professionals doen om te zorgen dat meer kinderen die met mishandeling bedreigd worden, veilig opgroeien, buiten wat ze nu al doen?
‘Een verslaving of sommige psychische aandoeningen bij ouders kunnen een risico vormen voor kindermishandeling in een gezin. Het is daarom belangrijk dat professionals in de volwassenen-ggz durven vragen naar de omgang met kinderen en zo het risico op mishandeling bespreekbaar maken. Ook kan het investeren in de kennis en kunde van professionals, en daarmee het verlagen van de handelingsverlegenheid, een belangrijke bijdrage leveren aan betere preventie en vroegsignalering.’
‘Kindermishandeling onttrekt zich vaak aan het zicht. Daarom willen we inzetten op meer samenwerking met de huisarts, politie en jeugdzorg om informatie uit te wisselen en eerder signalen op het spoor te komen. De ggz zou vaker onderdeel van de wijkteams moeten zijn. Als brancheorganisatie zullen we ons meer inzetten om het bewustzijn over kindermishandeling onder bestuurders van zorgorganisaties te vergroten, zodat het echt op de radar komt, en een gesprek erover vanzelfsprekend wordt.’
Voldoen de meldcode en de richtlijnen voor uw beroepsgroep bij het maken van de keuze tussen zelf hulp organiseren en een melding?
‘Op zich voldoet de meldcode, maar we moeten het gebruik ervan intensiveren. Als het gaat om psychisch kwetsbare ouders waaraan wij zorg verlenen, moeten we nog vaker en beter de kindcheck doen om inzicht te krijgen in de veiligheid van de kinderen. In het ene geval zullen ggz-hulpverleners een melding doen bij Veilig Thuis, in het andere geval zullen zij zelf hulp organiseren om erger te voorkomen. In dit proces van zorgvuldig afwegen hechten we aan een goede meedenk- en adviesfunctie van Veilig Thuis.’
‘Nu lijkt de belangrijkste vraag steeds: moet er een meldplicht komen? Het melden dreigt een doel op zich te worden. Hulpverleners vrezen dat psychisch kwetsbare ouders, uit angst voor een melding, zich uit zorg zullen terugtrekken. Het zal om die reden eerder schade berokkenen in plaats van voorkomen. Veilig Thuis heeft al veel werk. We zijn bang dat als er nog meer meldingen komen, Veilig Thuis zoveel tijd besteedt aan het checken van meldingen, dat de echte urgente meldingen niet meer gezien worden. Om al deze redenen zijn wij tegen een wettelijke meldplicht.’
Hoe kan de monitoringvan kinderen waarover zorgen bestaan, beter? Wie zou deze functie moeten vervullen?
‘Het doel is niet de monitoring, maar goede hulp aan jeugdigen. Door betere informatie-uitwisseling en samenwerking tussen hulpverleners die betrokken zijn bij een gezin, bijvoorbeeld de ggz-psycholoog in het wijkteam, de huisarts, de psychiater en de vertrouwensarts van Veilig Thuis, kunnen signalen van kindermishandeling eerder opgepikt worden. Wanneer een kind al eerder risico op verwaarlozing of mishandeling liep, dan kunnen hulpverleners dat meewegen in hun besluit tot hulp of behandeling, of het maken van een melding. Zodra een vermoeden van kindermishandeling wordt omgezet in een melding, heeft Veilig Thuis de regierol. Maar ik weet niet precies welke persoon het geheel zou moeten monitoren.’
Advies van Sprokkereef:
Een ‘radarfunctie’ voor Veilig Thuis
Bij huiselijk geweld en kindermishandeling is er een hoge kans op herhaling. Dat is het vertrekpunt in het advies Aanscherping en verbetering meldcode en werkwijze Veilig Thuis dat Jan-Dirk Sprokkereef op 5 oktober presenteerde. Eerder geweld of ernstige verwaarlozing is de belangrijkste voorspeller voor toekomstig geweld of ernstige verwaarlozing in huiselijke kring. Veilig Thuis zou een ‘radarfunctie’ moeten krijgen, zodat ernstige (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld altijd op één plek zijn vastgelegd. Bij de beoordeling van de veiligheid kun je dan altijd gegevens van eerdere of gelijktijdige meldingen betrekken.
In de huidige meldcode kan een hulpverlener bij ernstige (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld de keuze maken zelf hulp te verlenen, zonder de gegevens van het betrokken gezin te delen met Veilig Thuis. Dit betekent dat de casus niet wordt gecombineerd met overige bekende gegevens bij Veilig Thuis.
Andere belangrijke aanbevelingen:
Dit zijn de vijf stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling:
1. Breng signalen in kaart en leg ze vast in een dossier. Wanneer van toepassing, voer de kindcheck uit.
2. Overleg met een deskundige collega, raadpleeg eventueel Veilig Thuis of een forensisch arts.
3. Bij het gesprek met de cliënt: leg zorgen voor aan ouders, spreek ook het kind. Alleen als de veiligheid van het kind in gevaar komt, mag je het oudergesprek overslaan.
4. Weeg het geweld of de kindermishandeling. Raadpleeg bij twijfel altijd Veilig Thuis.
5. Beslis of je zelf hulp organiseert of een melding doet. Als je inschat dat je het gezin voldoende kunt beschermen, bied je de noodzakelijke hulp (5a). Als je inschat dat je gezinsleden onvoldoende kunt beschermen, doe je een melding bij Veilig Thuis (5b).
Basismodel stappenplan meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Aanpak kindermishandeling
Wat moet er anders?
Deze week werd het advies over een ‘nieuwe’ meldcode gepresenteerd. Aan het woord de betrokken beroepsgroepen, de vrouwenopvang, Inspectie voor de Gezondheidszorg en adviseur Jan-Dirk Sprokkereef. Over het risico op herhaling van kindermishandeling, samenwerking en de meldcode, maar vooral over de vraag hoe we meer mishandelde kinderen veilig kunnen laten opgroeien.
Marleen van Eijndhoven, bestuurder Moviera/
Vrouwenopvang
Frank van Leerdam, Inspectie voor de Gezondheidszorg
Petra van Haren, voorzitter AVS
René Héman, voorzitter artsenfederatie KNMG
Jolande Schoonenberg, voorzitter Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling
Jan-Dirk Sprokkereef,
adviseur VWS
Jacobine Geel,
voorzitter van bestuur GGZ Nederland
Advies van Sprokkereef
De meldcode in 5 stappen
Augeo Actueel - Praten met kinderen
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 4 2016
Augeo Actueel - Meldcode kindermishandeling
AM- Over veilig opgroeien - Nr. 3 2016
Kindermishandeling samen aanpakken
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 2 2016
Augeo Magazine - Over veilig opgroeien - Nr. 1 2016
De meldcode aanpassen: kans of risico?
Jaaroverzicht 2015
Pleegzorg: samen in verscheidenheid
De kindcheck voor medici - Signalen van ouders
Meer aandacht voor jongens en mannen ISPCAN
Pleegzorg: thuis in een ander gezin - Gasthoofdredactie: pleegzorgtijdschrift
Seksueel geweld tegen kinderen, gasthoofdredacteur Corinne Dettmeijer Nationaal Rapporteur
Jongerentaskforce: onderzoek in jeugdhulp over veiligheid
Veilig opgroeien: thuis en op school, primair onderwijs
Veilig opgroeien: thuis en op school, voorgezet onderwijs
Kindermishandeling stoppen: de rol van gemeenten
Jaaroverzicht
Kinderrechten
Onderwijs
Inzicht in ouderschap
Gezondheidszorg
Kinderopvang
KindCheck juni 2014
TKM gemeenten april 2014
TKM: gezondheidszorg en kindermishandeling
TKM-onderwijs - januari 2014
TKM-Jaaroverzicht 2013
TKM-Huwelijksdwang
TKM-Professionalisering
TKM-Meldcode
TKM-Herstel na trauma
TKM-onderwijs: Meldcode en hulp
TKM-special: kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg
TKM-onderwijs: Communiceren
TKM-onderwijs: vormen en gevolgen van kindermishandeling
TKM Armoede februari 2013
Verwaarlozing TKM december 2012
Seksueel misbruik
Special Commissie Samson
TKM special Prinsjesdag 2012
TKM special: verkiezingen 2012
Juni Tijdschrift Kindermishandeling
April 2012 Tijdschrift Kindermishandeling
Gedrukte uitgave - nr 4 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2011 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2010 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 4 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 3 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 2 2009 (pdf)
Gedrukte uitgave - nr 1 2009 (pdf)